ECLI:NL:RBDHA:2025:13003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/09/684312 / JE RK 25-772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in gezinsgerichte voorziening

Op 23 juni 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen is verlengd. De zaak betreft de minderjarigen [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3], [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5], die in een gezinsgerichte voorziening verblijven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstige zorgen vertonen over hun veiligheid bij de ouders, die zonder vaste woonplaats in Nederland verbleven en feitelijk in België wonen. De kinderrechter heeft de eerdere beschikking van 11 juni 2025 in acht genomen, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 30 juni 2025. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling over de impact van omgangsmomenten op de kinderen serieus genomen, evenals de zorgwekkende uitspraken en gedragingen van de kinderen die duiden op trauma en onveiligheid. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen en dat stabiliteit voor hen op dit moment van groot belang is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/684312 / JE RK 25-772
Datum uitspraak: 23 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
- [de minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
- [de minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
- [de minderjarige 3]geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,
- [de minderjarige 4]geboren op [geboortedatum 4] 2022 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 4] ,
- [de minderjarige 5]geboren op [geboortedatum 5] 2023 in [geboorteplaats 4] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland, feitelijk verblijvende in België,
advocaat: mr. A.T. Bol te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 11 juni 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 juni 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 11 juni 2025;
  • de door de advocaat ingediende stukken, ontvangen op 17 juni 2025;
  • het bericht van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 19 juni 2025;
  • de pleitnotitie van de advocaat van de ouders, die ter zitting aan de kinderrechter is overgelegd.
1.3.
Op 23 juni 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders via telefonische verbinding;
  • de advocaat van de ouders;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1
Voor de feiten verwijs de kinderrechter naar de beschikking van 11 juni 2025.

3.Rechtsmacht

3.1.
Namens de ouders is aangevoerd dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om -over eerdere verzoeken en - over het verzochte te oordelen, aangezien de gezinsleden geen woonplaats in Nederland hadden, maar wel over een woonplaats elders beschikten. De gezinsleden waren met de auto op vakantie in Nederland en ten tijde van de spoedmaatregelen waren zij nog woonachtig in IJsland. Sinds juli 2024 hebben de gezinsleden een woonplaats in België. Daarbij wordt erop gewezen dat voorlopige spoedmaatregelen de woonplaats niet wijzigen. Primair wordt de kinderrechter verzocht om zich, conform artikel 18 van de van de Verordening (EU) nr. 2019/1111 (Brussel II-ter), onbevoegd te verklaren om van het verzoek kennis te nemen. Aanvankelijk is ook het verweer gevoerd dat als kinderrechter de Nederlandse rechter wel bevoegd acht, niet de rechtbank Den Haag maar de rechtbank Rotterdam bevoegd is. Ter zitting is dit verweer niet langer gehandhaafd.
3.2
Het Gerechtshof Den Haag is bij beschikking van 5 maart 2025 tot het oordeel gekomen dat de kinderen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland. [1] De kinderrechter ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] zich in Nederland bevindt, is de Nederlandse rechter bevoegd te beslissen op het verzoek van de Raad op grond van artikel 7 van de Verordening (EU) nr. 2019/1111 (Brussel II-ter).

