ECLI:NL:RBDHA:2025:13049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.28617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen gronden bevatte. Eiser had op 20 juni 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft deze buiten behandeling gesteld. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar heeft verzuimd om binnen de gestelde termijn gronden in te dienen. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschoonbare reden is voor het ontbreken van de gronden, waardoor het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28617

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Dat zijn de punten waarop degene die beroep instelt het niet eens is met het bestreden besluit.
2. Als er geen gronden worden ingediend, kan de rechtbank op grond van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. De rechtbank moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Het beroepschrift van eiser bevat geen gronden. Daarom heeft de rechtbank op 30 juni 2025 aan eiser gevraagd om binnen vijf werkdagen alsnog gronden in te dienen. Hierbij is meegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien de gronden niet binnen die termijn alsnog worden ingediend.
4. Eiser heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn geen gronden ingediend. Bij bericht van 9 juli 2025 heeft de rechtbank aan eiser gevraagd om binnen twee werkdagen kenbaar te maken of het juist is dat binnen de herstelverzuimtermijn geen beroepsgronden zijn ingediend en zo ja, of daarvoor een verschoonbare reden is. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
5. Niet is gebleken dat het verzuim verschoonbaar is. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.