ECLI:NL:RBDHA:2025:13040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL24.38400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit gegrond wegens motiveringsgebrek en onrechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Agayev, heeft tegen het besluit van 30 september 2024 beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat hij ten tijde van zijn staandehouding niet onrechtmatig in Nederland verbleef. Eiser beschikte over een geldig Schengenvisum, afgegeven door de autoriteiten van Spanje, en heeft dit onderbouwd met een kopie van zijn paspoort.

De rechtbank heeft op 10 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij verweerder niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Verweerder had gesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren die deze stelling onderbouwden. Eiser had een geldig Schengenvisum dat op het moment van zijn ophouding nog niet was verstreken. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit niet deugdelijke motivering had en dat het beroep gegrond was.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd op grond van strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38400

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser voert onder meer aan dat het terugkeerbesluit ten onrechte is opgelegd omdat hij ten tijde van zijn staandehouding niet onrechtmatig in Nederland verbleef. Hij was immers in het bezit van een geldig, door de autoriteiten van Spanje afgegeven Schengenvisum. Om dit standpunt te onderbouwen heeft eiser een kopie van zijn paspoort overgelegd.
1.1.
In het bestreden besluit is vermeld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft omdat hij niet in het bezit is van een geldig grensoverschrijdend reisdocument of enig ander document waaruit de identiteit dan wel de verblijfsrechtelijke status kan blijken, eiser van zijn onrechtmatig verblijf geen melding heeft gemaakt bij de korpschef en hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
1.2.
Uit de door eiser overgelegde kopie van zijn paspoort blijkt dat het paspoort geldig is tot 8 oktober 2029. Daarnaast bevat het paspoort een door de autoriteiten van Spanje afgegeven Schengenvisum met een geldigheidsduur van 15 juli 2024 tot 12 oktober 2024. Uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 4 oktober 2024 blijkt dat verweerder op 30 september 2024 onderzoek in de systemen en registers heeft verricht en dat dit onderzoek een positieve identificatie heeft opgeleverd in het Visum Informatiesysteem van Spanje. Gelet op deze met elkaar overeenstemmende informatie acht de rechtbank aannemelijk dat eiser ten tijde van zijn ophouding op 30 september 2024 over een geldig Schengenvisum beschikte. De geldigheidsduur van het visum was op dat moment nog niet verstreken. Nu het terugkeerbesluit en de andere dossierstukken geen concrete aanknopingspunten bevatten waaruit volgt dat dit visum niet (meer) geldig was en verweerder ook geen verweer heeft gevoerd tegen eisers stellingen in beroep, acht de rechtbank verweerders standpunt in het bestreden besluit dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft, ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
2. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgrond behoeft geen bespreking meer.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.