Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Is ten onrechte afgezien van horen?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 wordt het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit houder, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ behandeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag door de minister van Asiel en Migratie terecht is, omdat eiser niet onder het toepassingsbereik van artikel 13 van het Besluit 1/80 valt. De minister had eerder besloten dat eiser geen werknemer is in de zin van het Besluit 1/80, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor legale arbeid en niet kan aantonen dat hij rechten kan ontlenen aan zijn ex-echtgenote, die Turkse nationaliteit heeft en in Nederland heeft gewerkt.
De rechtbank behandelt ook eerdere procedures van eiser, waaronder de afwijzing van zijn aanvraag voor wijziging van verblijfsdoel naar ‘arbeid als zelfstandige’. Eiser heeft in de afgelopen jaren verschillende aanvragen ingediend, maar de rechtbank concludeert dat hij niet langer dan vijf jaar legaal in Nederland heeft verbleven, wat een vereiste is voor de aanvraag van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. De rechtbank wijst ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel af, omdat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een hoorzitting rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de aanvraag voor de verblijfsvergunning in stand blijft, evenals de vertrekplicht die aan eiser is opgelegd.