ECLI:NL:RBDHA:2025:13078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Ethiopische moeder en dochters afgewezen wegens onvoldoende bewijs van discriminatie op basis van etniciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Ethiopische moeder en haar drie kinderen. De moeder, eiseres 1, heeft op 14 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarbij zij stelt dat zij van Ethiopische nationaliteit is en gediscrimineerd wordt op basis van haar Amhaarse en Eritrese etniciteit. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie op 2 april 2025 afgewezen als ongegrond, omdat de minister van mening was dat de asielmotieven onvoldoende zwaarwegend waren en er geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Ethiopië kon worden aangetoond.
Tijdens de zitting op 24 juni 2025 heeft eiseres 1 haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij problemen had ondervonden in Ethiopië vanwege haar gemengde etniciteit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de door haar ervaren discriminatie daadwerkelijk verband houdt met haar etniciteit. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van beschermingswaardige discriminatie en dat eiseres in staat is geweest om te functioneren in Ethiopië.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister in stand blijft. Eiseres en haar kinderen moeten terugkeren naar Ethiopië, en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2025, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van State.