ECLI:NL:RBDHA:2025:13102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.25154
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling en zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 10 april 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die van Algerijnse nationaliteit is, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat er zicht op uitzetting naar Algerije is en dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat dit ook in het geval van eiser aanwezig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister regelmatig contact heeft met de Algerijnse autoriteiten over de afgifte van een laissez passer en dat eiser niets heeft gedaan om zijn terugkeer naar Algerije te bespoedigen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.25154
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: L. Hartog).

Procesverloop

De minister heeft op 10 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 mei 2025 (in de zaak NL25.17709) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Over wat eiser heeft aangevoerd oordeelt de rechtbank als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
5. Er is in het algemeen zicht op uitzetting naar Algerije en de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat het zicht op uitzetting ook in eisers geval aanwezig is. Het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten loopt nog. De minister rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een laissez passer (lp), laatstelijk op 21 mei 2025. Niet gebleken is dat de Algerijnse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te verstrekken. Daarnaast heeft de minister op 13 mei 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Zoals uit verschillende verslagen van vertrekgesprekken blijkt, wacht eiser feitelijk de uitkomst van het lp traject af. Eiser heeft niets ondernomen om zijn terugkeer naar Algerije te bespoedigen. De rechtbank benadrukt dat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer mee dat hij actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. Niet is gebleken dat eiser die medewerking verleent. Wat betreft de verwijzing naar de uitspraak van 8 oktober 2009, nr. 10664/05 (Mikolenko v. Estland) overweegt de rechtbank dat geen sprake is van een vergelijkbare situatie, reeds omdat het aan die uitspraak ten grondslag
liggende feitencomplex, te weten de duur van de bewaring, anders is dan in de onderhavige zaak. Wat eiser verder heeft aangevoerd over het Europees Verdrag voor de Rechten, geeft de rechtbank evenmin aanleiding om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting bestaat of dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Ambtshalve toets
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.