ECLI:NL:RBDHA:2025:13032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
09/199230-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en overtredingen van de Wegenverkeerswet

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 17 juni 2024 met zijn auto, een Land Rover Discovery, in de richting van een politieagent heeft gestuurd. De verdachte reed met hoge snelheid en heeft daarbij twee keer een scherpe stuurbeweging naar links gemaakt, waardoor de politieagent, die op een motorfiets naast hem reed, moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor poging doodslag, overtredingen van de Wegenverkeerswet en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn rijgedrag de politieagent ernstig in gevaar heeft gebracht en dat er sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van de agent. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot 2 weken hechtenis voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan de benadeelde partij, de politieagent, voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/199230-24
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 27 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.H. Limburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Windhorst naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde geen standpunt ingenomen.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten 2 en 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024191988, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 67).
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 13-15):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , verklaar het volgende:
Op 17 juni 2024 zat op het politiebureau te Den Haag. Ik hoorde op de verbindingen dat een collega motorrijder een achtervolging had. Vervolgens zag ik dat de Landrover met grote snelheid zijn weg vervolgde over de Binckhorstlaan in de richting van de Mercuriusweg. Ik zag dat de Landrover op de 2e rijstrook reed geteld vanaf de middenberm. Ik ben naast de Landrover gaan rijden op rijstrook 1 geteld vanaf de middenberm. Ik zag dat de bestuurder een scherpe beweging naar links maakte en mij afsneed, ik zag dat de Landrover zeer scherp naar links stuurde en vrijwel in zijn geheel op rijstrook 1 kwam waar ik reed. Ik moest fors remmen om een aanrijding te voorkomen, ik ben al remmend snel naar links uitgeweken om te voorkomen dat hij mij aanreed. Ik zag dat de bestuurder nog een keer dezelfde beweging maakte naar links maakte. Ook hierbij kwam de Landrover op mijn rijstrook, ook deze keer moest ik snel uitwijken naar links en fors remmen om te voorkomen dat de Landrover mij aanreed.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 16-19):
Op 17 juni 2024 hoorde wij dat de [nummer] een achtervolging had van een personenauto met kenteken [kenteken] . Al genoemde straatnamen in dit proces-verbaal bevinden zich in gemeente Den Haag. Ik zag dat betrokken voertuig op rijstrook twee reed van de Rotterdamsebaan. Ik zag dat collega [verbalisant 1] op rijstrook één reed. Ik zag dat collega [verbalisant 1] naast betrokken voertuig reed ter hoogte van het bestuurdersportier. Ik zag dat er voor het betrokken voertuig geen ander voertuig reden en dat de volledige rijbaan autovrij was. Ik zag dat het betrokken voertuig een stuur beweging richting collega [verbalisant 1] maakte. Tijdens deze beweging kwam het betrokken voertuig met zijn linker wielen op rijstrook één. Ik zag dat dit een krachtig en snelle beweging was. Betrokken voertuig was zodanig rijstrook één opgereden dat hij collega [verbalisant 1] had geraakt als collega [verbalisant 1] geen uitwijk manoeuvre had toegepast. Ik zag dat het betrokken voertuig direct weer terug stuurde naar rijstrook twee. Ik zag dat hij ongeveer 5 meter weer rechtuit op rijstrook twee reed. Ik zag dat collega [verbalisant 1] nog steeds op rijstrook één reed. Ik zag dat hij nu ongeveer ter hoogte van de achterzijde van betrokken voertuig reed. Ik zag dat betrokken voertuig met een krachtige en snelle beweging naar links stuurde rijbaan één op. Gezien bovengenoemde bevindingen was het voor mij duidelijk dat de bestuurder van betrokken voertuig doelbewust collega [verbalisant 1] wilde aanrijden op zijn dienstmotor.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Voertuig
Merk/type : Land Rover Discovery Sport
Kenteken : [kenteken]
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 31-36):
Op 17 juni 2024 uur reed ik achter het betrokken voertuig. Ik zag dat mijn collega motorrijder op rijstrook 1 reed in de richting van de BoogieWoogie tunnel. Het voertuig reed op rijstrook 2 in dezelfde richting. Ik zag dat de motorrijder naast het voertuig ging rijden. Mijn collega reed rechts van het midden, op rijstrook 1. Ik zag dat het voertuig plotseling een stuurbeweging naar links maakte, richting mijn collega motorrijder. Ik zag dat mijn collega naar links moest uitwijken om een aanrijding te voorkomen. Ik zag dat het voertuig tot ongeveer het midden van rijstrook 1 kwam en toen terugstuurde. Ik zag dat het voertuig hierdoor op de rijlijn van de motorrijder kwam en dat enkel door zijn uitwijkmanoeuvre een aanrijding kon werd voorkomen. Ik zag later op de bodycam dat mijn snelheid volgens de GPS van de bodycam op dat moment 68 kilometer per uur was.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Voertuig
Merk/type : Land Rover Discovery Sport
Kenteken : [kenteken]
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 22-23):
Camera staat gericht op de in- en uitgang van de Victory Boogiewoogie tunnel aan de zijde van 's-Gravenhage.