4.Het verzoek

4.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek– zakelijk en samengevat weergegeven – als volgt gemotiveerd. De omgangsmomenten hebben een grote impact op de kinderen. Zij ervaren veel stress en hebben ongeveer vier dagen nodig om te stabiliseren na een omgangsmoment. Deze stress kan leiden tot een achterstand in sociale, emotionele en cognitieve vaardigheden. Na de omgang is te zien dat [de minderjarige 1] zich terugtrekt, de grenzen extreem opzoekt en confrontatie lijkt op te zoeken met de gezinshuisouders en haar zusje [de minderjarige 2] . Ook benoemt zij zich zorgen te maken over de moeder. [de minderjarige 2] slaapt de eerste nacht na een omgangsmoment niet door vanwege nachtmerries of uit angst om alleen te zijn. Mogelijk komt dit doordat haar trauma is geactiveerd. Ook heeft zij meer moeite met schakelen als dingen anders lopen dan verwacht, blijft zij hangen in een boze bui en heeft zij meer behoefte aan knuffels. [de minderjarige 4] valt terug in het praten met klanken, terwijl zij wel woorden kan zeggen. Ook gaat zij veel slaan en duwen, met name richting de poes en [de minderjarige 5] . [de minderjarige 5] wil na de omgangsmomenten niks meer weten van mannen. De gezinshuisvader mag haar dan niet verschonen of verzorgen. Zij draait haar hoofd weg, schudt nee en gilt. Ook weigert zij te drinken. [de minderjarige 3] verkrampt tijdens de omgang: hij spant zijn kuiten aan en maakt een vuist tegen zijn wang. Ook huilt en gilt hij. Daarnaast krabt hij zichzelf in de eerste dagen na het omgangsmoment met de ouders open. De kinderen zijn aangemeld voor specialistische GGZ voor diagnostiek en onderzoek naar trauma en hechting. De verwachte wachttijd is zes maanden. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben zorgwekkende uitspraken gedaan over huiselijk geweld van de vader richting de moeder en de kinderen, het moeten liegen van de ouders, het leven in een auto, het bedelen voor geld en eten, het zien van seksuele handelingen tussen de ouders en het uitvoeren van seksuele handelingen door de kinderen onderling. Ook hebben de kinderen diverse uitspraken gedaan die erop duiden dat ze niet weg willen van de gezinshuisouders totdat het geweld in de thuissituatie bij de ouders gestopt is. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 3] beelden daarnaast seksuele handelingen uit. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 4] hebben aangegeven dat papa en mama deze ‘gekkigheid’ ook deden. Er wordt gezien dat de kinderen onder gestimuleerd zijn en traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt. Wat zij precies hebben meegemaakt, wordt zonder openheid van zaken door de ouders niet duidelijk. Op 27 januari 2025 is de aanmelding voor het NIKA-traject bij iHub afgewezen vanwege onvoldoende transparantie en/of medewerking vanuit de ouders, en omdat de bezoekmomenten een te grote spanning opleveren bij de kinderen. Er is onvoldoende vertrouwen, omdat het contrast tussen wat de kinderen voor, tijdens en na de omgangsmomenten laten zien en de uitspraken die zij op school, in de gezinshuizen en bij de gecertificeerde instelling hebben gedaan, én tussen wat de ouders aangeven over de geschiedenis van de kinderen dusdanig groot is. Er wordt bij de ouders onvoldoende inzicht in het eigen handelen gezien. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben meermaals bij de gezinshuisouders en jeugdbeschermers aangegeven graag met de politie te willen praten. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geven aan dat ze eerlijk willen vertellen wat er thuis is gebeurd. Er is een Top-Teen-onderzoek en een CAP afgenomen vlak na de spoeduithuisplaatsing en de situatie is voorgelegd aan de politie, waar intern overlegd zal worden over wat de mogelijkheden zijn. Verder hebben de kinderen behoefte aan duidelijkheid over waar zij gaan opgroeien en is de aanvaardbare termijn bijna verstreken.