ECLI:NL:RBDHA:2025:13

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
NL24.13654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 januari 2025, is de zaak behandeld van eiseres die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend op 8 oktober 2022. Eiseres heeft op 28 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft eerder, op 27 september 2024, het beroep van eiseres gegrond verklaard en de minister een beslistermijn van vier weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding. De minister heeft echter verzet ingesteld tegen deze uitspraak, wat leidde tot een hersteluitspraak op 12 december 2024.

In de onderhavige uitspraak heeft de rechtbank opnieuw het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de minister behandeld. De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat eiseres eerst schriftelijk aan de minister moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist, voordat zij beroep kan indienen. Aangezien de wettelijke beslistermijn van vijftien maanden op 18 augustus 2024 eindigde, was de ingebrekestelling van 11 maart 2024 prematuur, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13654

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 8 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiseres heeft op 28 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
3. Op 27 september 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiseres gegrond verklaard en daarbij aan de minister een beslistermijn van vier weken opgelegd. Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag dat de minister deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
4. De minister heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Bij uitspraak van
28 november 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het verzet van de minister gegrond verklaard. Op 12 december 2024 is hersteluitspraak gedaan, welke in de plaats treedt van de uitspraak van 28 november 2024.
5. In onderhavige uitspraak beslist de rechtbank opnieuw op het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op haar asielaanvraag.
5.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Overwegingen

6. Voordat eiseres een beroep kan indienen tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, moet eiseres schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist (de ingebrekestelling). [2] Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan eiseres beroep indienen.
7. De minister moet uiterlijk binnen vijftien maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. [3] Als in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt onderzocht of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen, [4] vangt de termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
8. De aanvraag van eiseres is op 18 mei 2023 opgenomen in de nationale procedure, nadat het onderzoek als bedoeld in artikel 42, zesde lid van de Vw is afgerond. De wettelijke beslistermijn van vijftien maanden, die in de gronden van het beroep niet wordt bestreden, eindigde derhalve op 18 augustus 2024. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 11 maart 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters,griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 42, eerste en vierde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Artikel 42, zesde lid van de Vw.