ECLI:NL:RBDHA:2025:13034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.3610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische vrouw met bedreigingen van Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw die bedreigd werd door Al-Shabaab. De vrouw, geboren in 1996, diende op 22 januari 2023 een asielaanvraag in Nederland in, na te zijn ontvoerd door Al-Shabaab in Somalië. Tijdens haar ontvoering werd zij gedwongen te trouwen met een lid van Al-Shabaab, wat haar leven in gevaar bracht. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen, omdat de problemen met Al-Shabaab als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de vrouw over haar ontvoering en de dreigingen van Al-Shabaab niet in strijd waren met beschikbare informatie en dat de minister niet adequaat had gereageerd op de door de vrouw aangedragen argumenten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere gebreken in acht genomen moesten worden. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3610

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres]

[v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.H. van Kersbergen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 14 mei 2025 heeft eiseres nadere stukken en een schriftelijke toelichting ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de tolk M. Abdullahi en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Zij heeft op 22 januari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
1.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres woonde in Somalië in het [plaats] en had daar een winkeltje waarin zij producten verkocht aan (onder andere) soldaten van de Somalische regering. Op 13 september 2022 is eiseres, toen zij op weg was naar Afgooye, ontvoerd door twee mannen van Al-Shabaab. Eiseres is door hen naar een huis gebracht en is daar opgesloten. De volgende dag kwam er een man van Al-Shabaab naar haar toe. Die man heeft tegen haar gezegd dat zij goederen verkoopt aan ongelovigen en afvallig is en dat zij daarom zal worden vermoord, tenzij zij gaat trouwen met een man van Al-Shabaab. Op
15 september 2022 vonden er beschietingen plaats rond het huis waarin eiseres was opgesloten. In die hectiek heeft eiseres de mogelijkheid gezien om uit een klein raam te klimmen en te ontsnappen. Daarbij heeft zij een grote snijwond in haar ene been en een (schamp)schotwond in haar andere been opgelopen. Eiseres is naar haar oom gevlucht. Die heeft ervoor gezorgd dat zij Somalië op 20 september 2022 per vliegtuig kon verlaten.
Bij terugkeer naar Somalië vreest eiseres door Al-Shabaab te worden vermoord.
Op 1 augustus 2024 heeft eiseres vernomen dat haar oom problemen heeft met Al-Shabaab en op 20 augustus 2024 heeft zij vernomen dat haar oom vermist is.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met Al-Shabaab.
2.2.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. De door eiseres gestelde problemen met Al-Shabaab heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht, omdat in dat verband niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Het geloofwaardig geachte element levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw, omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiseres een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of dat zij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Tevens heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd, inhoudende dat eiseres Nederland en de Europese Unie binnen vier weken moet verlaten.
Beroepsgronden tegen geloofwaardigheidsbeoordeling
3. Eiseres voert aan dat verweerder haar problemen met Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres stelt dat haar verklaringen over wat er in Somalië is gebeurd passen in de informatie uit algemene bronnen over Somalië. Uit het Algemeen Ambtsbericht Somalië van 2023 (hierna: AA 2023) blijkt dat de connectie van eiseres, door middel van haar winkel, met de Somalische overheid reden kan zijn voor negatieve aandacht van Al-Shabaab, en ook blijkt daaruit dat zij als gescheiden vrouw ‘beschikbaar’ is voor een strijder van Al-Shabaab. Verder stelt eiseres dat zij twee grote littekens op haar benen heeft, die ook zijn gedocumenteerd door MediFirst, dat dit op zijn minst een begin van bewijs voor haar verklaringen is en dat het op de weg van verweerder lag om hiernaar forensisch medisch onderzoek te laten verrichten. Eiseres betwist verder dat haar verklaringen over haar ontsnapping aan Al-Shabaab ongerijmd zijn en dat zij vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over (het contact met) haar oom. Voorts stelt eiseres dat uit het kaartje op pagina 91 van het AA 2023, anders dan verweerder stelt, niet blijkt dat het gebied waar zij is ontvoerd onder controle staat van de Somalische overheid. Dit gebied is geregistreerd als ‘mixed/unclear’, hetgeen past bij de verklaringen van eiseres dat Al-Shabaab daar aanwezig was. Er is volgens eiseres dat ook geen sprake van dat haar verklaringen op dit punt in strijd zijn met landeninformatie.
Het oordeel van de rechtbank over de geloofwaardigheidsbeoordeling
4. De rechtbank stelt voorop dat eiseres de door haar gestelde problemen met Al-Shabaab (element 2) niet met documenten heeft onderbouwd. Daarom heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de problemen met Al-Shabaab op geloofwaardigheid beoordeeld. Verweerder heeft deze verklaringen ongeloofwaardig geacht, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Daarin is bepaald dat de verklaringen van de vreemdeling samenhangend en aannemelijk en niet in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie moeten zijn.
