ECLI:NL:RBDHA:2025:13150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
24/8608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak heeft eiseres op 3 april 2024 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats (IGP) nabij haar woonadres. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag op 4 juli 2024 afgewezen, met als reden dat eiseres niet aan alle voorwaarden voor toekenning van een IGP voldoet. Het college stelt dat eiseres kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein (POET) bij het flatgebouw aan de Hengelolaan in Den Haag. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 30 september 2024 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen geen behoefte hadden aan een zitting en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiseres betwist dat zij verzekerd is van een parkeerplek, omdat het parkeerterrein ook door andere wijkbewoners wordt gebruikt. De rechtbank oordeelt echter dat het college in redelijkheid de aanvraag kon afwijzen, omdat eiseres over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt. De rechtbank verwijst naar de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022, die bepaalt dat een IGP kan worden geweigerd als de aanvrager kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een IGP, omdat het parkeerterrein bij het flatgebouw niet verder van haar woning ligt dan de toegestane loopafstand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8608

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Op 3 april 2024 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats (IGP) voor een bestuurder nabij haar woonadres.
Bij besluit van 4 juli 2024 (het primaire besluit) heeft het college de aangevraagde gehandicaptenvoorziening geweigerd.
Bij besluit van 30 september 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de gedingstukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen schriftelijk laten weten dat zij voldoende informatie heeft om uitspraak te doen en dat zij een zitting daarom niet nodig acht. Omdat beide partijen desgevraagd niet binnen de gestelde termijn van vier weken hebben bericht dat zij gebruik wensten te maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege gelaten, het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.

Overwegingen

1. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of het college terecht de aanvraag van eiseres om een gehandicaptenparkeerplaats (IGP) heeft afgewezen.
2. Het college heeft het bestreden besluit doen steunen op de overweging dat eiseres niet aan alle voorwaarden voor toekenning van een IGP voldoet. Volgens het college kan eiseres namelijk beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein (POET). Daarbij doelt het college op het parkeerterrein dat behoort bij het flatgebouw aan de Hengelolaan in Den Haag.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de buitenste rand van het parkeerterrein van de gemeente is. Het resterende deel is officieel bestemd voor de bewoners, maar wordt door iedereen in de wijk gebruikt. Daardoor zijn er veel te weinig plekken. De bewoners kunnen voor € 150,- per maand een eigen parkeerplek huren, maar de verhuurder neemt geen enkele verantwoordelijkheid wanneer anderen op die parkeerplek gaan staan. Eiseres stelt zodoende dus niet verzekerd te zijn van een plek voor de deur.
4. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag van eiseres in redelijkheid kon afwijzen omdat eiseres de beschikking heeft over een parkeerplaats op eigen terrein (POET). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Het college hanteert bij zijn besluitvorming over gehandicaptenparkeerplaatsen ten behoeve van bestuurders de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022 (hierna: de regeling). Volgens artikel 3.2.3, vierde lid, van de regeling weigert het college een verkeersbesluit (bedoeld wordt aanwijzing van een IGP) te nemen als de aanvrager beschikt of kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein, met dien verstande dat de parkeergelegenheid op eigen terrein zich niet verder van de woning van de aanvrager bevindt dan de ten hoogste, door middel een medische beoordeling als bedoeld in artikel 3.2.5, vastgestelde loopafstand.
4.2.
Het college kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing daarvan gelet op het belang van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit volgt uit artikel 6.1 van de regeling.
4.3.
Niet in geschil is dat het parkeerterrein bij het flatgebouw aan de Hengelolaan, waar eiseres woont, niet verder van de woning van eiseres ligt dan de afstand die zij lopend kan afleggen. Daarom blijft de beoordeling beperkt tot de vraag of het college terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres de beschikking heeft over een parkeerplaats op eigen terrein (afgekort: POET).
4.4.
Eiseres betwist niet dat een (groot) deel van het parkeerterrein bij de flat bestemd is voor de bewoners, en dat ook zij van dat terrein gebruik kan maken. De verhuurder stelt daarnaast individuele parkeerplaatsen beschikbaar voor € 150,- per maand. Aangezien eiseres zodoende beschikt over POET, komt zij volgens de gemeentelijke regels niet in aanmerking voor aanwijzing van een IGP.
4.5.
In de omstandigheid dat, zoals eiseres stelt, andere wijkbewoners gebruik plegen te maken van het parkeerterrein bij de flat, en het terrein daardoor regelmatig vol staat, heeft het college geen aanleiding hoeven te zien om van de regels af te wijken. Aangezien dit deel van het parkeerterrein geen gemeentegrond is maar particuliere eigendom, heeft de gemeente daarover geen zeggenschap. Het betreft een privaatrechtelijke kwestie tussen verhuurder en bewoners. Afgezien daarvan kan eiseres desgewenst een eigen parkeervak huren. Dat parkeervak kan worden aangeduid met het huisnummer van eiseres, of met het kenteken van haar auto.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.