17.Jun 2024 18:28:54:Ik zie dat een politieambtenaar op een dienstmotor naast het voertuig van verdachte rijdt. Ik zei dat verdachte een plotselinge stuurbeweging naar links maakt. Ik zie dat de politieambtenaar op de dienstmotor hierdoor moet remmen om een aanrijding te voorkomen. Ik zie ook dat de politieambtenaar op de dienstmotor met zijn lichaam naar voren beweegt, wat indiceert dat het remmen met een hoge kracht ging.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 mei 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 juni 2024 (p. 31-36);
Feit 3
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 mei 2025;
2. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 17 juni 2024 (p. 25-27);
3.4.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte als bestuurder van een auto met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur twee keer in de richting van verbalisant [verbalisant 1] heeft gestuurd, terwijl [verbalisant 1] op een motorfiets naast hem reed. [verbalisant 1] heeft twee keer fors moeten remmen en moeten uitwijken naar links om te voorkomen dat de verdachte hem met diens auto aanreed. Naar het oordeel van de rechtbank kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte, [verbalisant 1] met de auto zou hebben geraakt, indien [verbalisant 1] niet had geremd en was uitgeweken. De verklaring van [verbalisant 1] hieromtrent vindt steun in de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] en in hetgeen verbalisant [verbalisant 3] heeft waargenomen op de camerabeelden, zoals beschreven in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen.
Is er sprake van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of bedreiging?
De rechtbank ziet met de officier van justitie en de raadsvrouw geen aanknopingspunten om te oordelen dat de verdachte het kwade opzet had om [verbalisant 1] te doden of om aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [verbalisant 1] dan wel op het aan hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen gedood zou worden, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank is van oordeel dat een aanmerkelijke kans bestond op de dood van [verbalisant 1] . Naar algemene ervaringsregels levert een zijlingse aanrijding tussen een auto en een motorfiets, die beide met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur rijden, de aanmerkelijk kans op dat de motorrijder ten val komt en daarbij in botsing kan komen met een obstakel, en hij daardoor kan komen te overlijden. Deze conclusie wordt versterkt door het gegeven dat ter hoogte van de plek waar de manoeuvre plaatsvond, in de middenberm van de weg – dus direct naast de rijstrook waar [verbalisant 1] reed - meerdere (lantaarn)palen stonden waarmee hij bij het vallen of het verliezen van de controle van zijn motor in botsing had kunnen komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de voornoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, worden opgemaakt dat het rijgedrag van de verdachte er op was gericht om koste wat kost te ontkomen aan de politie. Dit blijkt ook uit de verklaring van de verdachte, die hij bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, dat hij op de vlucht sloeg omdat hij nog moest vastzitten. De verklaring van de verdachte dat hij een stuurbeweging naar links maakte, omdat hij op de linkerbaan wilde rijden en hij bij het zien van de agent zich corrigeerde door weer naar rechts te sturen, acht de rechtbank onaannemelijk. Agent [verbalisant 1] had zijn zwaailicht en sirene aan, de verdachte had zijn raam open aan de bestuurderszijde en [verbalisant 1] achtervolgde de verdachte al enige minuten. Dat de verdachte [verbalisant 1] niet zou hebben gezien, is onaannemelijk. Verder heeft verbalisant [verbalisant 2] verklaard dat er geen andere voertuigen voor de auto van de verdachte reden en dat de volledige rijbaan autovrij was, zodat de verdachte geen reden had om op de linkerbaan te willen rijden. Tevens verklaren zowel [verbalisant 1] als verbalisant [verbalisant 2] dat de verdachte tot twee keer toe met een tussenpoos een snelle beweging naar links maakte. Als de verdachte daadwerkelijk na het zien van [verbalisant 1] heeft willen corrigeren door naar rechts te sturen, dan had de verdachte niet voor een tweede maal een stuurbeweging naar links gemaakt.