4.1.
Verweerder heeft eiseres in dit verband in de eerste plaats tegengeworpen dat zij niet duidelijk heeft gemaakt waarom Al-Shabaab haar heeft ontvoerd (hierna: de eerste tegenwerping; zie punt 2.1 van het bestreden besluit). Deze tegenwerping berust naar het oordeel van de rechtbank echter niet op een deugdelijke motivering en zorgvuldige voorbereiding. Hiertoe geldt het volgende. Eiseres heeft verklaard dat zij in Somalië een winkeltje had waarin zij goederen verkocht aan soldaten van de Somalische regering en dat Al-Shabaab tijdens haar ontvoering tegen haar heeft gezegd dat zij een afvallige vrouw is omdat zij goederen verkoopt aan ongelovigen en dat zij daarom zal worden vermoord, tenzij zij gaat trouwen met een lid van Al-Shabaab (p. 4 en 14 NG). Eiseres, die een gescheiden vrouw is, heeft hiermee twee redenen genoemd voor haar ontvoering door Al-Shabaab: (1) de Al-Shabaab ongevallige gang van zaken rond haar winkeltje en (2) het (gedwongen) huwen met een lid van Al-Shabaab. Verweerder is in het bestreden besluit echter alleen ingegaan op de eerste door eiseres genoemde reden. De tweede door eiseres genoemde reden heeft verweerder ten onrechte niet kenbaar betrokken. Hierdoor heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende uitgelegd waarom hij meent, laat staan waarop hij baseert, dat de door eiseres genoemde redenen voor ontvoering niet zwaarwegend genoeg voor Al-Shabaab zijn om tot ontvoering over te gaan. Verder geldt dat deze verklaringen van eiseres op zichzelf bezien passen in de informatie in het AA 2023 over Al-Shabaab. Uit het AA 2023, pagina’s 21 en 60, volgt namelijk dat burgers die door Al-Shabaab als loyaal aan de overheid worden gezien de negatieve aandacht van Al-Shabaab kunnen krijgen en dat Al-Shabaab in de verslagperiode – december 2021 tot en met juni 2023 – veelvuldig meisjes en vrouwen bleef dwingen tot een huwelijk en hen daartoe ontvoerde. Ook dit is in het bestreden besluit door verweerder niet kenbaar betrokken. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende uitgelegd waarom hij meent dat eiseres meer moet kunnen verklaren over de redenen voor haar ontvoering door Al-Shabaab dan zij heeft gedaan. Daarbij is van belang dat eiseres slechts kan vertellen wat zij van Al-Shabaab heeft vernomen en niet in het hoofd van Al-Shabaab kan kijken. Gelet op het voorgaande kan de eerste tegenwerping, zoals die is gemotiveerd in het bestreden besluit, geen stand houden.
4.2.
Verweerder heeft eiseres verder tegengeworpen dat haar verklaringen over (de gebeurtenissen rondom) haar ontsnapping vaag en ongerijmd zijn (hierna: de tweede tegenwerping; zie punt 2.2 van het bestreden besluit). Ook deze tegenwerping berust naar het oordeel van de rechtbank niet op een deugdelijke motivering en zorgvuldige voorbereiding. Hiertoe geldt het volgende. Met zijn standpunt dat het onwaarschijnlijk is dat eiseres met twee gewonde benen (aan het ene been een snijwond, aan het andere been een (schamp)schotwond) nog vijf minuten heeft kunnen rennen, geeft verweerder een medisch inhoudelijk oordeel. Verweerder zelf is echter geen medisch deskundige en gesteld noch gebleken is dat hij zich in dit verband door een medisch deskundige heeft laten adviseren. Dit in het bestreden besluit door verweerder ingenomen standpunt ontbeert dan ook de benodigde medische onderbouwing. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende uitgelegd waarom hij het ongerijmd vindt dat eiseres, zoals zij heeft verklaard, eerst te bang was om te ontsnappen, maar wel durfde te ontsnappen toen er buiten beschietingen plaatsvonden. Verweerder ziet kennelijk een bepaalde mate van tegenstrijdigheid in deze verklaringen, maar de rechtbank volgt dit niet. Eiseres heeft in dit verband verklaard dat zij eerst niet durfde te ontsnappen omdat zij bang was dat haar ontvoerders, die zij steeds in de buurt van het huis hoorde, haar zouden betrappen (p. 10 NG); toen de beschietingen begonnen en zij merkte dat haar ontvoerders zich moesten verdedigen, is eiseres alsnog ontsnapt (p. 5 NG). Met deze laatste verklaring zegt eiseres in feite dat zij tijdens de beschietingen haar kans schoon zag om te ontsnappen, omdat haar ontvoerders op dat moment geen aandacht meer voor haar hadden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met enig andere verklaring van haar. Verweerder heeft in het bestreden besluit verder nog gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiseres juist tijdens een schietpartij durft te ontsnappen omdat dit minstens even gevaarlijk voor eiseres is als een ‘normale ontsnapping’, maar deze vergelijking kan zonder nadere motivering aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval (waaronder de omstandigheid dat de beschietingen niet op eiseres waren gericht), welke motivering ontbreekt, niet worden gevolgd. Bovendien gaat verweerder er met dit standpunt vanuit dat er een volledig rationele afweging aan de keuze van eiseres om te ontsnappen vooraf is gegaan, terwijl dit hoogstwaarschijnlijk niet het geval is geweest, nu zij die keuze plotseling en snel heeft moeten maken. Dit heeft verweerder niet onderkend. Gelet op het voorgaande kan ook de tweede tegenwerping, zoals die is gemotiveerd in het bestreden besluit, geen stand houden.
