ECLI:NL:RBDHA:2025:13063

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL24.3183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mexicaanse vrouw met vrees voor ex-man en CJNG kartel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Mexicaanse vrouw, die vreesde voor haar ex-man en het criminele kartel CJNG. De vrouw had op 2 mei 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 9 januari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw op 10 juli 2025 behandeld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat zij een reëel risico liep bij terugkeer naar Mexico. De rechtbank vond de verklaringen van de vrouw over haar relatie met haar ex-man en de problemen met het kartel niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de minister de asielaanvraag terecht had afgewezen en dat er geen reden was voor een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van de vrouw af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Drenth),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Latul).

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 4 juli 2025 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Koster. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1975 en heeft de Mexicaanse nationaliteit. Zij heeft op 2 mei 2022 haar asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Zij heeft in januari 2021 een relatie gekregen met [persoon A] . Op 23 april 2021 is zij door hem bedreigd omdat zij de nacht had doorgebracht met een ex-vriend. Op 27 april 2021 is eiseres erachter gekomen dat [persoon A] banden heeft met het Cartel Jalisco Nueva Generacion (CJNG). Op 18 oktober 2021 is zij, na een aantal incidenten, bij hem weggevlucht en ondergedoken. Uiteindelijk heeft eiseres op 28 maart 2022 aangifte gedaan bij de politie tegen [persoon A] en vervolgens heeft zij op 14 april 2022 Mexico verlaten.
Het bestreden besluit
3.1.
Het bestreden besluit bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen met ex-vriend [persoon A] en het kartel CJNG.
3.2.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De problemen met haar ex-vriend [persoon A] en het kartel CJNG heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft verweerder – samengevat – allereerst overwogen dat eiseres haar relatie met [persoon A] niet aannemelijk heeft gemaakt. Verder heeft verweerder de verklaringen van eiseres over de verschillende incidenten en over de connectie tussen [persoon A] en het kartel niet geloofwaardig geacht. Dat [persoon A] zijn vizier heeft gericht op eiseres vindt verweerder evenmin geloofwaardig.
3.3.
Eiseres kan volgens verweerder op grond van het geloofwaardig geachte eerste element niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Mexico een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Tevens heeft verweerder eiseres geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend. In afwachting van een beslissing over de toepassing van artikel 64 van de Vw heeft verweerder eiseres bij het bestreden besluit voorlopig uitstel van vertrek verleend.
Beroepsgronden
4.1.
Eiseres voert aan dat verweerder de problemen met haar ex-vriend [persoon A] ten onrechte niet geloofwaardig heeft bevonden. Zij heeft forse problemen gehad met hem. Hij beweegt zich in criminele kringen en is een invloedrijk lid van het kartel CJNG. Hierdoor heeft eiseres moeten vluchten en vreest zij voor repercussies vanwege de door haar verbroken relatie. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat zij (te) weinig weet over de activiteiten van [persoon A] en het kartel CJNG. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat er geen causaal verband is tussen de door eiseres meegemaakte problemen en haar medische problemen. Zij is zodanig gestrest geraakt door de situatie dat zij in Mexico is opgenomen in een psychiatrische inrichting. Door het trauma dat zij heeft opgelopen en de stress en de angstgevoelens waar zij nog steeds last van heeft, mogen eventuele tekortkomingen in haar verklaringen niet aan worden tegengeworpen.
4.2.
Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Mexico. Zij vreest voor represailles van zowel [persoon A] als het kartel CJNG. Zij heeft die vrees aannemelijk gemaakt door haar verklaringen over de werkwijze van de kartels en haar verklaringen over haar banden met [persoon A] , een hooggeplaatst kartel-lid. Bovendien is Mexico vanwege alle geweld door de (drugs)kartels een onveilig land. De Mexicaanse autoriteiten kunnen geen adequate bescherming bieden.
4.3.
Eiseres voert tot slot aan dat het voorlopig verleende uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw pas dient in te gaan na de uitspraak op het onderhavige beroep, omdat zij tot die tijd hoe dan ook (procedureel) rechtmatig verblijf heeft.
