In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie op 10 april 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht is op uitzetting naar Marokko, maar dat eiser niet heeft meegewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. Eiser heeft geweigerd om deel te nemen aan vertrekgesprekken, wat zijn situatie niet heeft verbeterd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juni 2025.