4.3.
Verweerder heeft eiseres ook tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over haar contact met haar oom, en dat haar verklaring dat haar oom vanwege haar is ontvoerd door Al-Shabaab louter berust op vermoedens (hierna: de derde tegenwerping; zie punt 2.3 van het bestreden besluit). Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres wisselend heeft verklaard over het contact met haar oom op
1 augustus 2024. Eiseres heeft namelijk eerst, tijdens haar vrije relaas, verklaard dat haar oom op 1 augustus 2024 aan haar heeft verteld dat hij problemen kreeg omdat hij haar had geholpen (p. 6 NG). Verderop tijdens het gehoor heeft eiseres echter verklaard dat zij niet met haar oom heeft gesproken en dat zij op 1 augustus 2024 alleen met haar moeder heeft gesproken (p. 12 NG). Eiseres heeft weliswaar in haar correcties en aanvullingen vermeld dat zij op 1 augustus 2024 zowel met haar oom als met haar moeder heeft gesproken, maar nu zij niet heeft uitgelegd hoe het komt dat zij hierover tijdens het nader gehoor zo tegenstrijdig heeft verklaard, heeft verweerder deze correctie niet hoeven volgen. Dit deel van de derde tegenwerping kan dus stand houden. Dit geldt echter niet voor het tweede deel van de tegenwerping, te weten dat de verklaring van eiseres dat haar oom vanwege haar is ontvoerd door Al-Shabaab louter berust op vermoedens. Verweerder heeft aan dit standpunt enkel ten grondslag gelegd (zie punt 2.3 van het voornemen, laatste zin) dat eiseres haar verklaring over haar oom volledig heeft gebaseerd op wat zij van haar moeder heeft gehoord. Deze motivering acht de rechtbank echter ‘te kort door de bocht’. De enkele omstandigheid dat eiseres zich baseert op informatie die zij van haar moeder heeft gekregen is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat de verklaring van eiseres over de ontvoering van haar oom louter berust op vermoedens. Verweerder dient hierbij op zijn minst ook kenbaar te betrekken wát eiseres heeft verklaard over het contact met haar moeder en over de informatie die zij van haar moeder heeft gekregen. Dat heeft verweerder niet gedaan.
Gelet op het voorgaande kan de derde tegenwerping, zoals die is gemotiveerd in het bestreden besluit, slechts deels stand houden.
4.4.
Verweerder heeft eiseres voorts tegengeworpen dat haar verklaringen tegenstrijdig zijn met de informatie uit het AA 2023, omdat daaruit blijkt dat de woonplaats van eiseres onder controle staat van de Somalische overheid en niet van Al-Shabaab (hierna: de vierde tegenwerping; zie punt 2.4 van het bestreden besluit). Hiermee stelt verweerder in feite dat Al-Shabaab niet of nauwelijks aanwezig is in/rondom de woonplaats van eiseres, [plaats] . Eiseres heeft tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat in haar woonplaats [plaats] de overheid overdag de macht heeft en Al-Shabaab in de avond (p. 5 AG) en heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat zij op weg naar Afgooye is ontvoerd door Al-Shabaab (p. 4 NG). De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat deze verklaringen in strijd zijn met de informatie die blijkt uit het kaartje op pagina 91 van het AA 2023. Hiertoe geldt het volgende. In het kaartje wordt (onder andere) onderscheid gemaakt tussen ‘zwarte gebieden’ en ‘gele gebieden’. ‘Zwarte gebieden’ zijn gebieden waar de Somalische regering aan de macht en ‘gele gebieden’ zijn gebieden waarin de machtssituatie onduidelijk is (‘
mixed, unclear and/or local control’). Op het kaartje is te zien dat de hoofdstad Mogadishu en de plaats Afgooye ‘zwart’ zijn, wat dus betekent dat deze plaatsen onder controle staan van de Somalische regering. Door de grootte van de ‘zwarte’ cirkel van Mogadishu is het echter onduidelijk of [plaats] , dat tussen Mogadishu en Afgooye in ligt, in ‘zwart gebied’ of in ‘geel gebied’ ligt. Op basis van het kaartje ontstaat in ieder geval het beeld dat alle rurale gebieden rondom de grotere ‘zwartgekleurde’ plaatsen zijn gemarkeerd als ‘geel gebied’. Dit is een concrete aanwijzing dat ook (het op het kaartje niet zichtbare) [plaats] , dat in ruraal gebied buiten Mogadishu ligt, wordt geacht in ‘geel gebied’ te liggen, wat dus wil zeggen: gebied waarin de machtssituatie onduidelijk is. Verder geldt nog dat in de legenda van het kaartje als toelichting bij de ‘zwarte gebieden’ de volgende tekst is opgenomen: “
Al Shahaab maintains covert influence even in areas controlled by the Somali Federal government”. Gelet op het voorgaande biedt dit kaartje op zichzelf onvoldoende steun voor het standpunt van verweerder dat Al-Shabaab niet of nauwelijks aanwezig is in/rondom de woonplaats van eiseres en dat de verklaringen van eiseres tegenstrijdig zijn met landeninformatie. Dit betekent dat ook de vierde tegenwerping, zoals die is gemotiveerd in het bestreden besluit, geen stand kan houden.
