ECLI:NL:RBDHA:2025:13104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.26605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling en voortvarendheid van uitzettingshandelingen door de minister

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een vreemdeling, eiser, die onder de maatregel van bewaring valt op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De minister van Asiel en Migratie had op 25 maart 2025 de maatregel van bewaring opgelegd, welke maatregel nog steeds van kracht is. De rechtbank had eerder de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 7 april 2025 rechtmatig was. De minister heeft de rechtbank op de hoogte gesteld van de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd, wat gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep. Na schriftelijke uitwisseling van standpunten heeft de rechtbank het onderzoek op 20 juni 2025 gesloten zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer voor eiser, en dat de aanvraag hiervoor nog in onderzoek is. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank benadrukt dat de minister verplicht is om ten minste één uitzettingshandeling per maand te verrichten en dat het primair aan de minister is om te bepalen welke handelingen noodzakelijk zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij voldoende medewerking heeft verleend aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank wijst erop dat eiser niet in zijn belangen is geschaad door het ontbreken van het verslag van het vertrekgesprek, dat later alsnog is toegevoegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.26605
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.A. Krikke),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

De minister heeft op 25 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van deze zittingsplaats van 11 april 2025 (in de zaak NL25.14021) volgt dat de bewaring tot het moment van sluiten van dat onderzoek op 7 april 2025 rechtmatig was.
De minister heeft de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd.
Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Partijen hebben hierna over en weer schriftelijk standpunten uitgewisseld.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 juni 2025 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Over hetgeen eiser heeft aangevoerd overweegt de rechtbank als volgt.
Zicht op uitzetting en voortvarendheidsvereiste
2. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van een laissez passer (lp). Niet gebleken is dat dat in het geval van eiser anders is. De lp-aanvraag voor eiser is nog in onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten en de minister heeft laatstelijk op 12 juni 2025 gerappelleerd bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp. Dat dit onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen
verstrekken. Over eisers beroepsgrond dat het verslag van het vertrekgesprek van 23 april 2025 niet bij de voortgangsgegevens is gevoegd overweegt de rechtbank dat de minister dit verslag alsnog heeft toegevoegd.. Het gaat hierbij om relatief eenvoudig te verwerken (nieuwe) informatie, waarop eiser schriftelijk heeft kunnen reageren. Gelet hierop is eiser niet in zijn belangen geschaad. De minister heeft dus op 23 april 2025 en ook op 20 mei 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Volgens vaste rechtspraak moet de minister ten minste één uitzettingshandeling per maand verrichten en het is primair aan de minister om te bepalen welke uitzettingshandelingen noodzakelijk zijn om een vreemdeling uit te zetten.
Dat met eiser in juni nog geen vertrekgesprek is gevoerd, betekent niet dat de minister onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de minister in het geval van eiser meer of andere uitzettingshandelingen had dienen te verrichten. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen moet verrichten om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting van eiser naar Marokko ontbreekt of dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De beroepsgronden slagen daarom niet.
Ambtshalve toetsing
3. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.