ECLI:NL:RBDHA:2025:13105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.26524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 11 april 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak ten grondslag lag. De rechtbank concludeert dat er zicht is op uitzetting naar Marokko, aangezien de Marokkaanse autoriteiten meewerken aan de verstrekking van een laissez passer. Eiser heeft niet aangetoond dat hij voldoende medewerking heeft verleend aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De rechtbank oordeelt dat de minister voortvarend handelt en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen.

De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier, en is openbaar gemaakt op 26 juni 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.26524
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

De minister heeft op 11 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij gronden ingediend en heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage en een verweerschrift overgelegd. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2004.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 28 april 2025 (in de zaak NL25.17063) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Over wat eiser heeft aangevoerd overweegt de rechtbank als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
5. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van een laissez passer (lp). Niet gebleken is dat dat in het geval van eiser anders is. De lp-aanvraag voor eiser is nog in onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten en de minister heeft laatstelijk op 12 juni 2025 gerappelleerd bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp. Dat dit onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Daarnaast heeft de minister op 12 mei 2025 en 11 juni 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen moet verrichten om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er zicht op uitzetting is naar Marokko en dat de minister voldoende voortvarend handelt met betrekking tot eisers uitzetting. De beroepsgronden slagen daarom niet.

Lichter middel

6. Voor het oordeel over de beroepsgrond over het opleggen van
een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 28 april 2025 (in de zaak NL25.17063), overweging 10. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel dan in die uitspraak is gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van
deze bewaring, voor de minister aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.