ECLI:NL:RBDHA:2025:13023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686450 / JE RK 25-1008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 14 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak werd behandeld onder zaaknummer C/09/686450 / JE RK 25-1008. De kinderrechter heeft het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, niet meer of onvoldoende aanwezig zijn. Tijdens de zitting op 14 juli 2025 waren de ouders van [de minderjarige] aanwezig, evenals hun advocaten. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] bestaat, maar dat de ouders inmiddels in staat zijn om samen te werken en de nodige stappen te zetten voor de juiste hulpverlening. De kinderrechter heeft voldoende vertrouwen in de ouders om hen de kans te geven om de benodigde hulpverlening in te schakelen zonder een gedwongen kader. De kinderrechter heeft het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen en benadrukt dat er zorg zal worden gedragen voor een warme overdracht naar het vrijwillig kader.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686450 / JE RK 25-1008
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. Koyak te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 juni 2025;
- het verweerschrift van de moeder met bijlagen van 7 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat en bijgestaan door een tolk;
  • de advocaat van de vader;
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek. [de minderjarige] is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder. [de minderjarige] verblijft van zaterdagmiddag tot woensdagmiddag bij de moeder. Van woensdagmiddag tot zaterdagmiddag verblijft [de minderjarige] bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 juli 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 17 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt. Er zijn grote zorgen over het ontregelde gedrag dat [de minderjarige] vertoont. De school kon het gedrag van [de minderjarige] niet meer hanteren en daarom gaat hij daar al een tijd niet meer naar toe. [de minderjarige] ging vervolgens twee keer per week naar dagbesteding bij Care2Connect, maar vanwege meerdere fysieke incidenten is hij daar ook niet meer welkom. Op dit moment heeft [de minderjarige] geen dagbesteding. Er waren veel spanningen en ruzies tussen de ouders omdat zij niet op één lijn zaten wat betreft het hanteren van regels richting [de minderjarige] . [de minderjarige] verkeerde hierdoor voortdurend in een onrustige opvoedomgeving omdat hij zich telkens opnieuw moest aanpassen wanneer hij bij de andere ouder verbleef. Sinds de zitting van 16 mei 2025 bij de familierechter in deze rechtbank, zijn er geen signalen meer geweest van onrust tussen de ouders. De situatie tussen de ouders lijkt te zijn gestabiliseerd, wat mogelijk ook een positief effect zal hebben op de ontwikkeling en het gedrag van [de minderjarige] . Het is het afgelopen jaar niet gelukt om hulpverlening in te zetten, waardoor het nog niet duidelijk is of het gedrag van [de minderjarige] het gevolg is van kind-eigenproblematiek of van de verwarrende en onrustige opvoedomgeving waar [de minderjarige] in verkeert. Het is noodzakelijk dat [de minderjarige] passende behandeling en dagbesteding krijgt. Omdat er recent nog zorgen waren over de onrustige thuissituatie en de verstoorde verstandhouding tussen de ouders is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft. Een jeugdbeschermer moet erop toezien dat de positieve ontwikkeling voortgezet wordt en dat er hulpverlening voor [de minderjarige] wordt ingezet.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De ouders zijn tot het inzicht gekomen dat zij samen met elkaar de verantwoordelijkheid moeten nemen voor [de minderjarige] en stemmen daarom de opvoedstijlen op elkaar af. Sinds de ouders thuis dezelfde regels hanteren en er minder ruzies plaatsvinden, heeft dit een zichtbaar positief effect op [de minderjarige] . De ouders zijn ook beter in staat met elkaar te communiceren en gezamenlijk beslissingen te nemen in het belang van [de minderjarige] . De ouders en [de minderjarige] zijn nu eindelijk in rustiger vaarwater terecht gekomen. De hulpverlening die tot nu toe is ingezet, sluit volgens de moeder niet goed aan op wat [de minderjarige] nodig heeft. De moeder vermoedt dat er kind-eigenproblematiek speelt bij [de minderjarige] . Dit moet in kaart worden gebracht door middel van diagnostiek. De moeder vreest dat een verlenging van de maatregel een averechtse werking gaat hebben op [de minderjarige] . De moeder is bereid de hulpverlening binnen het vrijwillig kader te accepteren. De ouders hebben allebei een persoonlijke begeleider die de ouders hierin kan begeleiden.
4.2.
Namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek en verzocht het verzoek af te wijzen dan wel voor een kortere duur van zes maanden toe te wijzen. Er is geen actuele ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] die kan worden afgewend door middel van een ondertoezichtstelling. Iedereen is het erover eens dat er ernstige zorgen zijn over [de minderjarige] en dat er diagnostiek en behandeling moet plaatsvinden. Passende medicatie kan de oplossing zijn voor het gedrag dat [de minderjarige] vertoont en dan zou [de minderjarige] ook weer naar dagbesteding kunnen gaan. De ouders zijn nu in staat met elkaar samen te werken en de nodige stappen te zetten om voor [de minderjarige] de juiste hulp in te zetten, met ondersteuning vanuit de persoonlijke begeleiders van de ouders en de advocaten. Een gedwongen kader heeft geen meerwaarde.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), niet meer, althans onvoldoende, aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter is er nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Deze ernstige ontwikkelingsbedreiging ligt in de complexe gedragsproblematiek die [de minderjarige] vertoont, waar diagnostiek en behandeling voor nodig is. Daarbij is de dagbesteding van [de minderjarige] bij Care2Connect sinds kort plotseling weggevallen. De zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging nodig is wordt echter voldoende geaccepteerd door de ouders en [de minderjarige] . De ouders willen niets liever dan dat [de minderjarige] geholpen wordt en werken aan alles mee. De jeugdbeschermer heeft op de zitting bevestigd dat de samenwerking met de ouders altijd goed is geweest en alle afspraken met de jeugdbeschermer zijn nagekomen. De kinderrechter is van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft omdat een gedwongen kader, gelet op het afgelopen jaar, niet als breekijzer lijkt te kunnen fungeren om de noodzakelijk geachte hulpverlening daadwerkelijk van de grond te laten komen. [de minderjarige] was aangemeld bij Youz, waar hij eerder een traject heeft gevolgd. Op de zitting heeft de jeugdbeschermer naar voren gebracht dat Youz deze aanmelding heeft afgewezen. Op dit moment ligt er geen andere aanmelding in het verschiet en is er ook geen zicht op dagbesteding voor [de minderjarige] . De ouders willen zelf in het vrijwillig kader, met behulp van hun persoonlijke begeleiders en advocaten, de stappen zetten om de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] in te schakelen en gelet op het voorgaande heeft de kinderrechter voldoende vertrouwen in de ouders om hen deze kans geven. De kinderrechter zal het verzoek om Cingez onder toezicht te stellen daarom ook afwijzen. Alle betrokkenen hebben op de zitting toegezegd, ondanks de aflooptermijn van de huidige ondertoezichtstelling, zorg te zullen dragen voor een warme overdracht naar het vrijwillig kader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025 door
mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier, en op schrift gesteld op 17 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.