De beoordeling door de rechtbank
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de medische klachten van eiseres. Eiseres is uitgenodigd voor een afspraak op het spreekuur van Medifirst voorafgaand aan het nader gehoor, waar zij zonder bericht niet is verschenen. Verweerder stelt terecht dat dit voor haar eigen risico komt. De verklaring van eiseres dat er iets mis is gegaan is onvoldoende concreet om te concluderen dat zij opnieuw uitgenodigd had moeten worden voor een medisch onderzoek. Tijdens het nader gehoor is niet gebleken dat eiseres door haar medische klachten niet of niet goed kon verklaren. Bij de start van het nader gehoor is gevraagd of eiseres zich fysiek en mentaal in staat voelde om gehoord te worden. Eiseres heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De hoormedewerker heeft tijdens het gehoor regelmatig gevraagd hoe het met eiseres ging en of zij verder kon. Ook zijn er regelmatig pauzes ingelast. Eiseres heeft niet nader onderbouwd op welke punten zij niet goed heeft kunnen verklaren. Verder heeft zij geen medische stukken overgelegd waaruit dat volgt. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid van de problemen met [persoon A] en het kartel CJNG
6.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een relatie heeft gehad met [persoon A] . Eiseres heeft niet tegenstrijdig verklaard over deze relatie; zij heeft duidelijk verklaard hoe en wanneer de relatie is begonnen en wanneer deze door haar is beëindigd. Dat eiseres afgezien van één foto geen foto’s of andere documenten heeft overgelegd die de gestelde relatie onderbouwen, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat zij de relatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij is onder meer van belang dat de relatie niet heel lang heeft geduurd en dat niet zonder meer duidelijk is wat voor documenten er zouden moeten bestaan over de relatie. Ook heeft eiseres een niet zonder meer onaannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat zij maar één foto van [persoon A] heeft.
6.2.
Het voorgaande leidt echter niet tot de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiseres de problemen met [persoon A] en het kartel CJNG (het tweede relevante element) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7.1.
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over hoe zij op 18 oktober 2021 aan [persoon A] is ontkomen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiseres heeft verklaard dat zij op 18 oktober 2021 met hem had afgesproken. Hierbij was ook een vriend van [persoon A] ( [persoon B] ) aanwezig. Toen [persoon A] de auto even verliet, heeft [persoon B] eiseres in de gelegenheid gesteld om te ontkomen. Hij heeft gezegd dat zij nu de kans had om weg te komen als zij dat wilde en vervolgens stapte hij uit de auto toen eiseres hem dat vroeg, waarna zij wegreed. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij bang was voor [persoon A] , maar dat zij toch met hem had afgesproken, omdat hij haar identiteitsbewijs en bankpapieren had afgepakt bij een eerdere ontmoeting in september en die wilde zij terug. Verder heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij in de periode tussen eind april en half oktober 2021 regelmatig met [persoon A] heeft afgesproken. Eiseres heeft echter ook verklaard dat zij zich vanaf het incident op 23 april 2021 niet veilig meer voelde, dat zij op 27 april 2021 ontdekte dat [persoon A] banden had met het kartel CJNG en dat zij vreesde voor haar leven. Eiseres verklaarde dat zij vanaf dat moment afstand wilde nemen, maar het gevoel had dat zij daarbij voorzichtig te werk moest gaan. Feitelijk heeft eiseres volgens haar verklaringen ter zitting in de maanden daarna echter geen afstand genomen en is zij regelmatig blijven afspreken. Nadat [persoon A] haar spullen had afgepakt, heeft eiseres ermee ingestemd om op 18 oktober 2021 nogmaals af te spreken, om vervolgens tijdens deze afspraak te vluchten. Deze gang van zaken hoefde verweerder niet aannemelijk te achten. Door weg te vluchten tijdens een afspraak vestigde eiseres immers direct de aandacht op zich; het was voor de hand liggender geweest als eiseres na een afspraak was weggegaan. Ook heeft verweerder niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat [persoon B] haar die dag op eenvoudige wijze heeft laten ontsnappen, omdat hij volgens eiseres een vriend was van [persoon A] en [persoon B] zichzelf hiermee ernstig in de problemen zou kunnen brengen. De enkele verklaring van eiseres dat [persoon B] dit voor haar heeft gedaan omdat zij een goed mens is, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden.
