In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door een verzoeker in een asielprocedure. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag van 26 februari 2023. De rechtbank had in een eerdere uitspraak bepaald dat de minister binnen acht weken een besluit moest nemen en dat bij overschrijding van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-, verschuldigd zou zijn.
Nadat de minister alsnog een besluit had genomen, trok de verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de minister, door pas na het indienen van het beroep een besluit te nemen, aan de verzoeker tegemoet was gekomen. De rechtbank besloot dat de minister de proceskosten van de verzoeker moest vergoeden, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan zonder zitting en is openbaar gemaakt. De verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn genoemd ter ondersteuning van de beslissing.