2.7.Op 17 februari 2025 heeft de toenmalige ambassadeur, de heer [naam 7] , [partij A] per brief in kennis gesteld van het starten van een tuchtprocedure overeenkomstig (onder andere) artikel 164 en 166 van Presidentieel Besluit nr. 18/1967 en latere wijzigingen. Bij de brief zijn afschriften gevoegd van de e-mailcorrespondentie tussen [partij A] en de vier aanvragers. In de brief staat, voor zover relevant, het volgende:
“(…) Nadat de afspraken van gebruikers waren verzet, werd op 4 februari jl. mw. [naam 3] op de Ambassade ontvangen voor een aanvraag van een verklaring van waarde. Nadat het papierwerk was voltooid, vroeg zij het Hoofd van Consulaire Zaken om informatie over een beëdigde vertaling van haar diploma, waarvoor zij zei een overschrijving te hebben gedaan naar Uw privé-bankrekening. Zij overlegde vervolgens het bewijs van overschrijving ten gunste van U op 2 december 2024 en een kopie van de daartoe met U gewisselde correspondentie. In voornoemde correspondentie heeft U, in een e-mail die U vanuit Uw ministeriële mailbox heeft verzonden op 2 december jl., de ontvangst bevestigd van de overschrijving van het bedrag dat was overeengekomen in een eerdere email van 25 november 2024, waarin U deze dienst tegen betaling aanbood en om betaling verzocht met verstrekking van Uw privé-bankrekeninggegevens (…).
Bovendien werd op 23 januari van dit jaar een verzoek om een beëdigde vertaling in het Nederlands automatisch doorgestuurd naar [email-adres 1] , met de vraag of U “(...) een beëdigde vertaling in het Nederlands kon maken van het volgende korte document (...)“ dat door de heer [naam 4] aan U was gericht (…).
Tenslotte hebben de reconstructie van de door U niet afgeronde kantoorwerkzaamheden uitgewezen dat gebruikers mw. [naam 5] en dhr. [naam 6] , met U hebben gemaild over het verrichten van betaalde privé-werkzaamheden (…).
Bovendien wordt Uw gedrag, zoals uit de bovengenoemde documenten blijkt, nog verergerd door de volgende omstandigheden:
- Misbruik makend van Uw positie als werknemer van de Ambassade, heeft U: spontaan aan gebruikers aangeboden beëdigde vertalingen tegen betaling te leveren; de misleidende titel van “vertaler” gebruikt, een functie die noch in Uw contract is bepaald, noch in Dienstorder nr. 6/2015, of de recentere nr. 1/2025, die de vorige vervangt; gebruikers een echte prijslijst voor vertalingen verstrekt; onderhandeld over de prijzen van Uw diensten en eventuele kortingen; gebruikers Uw privébankgegevens verstrekt; heeft verklaard dat U in afwachting was van betaling; gebruikers heeft verzocht om bankoverschrijvingen te doen alvorens afspraken te plannen; de ontvangst van betalingen bevestigd;
- Voor het uitvoeren van Uw tweede werkactiviteit heeft U: gebruik gemaakt van het kantoor van de Ambassade, van de apparatuur die U ter beschikking werd gesteld voor het uitvoeren van Uw institutionele werkzaamheden, waaronder de werk-computer, de aan U toegewezen werk-email en waarschijnlijk ook kantoorartikelen (papier, toner, etc.) van de Ambassade; Uw emails ondertekend als medewerker van de Ambassade; berichten met betrekking tot Uw tweede werkactiviteit verzonden met misbruik van het officiële Ambassadewapen.
- U heeft deze werkzaamheden willens en wetens onder werktijd verricht, zoals blijkt uit de tijdstippen waarop bovengenoemde berichten werden verzonden en ontvangen, met als gevolg dat Uw werk en de juiste verdeling van de werklast onder de medewerkers van de Ambassade werden verstoord. Het uitvoeren van nevenactiviteiten tijdens werktijd heeft bovendien potentieel financiële schade toegebracht aan deze Ambassade, aangezien Uw werkenergie ook werd ingezet voor andere doeleinden dan de institutionele waarvoor U wordt betaald;
- Het uitvoeren van deze werkactiviteit kan niet worden beschouwd als incidenteel, maar heeft het karakter van regelmatigheid en beroepsmatigheid;
- Aangezien gesprekken en activiteiten van privé aard met de gebruikers van de Ambassade zijn verricht, stelt Uw gedrag de Ambassade bloot aan het risico van ernstige reputatieschade.
Uw zeer ernstige gedrag zou, indien bevestigd, in strijd zijn met dienstverplichtingen die U ten opzichte van deze Ambassade bent aangegaan en zou een sanctie vormen krachtens artikel 166, lid 3, onder d), van Presidentieel Besluit 18/1967 en artikel XIII, lid 6, onder d), van Uw individuele arbeidsovereenkomst.
Vanaf de datum van ontvangst van deze kennisgeving van verwijtbaar handelen kunt U deze binnen twintig dagen schriftelijk weerleggen aan deze Ambassade.
In geval van een ernstige en objectieve belemmering kunt U verzoeken om de bovengenoemde termijn eenmaal te verlengen. (…)”