ECLI:NL:RBDHA:2025:12974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/09/685462 / JE RK 25-902
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige Macey

Op 23 juni 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak betreffende de minderjarige Macey, geboren in 2013. De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor Macey, die al geruime tijd bij haar grootouders vaderszijde verblijft. De ouders, die beiden met persoonlijke problematiek kampen, zijn niet in staat om de zorg voor Macey zelf te dragen, maar de grootouders bieden een veilige en positieve omgeving voor haar ontwikkeling. De kinderrechter merkte op dat het perspectief van Macey door alle betrokkenen zelf is bepaald en dat het vrijwillig kader voldoende is om de nodige zorg te organiseren. De kinderrechter concludeerde dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing niet zijn vervuld, en dat een korte verlenging om een goede overdracht naar het vrijwillige kader te borgen niet zinvol is, gezien de capaciteitsproblemen bij de huidige gecertificeerde instelling. De kinderrechter sprak haar vertrouwen uit in de ouders en grootouders dat zij in het belang van Macey zullen samenwerken en de noodzakelijke hulpverlening zullen inschakelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/685462 / JE RK 25-902 en C/09/686683 / JE RK 25-1044
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vervanging van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.J. Brouwer te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
met een briefadres in [plaats] ,
advocaat mr. E.J. Coxon te Utrecht,
[grootmoeder]en
[grootvader],
hierna te noemen: de grootouders vaderszijde,
tevens de pleegouders,
beiden wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 mei 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 juli 2025, omdat de advocaat van de vader op de eerder geplande zittingsdatum verhinderd was. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken ook mee in de beoordeling:
- de beschikking van 30 mei 2025;
- het verzoekschrift tot vervanging van de gecertificeerde instelling, binnengekomen bij de rechtbank op 12 juni 2025;
- de aanvulling op het Raadsadvies van 18 juni 2025.
1.3.
Op 23 juni 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met de advocaat mr. M. Krol, gevestigd te Rotterdam, waarnemend voor de advocaat mr. M.J. Brouwer;
  • de grootouders vaderszijde;
  • [naam 1] en [naam 2] , vertegenwoordigers van de GI.
  • [naam 3] , een vertegenwoordiger van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, via videobellen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met een andere kinderrechter dan de behandelend kinderrechter op de zitting. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter met toestemming van [minderjarige] samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor een overzicht van de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 30 mei 2025.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de aangehouden duur van elf maanden. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Verder verzoekt de GI om Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te vervangen door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
3.2.
De GI heeft de verzoeken, kort en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. Door de uitval van de vaste jeugdbeschermer en capaciteitsproblemen bij de GI is het niet gelukt om het perspectiefonderzoek uit te voeren en duidelijkheid te creëren rondom het perspectief van [minderjarige] , zoals opgedragen door de kinderrechter in de beschikking van 20 februari 2025. De moeder heeft recent een terugval gehad in middelengebruik waardoor de stabiliteit en veiligheid van [minderjarige] niet gewaarborgd kunnen worden bij de moeder. Het is positief dat de moeder transparant is, goed in contact is met de hulpverlening en deze accepteert. Ten aanzien van de vader zijn er nog zorgen over het ontbreken van een stabiele woonruimte, het gebrek aan transparantie en het niet meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening. Inmiddels heeft de vader aangegeven dat hij bij de grootouders vaderszijde en [minderjarige] wil intrekken om een grotere rol en betrokkenheid in haar leven te kunnen hebben. Deze mogelijkheid moet nog nader onderzocht worden. [minderjarige] kan vlak overkomen in haar emoties en lijkt zich als overlevingsmechanisme af te sluiten van haar gevoelens. De contextuele therapie is nog niet van de grond gekomen en er zijn zorgen dat de afspraken vanuit het netwerk niet nageleefd zullen worden. Verlenging van de maatregelen is daarom nodig. De GI heeft zelf niet de capaciteit om de maatregelen uit te kunnen voeren, maar het Leger des Heils heeft zich bereid verklaard om de zaak over te nemen. Ook is er per direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar. Ook is er al contact geweest tussen de gedragswetenschappers van de GI en het Leger des Heils waardoor een warme overdracht mogelijk is en het perspectiefonderzoek direct uitgevoerd kan worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is, kort en zakelijk weergegeven, verweer gevoerd. De advocaat van de moeder verzoekt primair namens de moeder om de verzoeken af te wijzen en subsidiair om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor korte duur te verlengen om een borgingsplan te kunnen maken en de GI in dat geval niet te vervangen. Aan het criterium van het ontrekkingsgevaar dat een vereiste is voor een ondertoezichtstelling, wordt namelijk niet voldaan. De moeder werkt hard aan zichzelf en is in behandeling bij de GGZ. In maart heeft de moeder een terugval gehad, maar sindsdien is het gelukt om clean te blijven. De moeder is transparant en werkt overal aan mee. De moeder heeft ook toestemming gegeven aan de GI om contact op te nemen met haar GGZ behandelaren en een brief daartoe doorgestuurd en deze gegevens ook op de zitting beschikbaar gesteld. De moeder staat achter de plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde, ook als de vader bij de grootouders vaderszijde zou intrekken. Hoewel de moeder deze keuze ook lastig vindt en het liefst voor [minderjarige] zou willen zorgen, acht de moeder de plaatsing bij de grootouders vaderszijde in het belang van [minderjarige] . Een perspectiefonderzoek is dus ook niet meer nodig. De moeder vindt het daarbij wel belangrijk dat zij regelmatig omgang blijft houden met [minderjarige] .
