ECLI:NL:RBDHA:2025:13141

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
09/088528-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstal en vernieling met kettingsloten

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 maart 2025 in Alphen aan den Rijn, waar de verdachte samen met een mededader met kettingsloten geweld heeft gebruikt tegen een aangever. De verdachte heeft de aangever geslagen met een kettingslot en heeft vervolgens de sleutels van de auto van de aangever afgenomen. Na de beroving is de verdachte naar de woning van de aangever gegaan, waar hij een Playstation 5 en controllers heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het geweld werd gebruikt om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangever meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/088528-25
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E. van Reydt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 juli 2025 - ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sleutels en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met kettingsloten tegen het voertuig in gebruik bij die [aangever 1] te slaan en/of
- met kettingsloten in de richting van die [aangever 1] te slingeren en/of
- die [aangever 1] meermalen te slaan tegen het hoofd en/of de benen, althans tegen het lichaam en/of
- een kettingslot in het gezicht
en halsvan die [aangever 1] te duwen en/of dat kettingslot om de nek van die [aangever 1] te leggen en/of hem daarmee te wurgen;
2
hij, op of omstreeks 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, in een woning gelegen aan de [adres 2] (postcode [postcode 2] ), alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Playstation 5 en/of een of meerdere controllers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen Playstation 5 en controllers onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel van die woning welke sleutel hij, verdachte, even daarvoor met geweld van die [aangever 1] had weggenomen;
3
hij, op of omstreeks 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 1 ten aanzien van enig geweld gericht tegen [aangever 1] (hierna: aangever) dient te worden vrijgesproken en dat feit 2 (met uitzondering van de diefstal van twee controllers) en feit 3 bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman heeft ter zake van feit 1 aangevoerd - kort samengevat - dat de verdachte heeft bekend met een kettingslot tegen de auto waarin aangever zat te hebben geslagen (eerste gedachtestreepje), waarna hij de auto- en huissleutel van aangever uit het contactslot van de auto heeft getrokken en heeft meegenomen. Bij gebrek aan consistente verklaringen van aangever en van getuigen, kan echter niet worden bewezen dat de verdachte daarnaast ook geweld tegen aangever zelf heeft gebruikt en evenmin dat hij geweld heeft gebruikt tegen aangever met het oog op het verwezenlijken van de diefstal, zoals hem wordt verweten.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500-2025089830, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 131).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen, die slechts worden gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , opgemaakt op 20 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 11-13, inclusief foto’s letsel p. 89-96):
Plaats delict: Alphen aan den Rijn
Pleegdatum/tijd: tussen 20 maart 2025 om 15.35 uur en 15.45 uur.
Aangever [aangever 1] , adres [adres 2] , [postcode 2] , [plaats] .
Er kwamen van de [straatnaam] 2 jongens allebei ieder op een eigen fatbike op mij af. Ik herkende de jongens als [naam] en [verdachte] .
Ze maakten ruzie met mij. Ik zag dat ze allebei een kettingslot in hun handen hadden. Ik zag dat [verdachte] met het kettingslot uithaalde. Vervolgens haalde [naam] ook uit met het kettingslot. Ik zag dat [verdachte] het kettingslot om mijn nek deed. Ik voelde dat [verdachte] de ketting in mijn gezicht drukte, wat pijn deed. Ik zag dat [naam] tegen de auto sloeg, tegen een van de ruiten. Ik zag dat er een ruit werd ingeslagen door [naam] .
Aan de huissleutels zit ook een Volkswagen sleutel, die is van een auto van een vriend. Deze spullen zijn van mij afgenomen. [naam] en [verdachte] zijn weggegaan op hun fatbikes.
Ik kwam rond 16.30 uur bij mijn huis aan. Ik besefte dat [naam] en [verdachte] in mijn huis (de rechtbank leest: [adres 2] in [plaats] ) zijn geweest. Ik zag dat de Playstation weg was. De Playstation 5 met twee controllers stond in het tv meubel in de woonkamer.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 maart 2025, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever 1] (p. 82-83):
‘De aangever vertelde dat [verdachte] het kettingslot hard in zijn gezicht drukte. Ik hoorde hem zeggen dat de verdachte naast hem stond en dat de ketting dus
niet volledig om zijn nek was gewikkeld. Hij verklaarde dat de ketting vanaf de voorkant op zijn keel werd gedrukt.’
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 87-88) als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
‘Ik keek naar de linkerkant van zijn gezicht en zag een kleine verdikking ter hoogte van het jukbeen en oogkas. Ik zag rondom de hals van het slachtoffer meerdere verkleuringen van de huid. Ik zag namelijk dat sommige stukken huid rondom de hals rood waren.’