Nu de lezing van de verdachte als onaannemelijk wordt verworpen, zal de rechtbank moeten afgaan op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen. Naar oordeel van de rechtbank is het op genoemde manier en onder genoemde omstandigheden snel en scherp insturen op een motorrijder naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ten val brengen van [verbalisant 1] - met de mogelijk fatale gevolgen daarvan - dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [verbalisant 1] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is in dit verband niet gebleken.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en Rijswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] (brigadier van de Nationale Politie) opzettelijk van het leven te beroven,
(meermalen) met een auto (Landrover, type discovery, kenteken [kenteken] ) met hoge snelheid in de richting heeft gestuurd van voornoemde [verbalisant 1] (terwijl die [verbalisant 1] op een motorfiets naast hem reed), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en Rijswijk, als bestuurder van een voertuig (Landrover Discovery, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Juliana van Stolberglaan, Siebergstraat, De Vriesstraat, Stuyvesantstraat, Laan van Nieuw Oost-Indië, Van Alkemadelaan, Benoordenhoutseweg, Zuid-Hollandlaan, Koningskade, Lekstraat, Binckhorstlaan, BoogieWoogietunnel, Laan van Delftvliet en Laan van Hoornwijck zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door (meermalen)
- door rood te rijden;
- rechts in te halen;
- tegen de verplichte rijrichting in te rijden;
- over een fietspad te rijden;
- zich niet aan de snelheidslimiet te houden (waaronder 120 waar 50 is toegestaan en 160 waar 80 is toegestaan);
- tegen een politievoertuig aan te rijden;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
hij op 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en Rijswijk, als bestuurder van een motorrijtuig (Landrover Discovery kenteken [kenteken] heeft gereden op de weg, (o.a.) Rijswijkseplein en Laan van Hoornwijck, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van oplegging van de gedragsinterventie, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot 2 weken hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat een taakstraf ook tot de mogelijkheden behoort.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag door met een auto in de richting van een politieagent, die op dat moment op een motorfiets naast de verdachte reed, te sturen. De verdachte heeft daarmee de politieagent ernstig in gevaar gebracht. De verdachte deed dit, terwijl de politieagent met diens optische- en geluidssignalen aan reed en zijn stopbord voortdurend aan had en aldus bezig was met het uitoefenen van zijn publieke taak, het handhaven van de orde en de veiligheid. Dit gevaarlijke rijgedrag stond niet op zichzelf, maar was onderdeel van een dollemansrit door de binnenstad, op een tijdstip in de avond waarop er veel andere weggebruikers – waaronder voetgangers en fietsers – aanwezig waren, waarbij de verdachte meerdere malen stoptekens van agenten heeft genegeerd en andere weggebruikers door zijn rijgedrag in gevaar heeft gebracht. De verdachte heeft daarbij zijn eigen belang, om niet aangehouden te worden, telkens voorop gesteld. Hier komt nog bij dat de verdachte niet eens een auto had mogen besturen, omdat hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Dit alles valt de verdachte bijzonder kwalijk te nemen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren twee keer een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor het rijden zonder rijbewijs.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare zaken, waarbij een automobilist een verbalisant op een dienstmotor van de weg heeft proberen te rijden. Een gevangenisstraf van twee jaren wordt in zo’n geval vaker opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf die de officier van justitie ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 heeft geëist, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, passend en geboden is. Tevens acht de rechtbank, alles afwegende en conform de eis van de officier van justitie, ten aanzien van feit 3, een straf van 2 weken hechtenis passend en geboden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf, te weten 8 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met uitzondering van de gedragsinterventie, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Voorlopige hechtenis