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek ter zitting als volgt nader gemotiveerd. In de gezinshuizen gaat het goed met de kinderen en zij ontwikkelen zich daar goed. Wat de gecertificeerde instelling terug blijft horen, is dat alle kinderen enorm van slag zijn na de omgangsmomenten. De kinderen gillen dan zo hard dat het de trommelvliezen doet trillen en er gehoorbescherming is gekocht voor de andere kinderen in het gezinshuis. Dit maakt het zwaar voor iedereen in het gezinshuis, mede door de gebroken nachten. Op de school van [de minderjarige 1] wordt gezien dat zij na een omgangsmoment veel minder tot ontwikkeling komt en minder stuurbaar is. Verder gaat haar ontwikkeling in spraak en motoriek wel goed. De gecertificeerde instelling is van plan om vanaf de zomervakantie meer omgangsmomenten tussen [de minderjarige 3] en de meiden in te plannen. De kinderen zijn ook aangemeld voor zwemles. Verder heeft de gecertificeerde instelling aangegeven in overleg met de gezinshuizen en de ouders een vast moment te willen bepalen waarop informatie over en foto’s van de kinderen naar de ouders gestuurd zullen worden. De gecertificeerde instelling is voornemens om een perspectiefonderzoek te starten. Aangezien het NIKA-traject de aanmelding heeft afgewezen, wordt er gekeken naar een alternatief om in te zetten. De gecertificeerde instelling acht een uitbreiding van het contact niet wenselijk voor de kinderen. Gedacht wordt aan het inzetten van Triple P tijdens de omgangsmomenten. Triple P is meer gericht op ouderschap en de ouder-kind interactie. De gecertificeerde instelling ziet dat de omgangsmomenten fijn verlopen en dat de ouders hun best doen. De reactie van de kinderen erna en de uitspraken van een aantal kinderen zijn echter heel zorgelijk. Het is lastig om met de ouders hierover in gesprek te gaan, omdat zij zeggen dat de uitspraken die de kinderen doen, niet kloppen. Ook is het zorgelijk dat de vader [de minderjarige 1] heeft gevraagd om te liegen, waardoor [de minderjarige 1] van slag terugkwam van de omgang. De jeugdbeschermer heeft een video gezien die gemaakt is, waarin te zien is dat [de minderjarige 3] hysterisch begint te gillen zodra hij op het parkeerterrein van de plek waar het omgangsmoment met de ouders plaatsvindt, ziet waar hij is. Waar deze reactie precies vandaan komt blijft gissen. Er is zo’n zes weken geleden bij de politie aangifte gedaan door de gecertificeerde instelling tegen de ouders naar aanleiding van de uitspraken van de kinderen. De aangifte is in onderzoek genomen door de politie. De jeugdbeschermer heeft meermaals bij de politie aangegeven dat de ouders contact willen over de aangifte. In het politieonderzoek zullen de Top-Teen- en CAP-onderzoeken meegenomen worden. Met betrekking tot de vraag van ouders aan de gecertificeerde instelling, waarom er geen jeugdbeschermer in België is langsgekomen, heeft de jeugdbeschermer aangegeven dat een huisbezoek buiten de Nederlandse grens vaak door de Centrale Autoriteit wordt gedaan. Dat is hier ook gedaan. Mocht er worden gedacht aan zoiets als een logeerweekend bij de ouders, zal er worden bekeken of er toch een huisbezoek afgelegd wordt. Dit is nu nog niet aan de orde. Met betrekking tot de veiligheid zijn er zorgen over wat er in de zomer van 2024 en de jaren ervoor is gebeurd. De zorgen rondom de omgang maken het terugwerken naar huis lastig. De gecertificeerde instelling denkt veel na over wat passend is en waarmee ouders een kans kan worden geboden en waarbij tegelijkertijd de veiligheid van de kinderen kan worden gewaarborgd. De wens van de ouders dat de kinderen dichter bij de Belgische grens geplaatst worden is begrijpelijk. Er is echter hard gezocht naar een plek voor de vijf kinderen en de gecertificeerde instelling is blij dat het gelukt is om hen te kunnen plaatsen bij slechts twee verschillende gezinshuizen nabij elkaar.

5.De standpunten

5.1.
Door en namens de ouders verweer gevoerd tegen het verzochte.