4.5.
Verweerder heeft eiseres tot slot tegengeworpen dat het ongerijmd is dat de familie van eiseres geen problemen met Al-Shabaab heeft gekregen naar aanleiding van de problemen die eiseres met Al-Shabaab heeft gehad (hierna: de vijfde tegenwerping; zie punt 2.5 van het bestreden besluit). Naar het oordeel van de rechtbank berust ook deze tegenwerping niet op een deugdelijke motivering en zorgvuldige voorbereiding. Verweerder heeft namelijk niet toegelicht op welke objectieve gegevens hij baseert dat Al-Shabaab in dit soort gevallen zijn vizier richt op de familie van de vreemdeling. Bij gebreke van een dergelijke onderbouwing, heeft deze tegenwerping een onvoldoende objectief karakter. Gelet hierop kan ook de vijfde tegenwerping, zoals die is gemotiveerd in het bestreden besluit, geen stand houden.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat slechts een deel van de derde tegenwerping overeind blijft en dat alle andere tegenwerpingen, zoals die zijn gemotiveerd in het bestreden besluit, geen stand kunnen houden. Dit is onvoldoende om het standpunt te kunnen dragen dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft zich dan ook ondeugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid op het standpunt gesteld dat niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw is voldaan. Nu verweerder slechts het niet voldoen aan deze voorwaarde heeft tegengeworpen, is de slotsom dat verweerder zich in het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid op het standpunt heeft gesteld dat de problemen van eiseres met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. In zoverre slaagt het onder 3. weergegeven betoog.
4.7.
Reeds om deze reden kan het bestreden besluit niet in stand blijven.
Overige beroepsgronden
5. Gelet op het vorenstaande en op wat er hierna (onder 7.) met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank de overige door eiseres aangevoerde beroepsgronden onbesproken. Het gaat (onder andere) om de beroepsgronden dat verweerder de asielaanvraag ten onrechte heeft beoordeeld aan de hand van het nieuwe landenbeleid voor Somalië en Werkinstructie 2024/6, dat die Werkinstructie in strijd is met het Unierecht, dat verweerder ten onrechte geen forensisch medisch onderzoek heeft laten verrichten en dat uit recente landeninformatie (afkomstig van VWN) volgt dat Al-Shabaab aan een opmars bezig is in het gebied waar eiseres vandaan komt, waardoor dat gebied onveilig is en eiseres bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder de hiervoor geconstateerde gebreken in het bestreden besluit niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het aan verweerder is om het asielrelaas van eiseres op geloofwaardigheid te beoordelen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat dit naar het zich laat aanzien, gelet op de aard van de gebreken en de wijze waarop die moeten worden hersteld, geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zal inhouden. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres binnen de wettelijke beslistermijn (artikel 42 van de Vw). In dat nieuw te nemen besluit dient verweerder ofwel de asielaanvraag van eiseres alsnog in te willigen ofwel de asielaanvraag, met inachtneming van overwegingen 4. tot en met 4.6. van deze uitspraak, deugdelijk gemotiveerd en zorgvuldig voorbereid af te wijzen. Indien verweerder kiest voor het laatste dan dient hij bij zijn nieuw te nemen besluit ook in te gaan op de onder 5. weergegeven beroepsgronden die door eiseres zijn aangevoerd, maar in deze uitspraak onbesproken zijn gebleven. Mocht eiseres, die zwanger is, voorafgaande aan het nieuw te nemen besluit zijn bevallen, dan dient verweerder ook hiermee bij zijn besluit rekening te houden.
8. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.