ECLI:NL:RBDHA:2025:13015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL22.7129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding na inwilliging asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoekster, met een V-nummer, had een asielaanvraag ingediend die aanvankelijk was afgewezen. Na een tussenuitspraak van de rechtbank op 6 december 2024, waarin de verweerder werd verzocht om gebreken in het bestreden besluit te herstellen, heeft de verweerder op 5 juni 2025 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.

De rechtbank heeft in deze uitspraak enkel het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep na de inwilliging van haar asielaanvraag. De verweerder heeft in een brief van 23 juni 2025 meegedeeld zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt en dat de verweerder niet heeft betwist dat hij tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen, en de rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze vergoeding is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7129

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding en procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot en met 6 december 2024 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak verweerder in de gelegenheid gesteld om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Bij brief van 19 december 2024 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat hij gebruik zal maken van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Bij besluit van 5 juni 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank alleen nog het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep na de inwilliging van haar asielaanvraag.
Bij brief van 23 juni 2025 heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. De rechtbank stelt vast dat verzoekster proceskosten heeft gemaakt. Haar aanvraag is afgewezen, waarna verweerder – na tussenkomst van de rechtbank – alsnog aan het beroep is tegemoetgekomen door inwilliging van de asielaanvraag. Verweerder heeft niet betwist dat hij tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en hij verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen.
3. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van een proceskostenvergoeding van € 1.814,-. Deze vergoeding is vastgesteld op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij is 1 punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.