ECLI:NL:RBDHA:2025:13097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
09-298136-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel
  • mr. drs. W.G. de Boer
  • mr. M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en brand stichten met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2023 in Delft samen met anderen een ontploffing heeft veroorzaakt en brand heeft gesticht. De verdachte werd herkend aan de hand van camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen is ontstaan. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. De verdachte had geen strafblad en volgde een mbo-opleiding. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie, waarbij de ontploffing had kunnen leiden tot ernstig letsel of zelfs dodelijke slachtoffers. De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde feit strafbaar en legde de straf op in overeenstemming met de geldende wetgeving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-298136-24
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 3 juli 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. R. Shahbazi. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Delft, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n)
- een fles met )brandbare) inhoud tegen/bij het raam/de entree van de Lidl
gelegd/gezet en/of
- daar een of meer stukken vuurwerk tegen/bij gezet en/of (vervolgens)
- dat vuurwerk aangestoken,,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten de ramen en/of entree en/of spullen
achter de ramen en/of de entree van de Lidl en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de op straat aanwezige personen
te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Door de verdediging is betoogd dat op basis van de camerabeelden bij de Lidl de verdachte niet kan worden herkend als NN12. De specifieke uiterlijke kenmerken aan de hand waarvan hij op de camerabeelden bij de Lidl is herkend, zijn niet beschreven.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsvrouw zal hierna, voor zover relevant, nader
worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de persoon die door de politie wordt aangeduid als NN12 zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing en het stichten van een brand op 31 december 2023 in Delft. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of deze persoon kan worden geïdentificeerd als de verdachte. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De camerabeelden bij de Lidl zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit om relevante uiterlijke kenmerken te kunnen waarnemen. Te zien is dat de persoon NN12 op de camerabeelden een kenmerkende haardracht heeft (zwart, krullend haar tot nekhoogte), alsmede zeer specifieke schoenen en zwarte bovenkleding met witte letters. Deze uiterlijke kenmerken komen overeen met die van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond een bodywarmer van het merk Moncler droeg. Volgens de verdachte staat op beide zijkanten van deze bodywarmer, vanaf de oksel tot aan de heup, in witte letters het woord ‘Moncler’ gedrukt. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat op de camerabeelden te zien is dat NN12 zwarte bovenkleding draagt met witte letters net boven de heup, waarbij de letters ‘MON’ zichtbaar zijn. De rechtbank merkt bovendien op dat op de beschikbare beelden geen andere personen zichtbaar zijn met soortgelijke schoenen als NN12.
Het dossier bevat voorts een proces-verbaal van een camerabeeldenspecialist, die de bewegingen en handelingen van NN12 op 31 december 2023 tussen 21:00 uur en 23:30 uur op ontvangen beelden van verschillende camera’s heeft gevolgd. Gedurende die periode is NN12 vrijwel onafgebroken in beeld. De camerabeeldenspecialist heeft gerelateerd dat de persoon op de beelden – aangeduid als NN12 – het explosief heeft aangestoken. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zichzelf herkent op de in het dossier opgenomen
stillsvan de camerabeelden in de flat voorafgaand aan de ontploffing. Deze
stillshebben betrekking op de persoon die later op de beelden bij de Lidl als NN12 is aangeduid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de persoon aangeduid als NN12 kan worden geïdentificeerd als de verdachte. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 31 december 2023 te Delft tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht, immers hebben hij en zijn medeverdachte
- een fles met brandbare inhoud tegen/bij het raam
vande entree van de Lidl gezet en
- daar een stuk vuurwerk tegen/bij gezet en vervolgens
- dat vuurwerk aangestoken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de ramen
,entree en spullen achter de ramen en de entree van de Lidl en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de op straat aanwezige personen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 116 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, bepleit om een lagere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie. In het voordeel van de verdachte dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop in deze zaak. Daarbij moet worden aangesloten bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Op 31 december 2023 heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing bij de entree van een supermarkt, waarbij brand is ontstaan. Uit de verklaringen van aanwezige politieagenten blijkt dat de situatie rondom de supermarkt op dat moment zeer onrustig was. Er bevonden zich grote groepen mensen op straat en er werd vuurwerk naar agenten gegooid. De verdachte heeft aan deze onrust bijgedragen door samen met een ander een explosie te veroorzaken. Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen aanzienlijke schade aan de supermarkt veroorzaakt, maar ook ernstig gevaar voor omstanders en voorbijgangers teweeggebracht. In een drukbezochte omgeving als deze had de ontploffing gemakkelijk kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel of zelfs dodelijke slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd. Brand en explosies brengen grote risico’s met zich mee: vuur kan zich snel verspreiden en is moeilijk onder controle te krijgen. Dergelijke ontwrichtende feiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, zeker wanneer zij plaatsvinden op een moment waarop mensen gezamenlijk het nieuwe jaar willen vieren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 september 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit heeft dan ook geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 juni 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie. Hoewel uit de risicotaxatie volgt dat het algemene risico op recidive als hoog wordt ingeschat, is het dynamisch risicoprofiel als zeer laag beoordeeld. De verdachte heeft zijn vmbo-opleiding met succes afgerond, volgt momenteel een mbo-opleiding en lijkt ook dit schooljaar succesvol af te ronden. De verdachte vult zijn dagen met school, stage, werk en sport. De Raad ziet in deze structuur en invulling van zijn leven weinig risicofactoren die wijzen op een verhoogde kans op herhaling. Wel merkt de Raad op dat, indien zou blijken dat de rol van de verdachte, die het tenlastegelegde ontkent, groter is dan hij zelf aangeeft, dit zorgelijk is en de kans op recidive daardoor aanzienlijk toeneemt. De verdachte heeft tijdens zijn schorsing laten zien zich goed aan de voorwaarden te kunnen houden. Geadviseerd wordt om de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De Raad adviseert geen oplegging van een reclasseringscontact nu er geen doelen worden gezien waaraan de verdachte met begeleiding zou moeten werken.
Tot slot heeft de deskundige van Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) ter terechtzitting naar voren gebracht dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het strafadvies van de Raad. De verdachte houdt zich aan de afspraken, is goed bereikbaar en het toezicht is zonder problemen verlopen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarbij is voor brandstichting met aanzienlijke schade en gevaar voor personen in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie het uitgangspunt. De rechtbank zal aan de verdachte een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd opleggen, vanwege het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de zitting.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (4 dagen). Van die straf zal een gedeelte van 116 dagen voorwaardelijk worden opgelegd. Het is van belang dat het voorwaardelijk strafdeel in de vorm van jeugddetentie voldoende afschrikwekkende werking heeft en zo de verdachte ervan zal weerhouden om zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie een proeftijd van twee jaren verbinden.
Verder acht de rechtbank het – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit – ook passend dat aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf wordt opgelegd, zodat hij nog daadwerkelijk straf ervaart, terwijl wordt voorkomen dat hij hiervoor terug zou moeten in jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank begroot op 4 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
116 (HONDERDZESTIEN) DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (ZESTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook nu hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. drs. W.G. de Boer, kinderrechter,
en mr. M. de Kleine, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2025.