Primair is verzocht om het verzoek van de gecertificeerde instelling af te wijzen. Subsidiair is verzocht om het verzoek toe te wijzen voor de duur van een maand teneinde de gecertificeerde instelling de gelegenheid te geven om in overleg te treden met de Belgische autoriteiten omtrent de overdracht van de maatregelen. Namens de ouders is naar voren gebracht dat niet is voldaan aan de gronden voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en de eisen van zorgvuldigheid. Uit de verslagen van Care4all blijkt dat de interactie tussen de kinderen en de ouders over het algemeen positief verloopt, dat zij zich bij elkaar op hun gemak en veilig lijken te voelen. Er kan dan ook niet zonder meer geconcludeerd worden dat de kinderen na een bezoekmoment een stressreactie laten zien vanwege een trauma opgelopen voor de uithuisplaatsing. Dit kan ook komen door het trauma dat de kinderen hebben opgelopen door de uithuisplaatsing. De kinderen vragen tijdens de omgangsmomenten met regelmaat wanneer zij naar huis kunnen. Mogelijk komt de stressreactie doordat zij niet met de ouders mee mogen. De gecertificeerde instelling heeft afwijzend gereageerd op een verzoek om alternatieven aan te dragen om de stressreactie te verminderen of te voorkomen, anders dan het beperken van het contact met de ouders. Het beperken van de bezoekmomenten draagt mogelijk enkel bij aan symptoombestrijding en niet aan het zien en verhelpen van het daadwerkelijke probleem. De uithuisplaatsing veroorzaakt mogelijk meer schade en trauma dan het contact met de ouders. Care4alll adviseert geen inperking van de contactmomenten en acht het wenselijk dat de contacten dichter bij de woonplaats van de ouders plaatsvindt. Ook zouden de kinderen een keer bij de ouders kunnen logeren. De ouders hebben verder herhaaldelijk aangegeven zich niet te herkennen in de uitspraken van de kinderen uit de periode voorafgaand aan de uithuisplaatsing. De ouders vinden deze uitspraken zorgelijk en stellen vraagtekens bij de opvang en begeleiding van de kinderen. Ouders ontkennen met klem dat er sprake is geweest van huiselijk geweld, al dan niet in het bijzijn van de kinderen. Een wachtlijst van zes maanden voor onderzoek dat moet uitwijzen of de kinderen trauma hebben opgelopen, is een onaanvaardbaar lange termijn en een ernstige inbreuk op het recht op family life. Het is voor de ouders daarnaast onduidelijk waarom zij zijn afgewezen voor het NIKA-traject, omdat zij steeds aan alles hebben meegewerkt en transparant zijn over hun situatie. Bij een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing moet er actief gewerkt worden aan een thuisplaatsing. De ouders hebben een stabiele woon- en leefsituatie in België waar zij zonder meer de kinderen kunnen opvangen. Mede gelet op de bevindingen van Care4All is het onaanvaardbaar dat noch onderzocht is of de kinderen terug kunnen naar de ouders, noch is gekeken naar alternatieven voor de uithuisplaatsing, noch contact is opgenomen met de Belgische autoriteiten omtrent de mogelijkheden voor een overdracht. Dit is in strijd met het subsidiariteitsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel. De gecertificeerde instelling wil nu wel onderzoek doen naar het perspectief van de kinderen vanwege de aanvaardbare termijn. Daarom zouden de omgangsmomenten juist uitgebreid moeten worden. De gecertificeerde instelling heeft geen recente informatie overgelegd, niet aangetoond dat er sprake is van kindonveiligheid bij de ouders, en de vermoedens van de gecertificeerde instelling zijn de afgelopen maanden onvoldoende geconcretiseerd. Volgens de omgangsrapportages komen de ouders niet alleen heel liefdevol en betrokken over naar de kinderen, maar ook richting elkaar. Als er sprake was geweest van een structureel patroon van huiselijk geweld, had dit zich al moeten openbaren. Dat de ouders liefdevol zijn richting de kinderen en dat zij steeds meer moeite hebben met afscheid nemen is niet in lijn met het beeld van kinderen die verwaarloosd en mishandeld zouden zijn door hun