ECLI:NL:RBDHA:2025:13153
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een homoseksuele man uit Uganda op basis van ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een homoseksuele man uit Uganda, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 12 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 26 februari 2025 is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en de afwijzing in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Uganda vanwege zijn seksuele geaardheid, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank legt uit dat de minister de geloofwaardigheid van eisers asielmotieven zorgvuldig heeft beoordeeld, maar dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat de minister rekening heeft gehouden met de lange tijdsduur tussen de aanvraag en de gehoren, maar dat dit niet afdoet aan de verwachting dat eiser duidelijke en samenhangende verklaringen kan geven over zijn ervaringen en gevoelens. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om eiser als vluchteling aan te merken en dat hij geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Uganda. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de geloofwaardigheid van asielaanvragen, vooral in LHBTI-zaken, en bevestigt dat de rechtbank de beslissing van de minister in stand houdt.