De verdachte is op 1 oktober 2024 uit de voorlopige hechtenis geschorst tot aan de einduitspraak. De ernstige bezwaren voor die voorlopige hechtenis zijn thans aanwezig vanwege de bewezenverklaring. Uit de terugkoppeling van de reclassering blijkt dat met het toezicht en de behandeling nog nauwelijks vorderingen zijn gemaakt, zodat vooralsnog wordt aangenomen dat het recidivegevaar onveranderd is, zodat die grond voor de voorlopige hechtenis aanwezig blijft, evenals de 12-jaars grond. Echter is ook gebleken dat er geen verandering is gekomen in de redenen die destijds tot schorsing hebben geleid. De rechtbank zal deze schorsing, nu het enkele feit van de veroordeling en het opleggen van een vrijheidsstraf langer dan het voorarrest geen reden is voor opheffing van de schorsing en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, niet opheffen. De rechtbank geeft de verdachte hiermee tevens de kans een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. De voorwaarden verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis gelden totdat dit vonnis onherroepelijk is.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en subsidiair te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,-.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 500,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 juni 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald; ten behoeve van [verbalisant 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 62 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 9, 107, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
poging doodslag;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt op afspraak bij reclassering Leger des Heils op het adres Binckhorstlaan 287 te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- deelneemt intake en diagnostiek door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering. De behandeling start indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft bij Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start z.s.m. na ingang van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel
korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 3 tot:
hechtenisvan
2 (TWEE) WEKEN;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis voortduurt;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [verbalisant 1] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [verbalisant 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] (brigadier van de Nationale Politie) opzettelijk van het leven te beroven,
(meermalen) met een auto (Landrover, type discovery, kenteken [kenteken] ) met hoge snelheid in de richting heeft gestuurd van voornoemde [verbalisant 1] (terwijl die [verbalisant 1] op een motorfiets naast hem reed), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meermalen) met een auto (Landrover, type discovery, kenteken [kenteken] ) met hoge snelheid in de richting heeft gestuurd van voornoemde [verbalisant 1] (terwijl die [verbalisant 1] op een motorfiets naast hem reed), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te 's-Gravenhage [verbalisant 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (meermalen) met een auto (Landrover, type discovery, kenteken [kenteken] ) met hoge snelheid in de richting te sturen van voornoemde [verbalisant 1] (terwijl die [verbalisant 1] op een motorfiets naast hem reed);
2
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en/of Rijwijk, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (Landrover Discovery, kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Juliana van Stolberglaan, Siebergstraat, De Vriesstraat, Stuyvesantstraat, Laan van Nieuw Oost-Indië, Van Alkemadelaan, Benoordenhoutseweg, Zuid-Hollandlaan, Koningskade, Lekstraat, Binckhorstlaan, BoogieWoogietunnel, Laan van Delftvliet en Laan van Hoornwijck zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door (meermalen)
- door rood te rijden;
- rechts in te halen;
- tegen de verplchte rijrichting in te rijden;
- over een fietspad te rijden;
- zich niet aan de snelheidslimiet te houden (waaronder 120 waar 50 is toegestaan en 160 waar 80 is toegestaan);
- in de richting sturen van een motoragent;
- tegen een politievoertuig aan te rijden;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
3
hij op of omstreeks 17 juni 2024 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk, althans in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig (Landrover Discovery kenteken [kenteken] heeft gereden op de weg, (o.a.) Rijswijkseplein en/of Laan van Hoornwijck, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;