6.3.Het oordeel van de rechtbank
Oplegging van na te melden straf en maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft een kat, een weerloos huisdier waarvoor hij de zorg droeg, gedood terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Kennelijk is er voor de verdachte geen remming om een dier op wrede wijze dood te slaan, indien hij onder invloed van alcohol is en zonder aanwijsbare reden boos is of hevige emoties ervaart. Gelet op het ontbreken van een aanleiding voor het doodmaken van de kat, acht de rechtbank de handelwijze van de verdachte zorgelijk.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn moeder. Hij heeft haar, kort nadat hij daar zijn kat had gedood, in haar woning bedreigd met verkrachting en zware mishandeling. De verdachte heeft haar daardoor schrik en angst aangejaagd. De rechtbank neemt de verdachte dit huiselijk geweld kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer wegens geweldsdelicten en bedreiging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro-Justitiarapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), opgemaakt door [naam 1] , psychiater, op 7 mei 2025 en [naam 2] , klinisch psycholoog op 13 mei 2025.
De psychiater concludeert dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een stoornis in het gebruik van alcohol. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, waarbij sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis en ten minste trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hier was ook sprake van tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte.
De psychiater adviseert het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen aan de verdachte.
De psycholoog heeft grotendeels gelijkluidend aan de psychiater gerapporteerd. Ten aanzien van de diagnose heeft de psycholoog daarnaast geconcludeerd dat sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis in de vorm van een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS), bij een matige tot ernstige stoornis in het alcoholgebruik en acculturatieproblematiek en dat verder sprake is van anti sociale persoonlijkheidstrekken. De psycholoog adviseert ook het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen aan de verdachte.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater en de psycholoog over de mate van toerekening voldoende worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte zal toerekenen.
Straf
Gezien de aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf gelijk aan het voorarrest, zoals door de officier van justitie beoogd, passend en geboden.
Maatregel
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag wordt door de psychiater als hoog ingeschat. Het is gebleken dat de verdachte zich tot op heden nooit langdurig heeft geconformeerd aan begeleiding en behandeling. Een hoog beveiligingsniveau wordt noodzakelijk geacht in verband met dit probleem van moeizame conformatie. De psychiater adviseert een behandeling binnen het kader van de TBS op te leggen. Vanuit gedragskundig oogpunt wordt een TBS met voorwaarden het meest van toepassing geacht, maar als dat vanwege de verblijfsstatus van de verdachte niet mogelijk wordt geacht, adviseert de psychiater een TBS met dwangverpleging op te leggen. Ook de psycholoog schat het recidiverisico in als hoog. Daarbij merkt de psycholoog op dat er de laatste jaren vanuit wetenschappelijk onderzoek meer bekend is over de relatie tussen dierenmishandeling en het risico op geweldpleging in zijn algemeenheid. Dit verband tussen dierenmishandeling en geweld tegen mensen is al decennialang bekend bij gedragsdeskundigen, vooral in relatie tot de ontwikkeling van psychopathie. Uit recent internationaal onderzoek blijkt dat maar liefst 70 procent van de daders van geweldsmisdrijven begon met het mishandelen van dieren. Het risico op een herhaling van gewelddadig gedrag in zijn algemeenheid moet daarom als hoog worden ingeschat. De psycholoog adviseert de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen.
Naast voornoemde rapporten van de psychiater en psycholoog heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 27 juni 2025, opgemaakt door [naam 3] , reclasseringswerker. De reclassering adviseert om de verdachte geen straf met bijzondere voorwaarden en ook geen TBS met voorwaarden op te leggen. Gezien het feit dat het de verdachte ontbreekt aan een verblijfsvergunning kan hij geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en kan hij niet resocialiseren in de Nederlandse maatschappij. Het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem op te leggen de maatregel van TBS met dwangverpleging, waarbij de verdachte geplaatst kan worden in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan. Onder 1 is sprake van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en onder 2 van een bedreiging, een misdrijf zoals omschreven in artikel 37a lid 1 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Ten tijde van het begaan van de feiten was er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van voornoemde rapportages en het reclasseringsrapport. Naar het oordeel van de rechtbank is de problematiek van de verdachte en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar zodanig, dat het niet verantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De bescherming van de veiligheid van de samenleving noodzaakt daarom tot het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het verleden van de verdachte, waarin hij zich niet aan bijzondere voorwaarden en afspraken heeft gehouden en zich nooit langdurig heeft geconformeerd aan behandeling van zijn problematische alcoholgebruik, en het ontbreken van een verblijfsvergunning, geen ruimte laten voor een andere conclusie dan dat oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is. Uit de rapporten van de psychiater en de reclassering komt naar voren dat de verdachte niet in staat wordt geacht zich gedurende een langere periode aan een behandeling te conformeren. Naar het oordeel van de rechtbank resteert dan slechts TBS met dwangverpleging.
De rechtbank realiseert zich dat de relatieve ernst van de strafbare feiten wellicht aanleiding zou kunnen geven voor de gedachte dat deze maatregel een brug te ver is, zoals door de raadsvrouw is betoogd. De rechtbank stelt echter, mede naar aanleiding van de uitgebrachte adviezen en gezien het hoge recidiverisico, samen met het gegeven dat de verdachte geen verblijfsvergunning heeft, vast dat er geen alternatieven zijn om de verdachte te behandelen teneinde het recidivegevaar terug te dringen en dat een lichter, of een vrijwillig kader onvoldoende waarborgen bieden. Tegen die achtergrond wordt, naar het oordeel van de rechtbank, voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Duur maatregel
Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De rechtbank overweegt hierbij dat dat de bedreiging zoals bewezenverklaard onder 2 werd versterkt doordat de verdachte kort daarvoor zijn kat had gedood, zoals is bewezenverklaard onder 1. De deskundigen schatten daarom het risico op herhaling van gewelddadig gedrag in zijn algemeenheid hoog in. Ten slotte volgt uit het strafblad van de verdachte dat hij is veroordeeld voor geweldsdelicten, waarbij het geweld destijds was gericht tegen mensen. Aan voornoemd criterium is derhalve voldaan en de totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank zal de maatregel – zoals door de officier van justitie is gevorderd – ongemaximeerd aan de verdachte opleggen.