ECLI:NL:RBDHA:2025:1301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
677981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, betreffende een minderjarige, geboren in 2009 in België. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige opgroei- en opvoedproblemen, waaronder conflicten met de omgeving en een bedreiging met een mes. De kinderrechter oordeelde dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat gedwongen hulpverlening noodzakelijk is. De ouders van de minderjarige hebben geprobeerd hulp te krijgen, maar zonder succes. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige een beschermende omgeving nodig heeft en dat plaatsing in een gesloten setting noodzakelijk is om zijn veiligheid en die van anderen te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/677981 / JE RK 24-2338
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , België,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 31 december 2024;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 14 januari 2025;
  • het nagezonden raadsrapport van 16 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] voorafgaand aan de zitting naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van zijn advocaat. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door [naam 3] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft bij [instelling] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 november 2024 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 25 januari 2025 en een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 25 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek schriftelijk en ter zitting, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er is al jarenlang sprake van forse opgroei- en opvoedproblemen, waarbij [de minderjarige] moeite heeft met zijn emotieregulatie. Hierdoor komt hij frequent in conflict met zijn omgeving. Er heeft een heel ernstig incident plaatsgevonden, waarbij [de minderjarige] zijn ex-vriendin heeft bedreigd met een mes. De voorlopige hechtenis van [de minderjarige] is geschorst. De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt ernstig bedreigd omdat sprake is van afglijden in criminaliteit, agressiviteit en beperkte emotieregulatie. [de minderjarige] luistert niet naar de moeder en de stiefvader (hierna te noemen: de ouders) en in de thuissituatie is het dusdanig geëscaleerd dat hij daar nu niet kan wonen. [de minderjarige] geeft aan dat hij wel wil veranderen, maar dat dit hem – mede door zijn eigen problematiek – niet lukt. Daarnaast is er ook onvoldoende vertrouwen tussen de ouders en [de minderjarige] om die verandering in de thuissituatie op te kunnen pakken. De ouders zijn heel betrokken en zij hebben de afgelopen jaren vaak zelf om hulp gevraagd. Ook hebben zij hulp van de politie en het CIT ingeschakeld toen de zorgen echt groot werden. Ondanks de inzet van diverse vormen van hulpverlening is het niet gelukt om de zorgen terug te dringen. Er zal iets doorbroken moeten worden om tot de kern van de problematiek te komen. [de minderjarige] erkent de zorgen en ook de school geeft aan dat [de minderjarige] altijd goed aan te spreken was op zijn gedrag en zijn eigen aandeel ook kan erkennen. Dat is een positief uitgangspunt om met hem aan de slag te gaan. Niet alleen [de minderjarige] moet met zichzelf aan de slag, maar ook de ouders zullen stappen moeten zetten om weer dichter tot [de minderjarige] te komen. Het vertrouwen moet worden hersteld en de ouders zullen moeten leren hem meer los te laten en hem verantwoordelijkheid te geven. Aangezien het gedrag van [de minderjarige] te zelfbepalend is, en hulpverlening onvoldoende van de grond is gekomen, is gedwongen hulpverlening nodig om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en de ouders en [de minderjarige] hierin te ondersteunen en te ontlasten. Gelet op de ernst van de problematiek vindt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden passend. De Raad verzoekt tevens een gesloten machtiging voor de duur van zes maanden. [de minderjarige] verblijft pas sinds kort op [instelling] en begeleiding en behandeling is dus nog onvoldoende van de grond gekomen. Een thuisplaatsing of plaatsing op een open groep is daarom geen optie. [de minderjarige] weet dat hij eerst moet werken aan zijn gedrag, voordat hij – met hulpverlening – terug kan naar huis.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft zich bij monde van zijn advocaat, gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter voor zover het de ondertoezichtstelling betreft. [de minderjarige] heeft ingestemd met het verzoek tot de gesloten machtiging. Hoewel een gesloten plaatsing voor drie maanden eigenlijk zijn voorkeur heeft, ziet hij in dat het binnen deze termijn niet mogelijk is om terug te keren naar huis. Daarmee volgt [de minderjarige] de mening van zijn ouders. Een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden is inderdaad nodig, waarbij het ook belangrijk is dat het vertrouwen van de moeder in [de minderjarige] herstelt.
4.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte omdat zij ziet dat [de minderjarige] hulp nodig heeft voor zijn problematiek en dat een periode van drie maanden te kort is om die hulp te kunnen bieden.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat er nog geen behandeling voor [de minderjarige] is gestart. Uit het psychologisch onderzoek moet volgen bij wat voor behandeling hij gebaat is. De gecertificeerde instelling moet verder nog onderzoeken of systemische hulpverlening (MDFT) al vanuit [instelling] gestart kan worden. Verder heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat [de minderjarige] gedurende zijn verblijf bij [instelling] betrokken is geraakt bij een aantal incidenten. Dit is heel zorgelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderechter overweegt daartoe als volgt. De Raad heeft onderbouwd aangedragen, en ter zitting toegelicht, dat sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige] . Deze ontwikkelingsbedreiging vindt zijn oorzaak grotendeels in zijn persoonlijke, kind-eigen problematiek. Dit uit zich in zorgwekkend en zelfbepalend gedrag en moeite met het reguleren van zijn emoties. Het gedrag van [de minderjarige] is erg onvoorspelbaar, hij is zelfbepalend en hij maakt verkeerde keuzes. Dit heeft ook geleid tot politiecontacten, en inmiddels ook tot verdenking van een ernstig strafbaar feit. De ouders van [de minderjarige] hebben langs verschillende wegen getracht hulp te krijgen bij hun pogingen [de minderjarige] op de goede weg te helpen maar hebben die pogingen even zo vaak zien stranden. Zij zijn zonder meer bereid, maar onvoldoende in staat om zelfstandig de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. De kinderrechter is van oordeel dat een ondertoezichtstelling aangewezen is. Gelet op de aard en de ernst van de ontwikkelingsbedreiging en de tijd die naar verwachting nodig zal zijn om die weg te nemen, is de verzochte duur van twaalf maanden daarvoor passend.
5.3.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat een gesloten machtiging voor de verzochte duur van zes maanden noodzakelijk is. Door het gedrag van [de minderjarige] kan zijn veiligheid en de veiligheid van anderen in de thuissituatie niet worden gewaarborgd. Uit de verklaring van de gedragswetenschapper en de toelichtingen ter zitting leidt de kinderrechter af dat gedegen diagnostisch onderzoek noodzakelijk is en dat het proces van diagnostiek en behandeling geruime tijd in beslag zal nemen. Plaatsing in een open setting is niet verantwoord vanwege de ernst van de problematiek. [de minderjarige] heeft een beschermende omgeving nodig, waarin duidelijke kaders en regels gelden. De komende periode zal in de gesloten setting worden onderzocht wat [de minderjarige] nodig heeft en welke behandeling geboden moet worden.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [de minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 21 januari 2025 tot 21 januari 2026;
6.2.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 21 januari 2025 tot 21 juli 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.1 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van L. van der Gaag als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).