ouders. Eerdere onderzoeken naar een jeugdbeschermingsmaatregel zijn afgerond zonder dat er een verzoek is ingediend. Het is onduidelijk waar de uitspraken van de kinderen vandaan komen, maar er kan niet zonder meer gesteld worden dat er sprake is van onveiligheid. Het Top-Teen-onderzoek en het Cap- onderzoek zijn negen maanden geleden uitgevoerd. De advocaat vraagt zich af waarom er toen geen aangifte is gedaan. Uit het feit dat de politie nog geen contact heeft opgenomen met de ouders, leidt de advocaat af dat er geen prioriteit aan wordt gegeven. Een uithuisplaatsing is zeer ingrijpend en traumatiserend. Deze maatregel moet in verhouding staan tot het gevaar waar deze kinderen tegen worden beschermd. Het is in het belang van deze kinderen dat zij zo snel mogelijk teruggaan naar hun ouders. Met betrekking tot mogelijke achterstanden in de ontwikkeling is een ondertoezichtstelling voldoende om hier zicht op te houden. De ouders staan open voor elke vorm van hulpverlening. Uit het verslag van Care4all volgt dat de ouders goed samenwerken met de hulpverlening, ontvankelijk zijn voor feedback en advies en hun afspraken nakomen. Verder geven de ouders aan dat de gecertificeerde instelling geen gehoor heeft gegeven aan de wens van de ouders om structureel op de hoogte gesteld te worden over de kinderen. Ook is de gecertificeerde instelling, ondanks een eerdere belofte, niet langsgekomen bij de ouders in België.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
6.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter heeft ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de ouders. Op het moment dat het gezin in Nederland is aangetroffen was er geen sprake van een vaste woning dan wel een vast vakantieadres. Het gezin werd laat in de avond in een auto langs de weg aangetroffen. Sinds de spoeduithuisplaatsing hebben de kinderen tegen verschillende volwassenen, namelijk tegen leerkrachten op school, de jeugdbeschermers en de pleegouders van zowel het crisisopvanggezin als de huidige pleeggezinnen, zeer zorgwekkende uitspraken gedaan. Deze uitspraken van de kinderen moeten zeer serieus worden genomen. Het is van belang dat onderzocht wordt waarom zij deze uitspraken doen. Naast de zorgelijke uitspraken, vertonen de kinderen ook zorgelijk gedrag. Gezien is dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 4] seksuele handelingen nadoen en verrichtten met poppen. Ook [de minderjarige 3] liet een seksuele handeling zien met de gezinshuisouder. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 4] hebben aangegeven deze ‘gekkigheid’ bij de ouders te hebben gezien. De kinderrechter vindt het ook zorgelijk dat [de minderjarige 1] heeft aangegeven dat de vader tijdens een omgangsmoment tegen haar heeft gezegd dat zij moest vertellen dat de gezinshuisouder haar met een riem heeft geslagen. Dit omgangsmoment was een dag nadat de jeugdbeschermer op zitting had aangegeven dat [de minderjarige 1] had verteld dat de vader haar met een riem sloeg. De kinderrechter ziet wel dat de omgangsmomenten liefdevol verlopen en dat de kinderen hun ouders graag zien. Dat de kinderen tegelijkertijd ook heel veel last ervaren vlak voor en een aantal dagen na de omgangsmomenten maakt de situatie extra ingewikkeld. De kinderrechter begrijpt dat de situatie heel verdrietig en pijnlijk is voor de ouders, maar acht het van groot belang dat de kinderen verblijven op een plek waar zij veilig zijn en tot hun ontwikkeling kunnen komen. Een overdracht aan de Belgische autoriteiten en een nieuwe verplaatsing van de kinderen is momenteel niet in het belang van de kinderen die baat hebben bij stabiliteit.
6.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] , [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] in een gezinsgerichte voorziening tot 23 september 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 3 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 5 maart 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:618.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.