Verder is gebleken dat de GI niet de capaciteiten heeft om het gezin te helpen. Agelopen periode is er geen begeleiding geweest. De moeder heeft goed contact met de grootouders vaderszijde en de ouders en grootouders kunnen de zorg rondom [minderjarige] zelf regelen waardoor het vrijwillig kader haalbaar is. Betrokkenheid van de GI is dus niet nodig.
In de stukken staat verder veel verouderde informatie waardoor de zaak niet goed kan worden overgedragen aan een andere GI en een overdracht contraproductief zal werken. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de grootouders vaderszijde en er zijn geen grote zorgen rondom haar ontwikkeling. Indien de maatregelen voor langere duur worden verlengd, de zaak wordt overgedragen aan het Leger des Heils en alsnog een perspectiefonderzoek verricht zal worden, verzoekt de moeder om in dat geval daarin ook meegenomen te worden in het onderzoek naar het perspectief.
Tot slot verzoekt de advocaat van de moeder om een ambtshalve proceskostenveroordeling wegens het niet voortvarend handelen van de GI.
4.2.
Door en namens de vader is, kort en zakelijk weergegeven, verweer gevoerd. De vader heeft de wens om bij de grootouders vaderszijde in te trekken waardoor een machtiging tot uithuisplaatsing niet langer nodig is. Er is voldoende ruimte in het huis van de grootouders vaderszijde en zij zijn daar ook mee akkoord. De vader kan op die manier de grootouders vaderszijde ondersteunen bij de opvoeding van [minderjarige] . De communicatie tussen de vader en de grootouders vaderszijde gaat steeds beter waardoor ze meer op één lijn zitten ten aanzien van de opvoeding van [minderjarige] en de loyaliteitsproblematiek die de vader zelf voelde, is afgenomen. De vader wil meewerken aan alle hulpverlening voor [minderjarige] en heeft ook ingestemd met de contextuele therapie. De informatie daarover in de stukken is reeds verouderd. De GI is niet meer betrokken waardoor er de afgelopen periode niks is gebeurd en het perspectiefonderzoek niet is uitgevoerd. De vader heeft inmiddels het vertrouwen in de GI verloren en heeft er ook geen vertrouwen in dat de zaak goed zal worden opgepakt door een andere GI. [minderjarige] verblijft al lange tijd bij de grootouders vaderszijde en heeft daar een veilig en sociaal leven opgebouwd. Ze zal over een paar maanden in [plaats] naar de middelbare school gaan en het is van belang om die fase goed te begeleiden met het gehele systeem. De vader en de moeder en de grootouders vaderszijde staan achter de plaatsing bij de grootouders vaderszijde. Iedereen heeft onderling goed contact en met elkaar kunnen zij zelf de hulpverlening rondom [minderjarige] regisseren. Het vrijwillig kader is hierdoor voldoende toereikend. Er moet duidelijkheid komen voor [minderjarige] waar zij zal opgroeien en het is niet in haar belang om de maatregelen te verlengen en weer vragen op te werpen ten aanzien van haar perspectief nu iedereen zich blijvend achter de plaatsing bij de grootouders heeft geschaard. Een korte verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van een borgingsplan heeft geen zin omdat de GI daar niet de capaciteiten voor heeft en dit niet door een andere GI zoals het Leger des Heils kan worden gedaan, nu zij zich eerst goed zou moeten inlezen in het dossier en dit ook weer tijd kost. De advocaat van de vader verzoekt daarom namens de vader om de verzoeken af te wijzen.
4.3.
De pleegouders hebben, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] en dat ze gelukkig is. Ze heeft een goede band met haar vader en haar moeder en de grootouders vaderszijde stimuleren [minderjarige] ook om goed contact te hebben met allebei de ouders. Er is geen strijd tussen de vader, de moeder en de grootouders vaderszijde en iedereen gaat goed met elkaar om in het belang van [minderjarige] . De pleegouders vaderszijde krijgen fijne ondersteuning vanuit pleegzorg en zijn in staat om samen met de ouders de hulpverlening rondom [minderjarige] te regelen.
4.4.