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 juli 2025, voor zover inhoudende:
‘Ik heb op 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn samen met [naam] met een kettingslot de ruiten van de rode auto, die in gebruik was bij [aangever 1] , ingeslagen. Hierna heb ik de autosleutel met daaraan ook de huissleutel van aangever uit het contactslot van de auto getrokken en meegenomen. Vervolgens ben ik met deze huissleutel de woning van aangever op het adres [adres 2] , in [plaats] binnengegaan en heb uit die woning diens Playstation 5 meegenomen.’
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 27-28):
‘Vandaag, 20 maart 2025 werd aan mij gevraagd om te gaan naar de [adres 3] te [plaats] , waar staat ingeschreven: [aangever 2] van [geboortedatum 2] -1979 eigenaar van de rode VW Fox met het kenteken [kenteken] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] stelde (telefonisch) de volgende vragen:
V: Bent u de eigenaar van de auto met het kenteken [kenteken] ?
A: Ja, dat is mijn auto.
V: Wie heeft er vandaag in uw auto gereden:
A: Ik heb de auto uitgeleend aan [aangever 1] , hij gebruikt wel meer mijn auto.
V: Weet u waar de auto is?
A: Ja, want [aangever 1] heeft mij gebeld dat er schade is aan mijn auto er was een
ruit ingegooid.
V: Weet u waar de auto is?
A: Ja, [aangever 1] vertelde dat de auto op de [straatnaam] staat.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever
De rechtbank is van oordeel dat aangever op een aantal punten wisselend heeft verklaard over waar hij zich bevond op het moment dat hij de verdachte en een derde persoon tegenkwam (in de auto of lopend op straat), de aard van de geweldshandelingen en of de aangever tijdens de geweldshandelingen in de auto zat of bij de auto stond. Daartegenover staat dat aangever drie maal heeft verklaard over de gebeurtenissen en in de kern genomen consistent heeft verklaard over a) de ontmoeting met de verdachte en de derde persoon, b) de vernieling van de auto met de kettingsloten c) het wegnemen van de autosleutel door de verdachte, waaraan ook de huissleutel zat en d) dat de verdachte een kettingslot tegen de hals dan wel nek van aangever heeft geduwd. De verklaringen komen op de rechtbank ook authentiek over, omdat de verklaringen gedetailleerd zijn en aangever ook verklaarde bepaalde gebeurtenissen niet meer goed te weten. Een groot deel van de verklaringen van aangever, de onderdelen a), b) en c), vindt verder steun in de verklaring van de verdachte zelf. De onder d) genoemde geweldshandelingen, vinden in voldoende mate steun in het in het dossier beschreven letsel dat bij aangever is geconstateerd.
De rechtbank acht de tot bewijs te bezigen verklaringen dan ook betrouwbaar. De rechtbank merkt daarbij op dat zij, vanwege de hiervoor genoemde inconsistenties behoedzaam om zal gaan met de verklaringen van aangever en slecht die onderdelen van de verklaringen van de verdachte gebruiken voor het bewijs die in de kern consistent zijn en in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang beschouwd – stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 20 maart 2025 omstreeks 15.40 hadden de verdachte en ene [naam] , beiden op een fatbike een ontmoeting met aangever. Er ontstond ruzie, de verdachte en [naam] pakten allebei hun eigen kettingslot en sloegen tegen de rode auto, die aangever in gebruik had, waarbij ieder van hen een autoruit insloeg. Vervolgens heeft de verdachte een kettingslot tegen het gezicht en de hals van aangever geduwd. Hierna heeft de verdachte de auto- en huissleutel van aangever uit het contactslot van de auto gepakt en is hij samen met [naam] op de fatbike weggereden. Verdachte is daarna met de door hem gestolen sleutels de woning van aangever ingegaan en heeft daar (onder andere, zie de overweging hieronder) de Playstation van aangever weggenomen. Omstreeks 16.30 is aangever thuisgekomen en is door hem geconstateerd dat die goederen weg waren.
Uit de hiervoor genoemde kort op elkaar volgende handelingen, namelijk de vernieling, de geweldshandelingen jegens aangever, het afnemen van de auto- en huissleutel en tenslotte de diefstal van de PlayStation uit het huis van aangever met gebruik van de kort daarvoor meegenomen huissleutel, leidt de rechtbank af dat het geweld tegen aangever en het voertuig werden gebruikt teneinde de auto- en huissleutel te bemachtigen.