7.2.
Verweerder acht het verder niet ten onrechte vreemd dat eiseres na de gestelde vlucht op 18 oktober 2021 en de gestelde vrees voor haar leven nog een half jaar in Mexico is gebleven. Haar verklaring dat zij medische problemen had waaraan zij eerst geholpen moest worden en dat zij nog een paspoort moest aanvragen, is daartoe onvoldoende en strookt niet met haar verklaringen over de ernst van de bedreigingen van zowel haarzelf als haar familie. Dat eiseres op 18 oktober 2021 kon wegvluchten met een auto en uiteindelijk meer dan twee maanden later is geopereerd, wijst niet in de richting van een acute medische noodsituatie die een spoedig vertrek uit Mexico onmogelijk maakte. Bovendien heeft verweerder het ongerijmd kunnen vinden dat eiseres in dat half jaar grotendeels thuis bij haar ouders heeft verbleven en nog enkele malen naar buiten is geweest zonder dat zij of haar familie problemen hebben ondervonden met [persoon A] . Eiseres heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat [persoon A] haar nog steeds in het vizier heeft. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar familieleden sinds april/mei 2022 niets meer van hem hebben vernomen en dat hij niet meer naar haar op zoek lijkt te zijn. Dat eiseres op 28 maart 2022 aangifte tegen hem heeft gedaan omdat zij vastgelegd wilde hebben wie verantwoordelijk zou zijn als haar of haar familie iets zou overkomen, kan op zich zo zijn, maar eiseres heeft ook verklaard dat de politie met de kartels samenwerkte. Hiervan uitgaande moest eiseres er rekening mee houden dat [persoon A] op korte termijn van de aangifte op de hoogte zou kunnen raken. Ook na het doen van deze aangifte is eiseres echter nog enkele weken in Mexico gebleven en is niet gebleken van problemen met [persoon A] of het kartel.
7.3.
Gelet op wat hiervoor onder 7.1 en 7.2 is overwogen, in samenhang bezien, heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat het tweede relevante element niet geloofwaardig is. De beroepsgrond slaagt niet.
Reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Mexico
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het geloofwaardig geachte eerste relevant element (identiteit, nationaliteit en herkomst) niet leidt tot een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Mexico. Eiseres heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zij op grond van haar persoonlijke situatie een reëel risico loopt bij terugkeer, gelet op wat onder 7.1 tot en met 7.3 is overwogen. De informatie die eiseres heeft verstrekt over het bestaan en de werkwijze van het kartel CJNG is te algemeen van aard om tot een ander oordeel te komen. Overigens heeft eiseres op de vraag tijdens het nader gehoor of zij zich in een ander deel van Mexico kan vestigen geantwoord dat zij daar niemand kent en dan helemaal opnieuw zou moeten beginnen en niet dat [persoon A] en CJNG haar overal in Mexico zullen zoeken en vinden. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 64 van de Vw
9.1.
Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege, zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
9.2.
Verweerder heeft zijn beleid over de toepassing van artikel 64 van de Vw neergelegd in een werkinstructie (WI 2024/2). Hieruit volgt dat de ingangsdatum van voorlopig uitstel van vertrek de datum van de beschikking is. Aan eiseres is voorlopig uitstel van vertrek verleend. Gelet hierop heeft verweerder terecht de datum van de beschikking aangehouden als de ingangsdatum van het uitstel op vertrek. Het verschuiven van de ingangsdatum naar het moment dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak tegen de afwijzing van de asielaanvraag zou ingaan tegen de strekking van de bepaling, namelijk het verlenen van uitstel van vertrek omdat het voor de vreemdeling of één van zijn gezinsleden vanwege medische klachten niet verantwoord is om te reizen. Nadat deze medische klachten zijn verholpen, is er geen noodzaak meer om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw te verlenen, ook als er op dat moment nog geen uitspraak in de beroepszaak is gedaan. Hetzelfde geldt voor de strekking van voorlopig uitstel van vertrek; daarvoor bestaat geen reden meer als het medisch onderzoek is afgerond, wat bij eiseres inmiddels het geval is. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.