Het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft, kort en zakelijk weergegeven, desgevraagd toegelicht dat zij zich bereid hebben verklaard om de zaak op te pakken en hebben per direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar. De overdracht is al eerder besproken en ingepland waardoor een warme overdracht mogelijk is.

5.De beoordeling

Verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
De kinderrechter overweegt dat uit het dossier en hetgeen besproken is ter zitting dat niet gebleken is dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft al lange tijd bij de grootouders vaderszijde, omdat de ouders vanwege hun eigen problematiek niet in staat zijn de zorg en opvoeding van [minderjarige] zelf te dragen. [minderjarige] ontwikkelt zich daar heel positief.
De GI is de afgelopen periode door het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer in verband met capaciteitsproblemen niet meer actief betrokken geweest bij het gezin. Hierdoor staat er veel verouderde informatie in de ingediende stukken, dit is ter zitting ook gebleken en besproken. Door de afwezigheid van een vaste jeugdbeschermer is de hulpverlening voor [minderjarige] en het perspectiefonderzoek waartoe de kinderrechter in de beschikking van 20 februari 2025 opdracht had gegeven, ook niet van de grond gekomen.
Hoewel er nog zorgen bestaan rondom de persoonlijke problematiek van de ouders en er enige zorg is over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] zelf, zijn deze niet zodanig om te kunnen spreken van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Te meer niet nu gebleken is dat het perspectief van [minderjarige] door alle betrokkenen zelf ter zitting is bepaald bij de grootouders vaderszijde. De moeder heeft ter zitting openheid gegeven over de reden waarom zij het eerder lastig vond om achter een blijvende plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde te staan. Zij vond het lastig als de vader, nadat hij bij grootouders vaderszijde zou zijn ingetrokken, meer contact zou hebben met [minderjarige] dan zij zelf. Nu ziet de moeder in dat zij hiermee niet in het belang van [minderjarige] denkt en handelt en ziet zij dat een blijvende plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders vaderszijde wél in het belang van [minderjarige] is en staat zij wél achter een blijvende plaatsing, ook als de vader bij hen in zou trekken.
De kinderrechter vindt het krachtig van de moeder dat zij dit durft te erkennen en uit te spreken én dat zij vervolgens wél kan denken en handelen in het belang van [minderjarige] .
De kinderrechter stelt daarmee vast dat het perspectief van [minderjarige] bij de grootouders vaderzijde is bepaald waardoor het perspectiefonderzoek niet langer nodig is. De grootouders vaderszijde zullen de doorslaggevende beslissingen nemen ten aanzien van de hulpverlening voor [minderjarige] als de ouders en de grootouders vaderszijde het niet met elkaar eens zijn. De ouders en grootouders vaderszijde hebben dit ter zitting besproken en onderschreven. De grootouders vaderszijde zullen de ouders zo veel mogelijk betrekken bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Het belang van [minderjarige] staat daarbij ten allen tijde voorop.
De ouders staan verder achter de inzet van contextuele therapie voor [minderjarige] . De moeder is in behandeling bij de GGZ om aan zichzelf te werken. De moeder geeft daarbij openheid van zaken en is goed in contact met de hulpverleningsinstanties. De vader, de moeder en de grootouders vaderszijde accepteren de noodzakelijke zorg en hulpverlening voor [minderjarige] en zijn ook in staat om dat zelf te organiseren in het vrijwillig kader.
Nu er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, het perspectief van [minderjarige] is bepaald door alle betrokkenen zelf en het vrijwillig kader voldoende toereikend is om de nodige zorg rondom [minderjarige] te organiseren, is er niet voldaan aan de gronden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing en zal de kinderrechter de verzoeken daarom afwijzen.
De kinderrechter merkt hierbij op dat zij een korte verlenging van de maatregelen om een goede overdracht naar het vrijwillige kader te kunnen borgen niet zinnig vindt, nu bij de huidige GI geen capaciteit is om dit op te pakken en de nieuwe GI zich eerst moet inlezen en alle betrokkenen moet leren kennen, voordat zij deze overdracht op een goede manier kunnen vorm geven.
De kinderrechter spreekt haar, gelet op hetgeen en de wijze waarop dat ter zitting is besproken, haar vertrouwen naar ouders en grootouders vaderszijde uit dat zij in het belang van [minderjarige] alles in het werk zullen stellen om goed met elkaar samen te werken en de juiste en noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] en zichzelf in te schakelen.
Vervanging van de GI
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat er geen belang meer is bij de behandeling van het verzoek vervanging van de GI nu het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgewezen. De kinderrechter zal het verzoek tot vervanging van de GI daarom afwijzen.
Ambtshalve proceskostenvergoeding
5.3.
De kinderrechter ziet in de aangedragen omstandigheden door de advocaat van de moeder geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt om in een procedure waarin familierechtelijke betrekkingen aan de orde zijn, in beginsel geen van partijen te veroordelen in de proceskosten van de andere partij.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2025 door
mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 30 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.