De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij het kettingslot eerst had weggelegd op zijn fatbike om rustig met aangever te kunnen praten, maar dat hij is teruggekeerd naar de auto om de sleutels te pakken, acht de rechtbank in het licht van voorgaande context ongeloofwaardig en schuift deze daarom terzijde.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de gewelddadig beroving van de sleutels van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte of zijn medeverdachte zich ook de telefoon van aangever heeft toegeëigend, nu de verklaring van aangever op dit punt onvoldoende steun vindt in de overige stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank zal de verdachte op dit onderdeel van het ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte niet alleen de PlayStation 5 uit de woning van aangever heeft gestolen, maar ook de beide daarbij behorende controllers. De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever op dit punt eenduidig is en het meenemen van de controllers is ook nodig om de PlayStation te kunnen bedienen.
De rechtbank acht dit feit dan ook in zijn geheel wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij, op 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een ander, sleutels, die aan [aangever 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- met kettingsloten tegen het voertuig in gebruik bij die [aangever 1] te slaan en
- een kettingslot in het gezicht en de hals van die [aangever 1] te duwen;
2.
hij, op 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, in een woning gelegen aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Playstation 5 en controllers, die aan [aangever 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen Playstation 5 en controllers onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een sleutel van die woning welke sleutel hij, verdachte, even daarvoor met geweld van die [aangever 1] had weggenomen;
3.
hij, op 20 maart 2025 te Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), die aan [aangever 2] , toebehoorde heeft vernield.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (met uitzondering van het locatieverbod), te weten: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante begeleiding en een contactverbod met aangever
[aangever 1] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de speciale preventie voorop te stellen en de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het locatieverbod. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een eventuele extra bestraffing te zoeken in het aanvullend opleggen van een werkstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft eerst samen met een ander aangever, een oude bekende van de verdachte, met (bedreiging met) geweld op klaarlichte dag op de openbare weg van de auto- en huissleutel beroofd. De verdachte heeft met zijn mededader met kettingsloten op de auto waar aangever gebruik van maakte ingeslagen en heeft aangever een kettingslot tegen zijn gezicht en hals geduwd. Een getuige trof aangever spierwit en shakend aan, waaruit al de directe impact blijkt die dit op aangever heeft gehad. Met de aldus verkregen huissleutels is de verdachte vervolgens naar het huis van dezelfde aangever gegaan en heeft daar diens Playstation met de beide controllers gestolen. Ook hebben de verdachte en zijn mededader bij de deze beroving de auto van een ander vernield.
De enkele reden voor deze, naar de rechtbank begrijpt, impulsieve geweldsuitbarsting was volgens verdachte een voorval tussen de verdachte en aangever van ongeveer vijf jaar geleden. De rechtbank acht het zorgelijk dat de verdachte vanwege een dergelijke geringe aanleiding, buitensporig en gewelddadig handelde.
De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van aangever en de eigenaar van de auto en voor de persoonlijke levenssfeer van aangever. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt.
Algemene ervaringsregels leren bovendien dat slachtoffers van een dergelijk (gewelds)delict nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden.
Ook brengen feiten als de onderhavige in de regel bij burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Dat geldt temeer in dit geval, nu een aantal buurtbewoners ook getuige is geweest van wat er is gebeurd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 mei 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte kort voor onderhavige feiten een geweldsdelict (volgens de raadsman vallend onder de noemer uitgaansgeweld) heeft gepleegd, waarvoor hij weliswaar niet onherroepelijk is veroordeeld vanwege het door hem ingestelde hoger beroep tegen het veroordelend vonnis, maar welk hoger beroep volgens de verklaring van de raadsman ter zitting alleen tegen de strafmaat is gericht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 juni 2025, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake van problematiek in zijn impulsregulatie en van een instabiele situatie ten aanzien van praktische zaken. Een eerder behandeltraject gericht op gedragsverandering is niet effectief genoeg gebleken. Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog.
De reclasering adviseert op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
• een meldplicht bij reclassering;
• een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
• ambulante begeleiding;
• een contactverbod met aangever; en
• een locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Het locatieverbod zal niet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd, omdat er ook al een contactverbod zal gaan gelden welk verbod naar het oordeel van de rechtbank afdoende moet zijn om het contact tussen de verdachte en aangever te voorkomen. De verdachte heeft ter zitting verklaard gemotiveerd en bereid te zijn aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken om zo aan zijn persoonlijke ontwikkeling een positieve draai te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde en de andere omstandigheden waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf. Daarom zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Voor oplegging van een taakstraf ziet de rechtbank gelet op al het hiervoor vermelde geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 57, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [aangever 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1996, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat begeleiden door Coach Vooruit of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die coach of zorgverlener aan te geven, teneinde - om overzicht en stabiliteit te behouden – zich te laten begeleiden/ondersteunen bij administratieve taken, zoals inschrijvingen en betalingsregelingen en waarbij ook aandacht wordt besteed aan het (blijven) maken van positieve levenskeuzes.
- gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventies Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Oosterhof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2025.