ECLI:NL:RBDHA:2025:13015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing proceskostenvergoeding na inwilliging asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoekster, met een V-nummer, had een asielaanvraag ingediend die aanvankelijk was afgewezen. Na een tussenuitspraak van de rechtbank op 6 december 2024, waarin de verweerder werd verzocht om gebreken in het bestreden besluit te herstellen, heeft de verweerder op 5 juni 2025 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
De rechtbank heeft in deze uitspraak enkel het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep na de inwilliging van haar asielaanvraag. De verweerder heeft in een brief van 23 juni 2025 meegedeeld zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt en dat de verweerder niet heeft betwist dat hij tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen, en de rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze vergoeding is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).