ECLI:NL:RBDHA:2025:13175

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686505 / JE RK 25-1018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige door kinderrechter afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, had verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter heeft de procedure op 15 juli 2025 gevoerd, waarbij de moeder van [minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. N. Schiettekatte. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de stukken van de zaak, waaronder het verzoekschrift en de bijlagen, meegenomen.

De feiten tonen aan dat de moeder belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die bij haar woont. Eerder was er een ondertoezichtstelling die was verlengd tot 24 juli 2025. De gecertificeerde instelling heeft zorgen geuit over het contact met de moeder en het gedrag van de moeder en haar familie, wat mogelijk invloed heeft op [minderjarige]. De moeder heeft echter in de afgelopen maanden positieve stappen gezet, waaronder deelname aan een NIKA-traject, en heeft laten zien dat zij bereid is om samen te werken met de hulpverlening.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder de kans heeft gegrepen om haar situatie te verbeteren en dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, en de kinderrechter heeft het vertrouwen uitgesproken dat de moeder in staat is om de positieve lijn voort te zetten zonder gedwongen hulpverlening. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 21 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686505 / JE RK 25-1018
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 10 juni 2025;
- een viertal producties van de advocaat van de moeder (waaronder een visie van de moeder op het verzoek), ontvangen op 14 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. N. Schiettekatte, waarnemend voor mr. F. Pool;
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 24 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Tijdens de laatste verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] waren er nog zorgen omdat de moeder het contact met de gecertificeerde instelling afhield, het gedrag van de tante en de moeder een negatief effect had op [minderjarige] en omdat er mogelijk sprake was van hechtingsproblemen. De moeder en [minderjarige] zijn gestart met een NIKA-traject. In de tussenevaluatie van april 2025 over dat traject wordt vermeld dat de moeder meewerkend en benaderbaar was en gedreven in het oefenen van dingen die minder goed gingen. Ook wordt daarin vermeld dat er wel nog zorgen zijn dat de moeder mogelijk te veel (prestatie)druk op [minderjarige] legt en zij te veel is gericht op het benadrukken van een positieve sfeer, waardoor er mogelijk te weinig ruimte is voor andere emoties. De therapeut van NIKA is in mei 2025 gediagnosticeerd met een ernstige ziekte en kon het traject niet voortzetten. Hierdoor is het diagnostisch onderzoek nog niet volledig afgerond. Er is besloten om een ervaren NIKA-ouderbegeleider het te laten overnemen. Deze begeleider gaat zich inzetten op het toepassen van de aangeleerde nieuwe vaardigheden en het bewust worden van wat niet goed is voor [minderjarige] . De gecertificeerde instelling is van mening dat de komende negen maanden nodig zijn voor het monitoren van deze fase van het NIKA-traject. Er zijn ook nog zorgen over de schoolgang van [minderjarige] ; bezien moet worden of het haar gaat lukken in groep drie van de basisschool. Ook doet [minderjarige] soms zorgelijke uitspraken. Er dient een jeugdbeschermer betrokken te blijven die ook hierop zicht kan houden en waar nodig hulp kan inzetten. In de komende negen maanden zal verder worden gekeken of de ondertoezichtstelling na afloop daarvan kan worden afgerond.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek. Er is geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Het gaat erg goed met haar. [minderjarige] is over naar groep drie van de basisschool, heeft een fijne groep vriendinnetjes en de moeder heeft voor het komend schooljaar op eigen initiatief huiswerkbegeleiding voor haar geregeld. Moeder heeft ook korte lijntjes met school. De moeder heeft het NIKA-traject succesvol doorlopen, heeft veel geleerd en zal naar alle waarschijnlijkheid nog slechts drie afspraken van elk een kwartier nodig hebben om dit traject af te ronden. Zij is bereid en in staat dit te doen in het vrijwillige kader. De moeder heeft tijdens de ondertoezichtstelling geen afspraken gemist, overal aan meegewerkt en de tips en adviezen opgevolgd. Ook heeft zij zelf initiatief genomen om de hulpverlening voortvarend te laten verlopen. Zij staat open voor eventuele hulpverlening die in het vrijwillige kader nog ingezet moet worden voor [minderjarige] . De moeder zou graag het vertrouwen krijgen om te laten zien dat ze het nu op eigen kracht kan. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling moet daarom worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. De kinderrechter heeft in de beschikking van 14 oktober 2024 de moeder de kans gegeven om te laten zien dat ze bereid is om verder mee te werken aan de hulpverlening en om de door haar ingezette positieve lijn voort te zetten. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, volgt naar het oordeel van de kinderrechter dat de moeder deze kans met beide handen heeft aangegrepen. De moeder heeft in de afgelopen negen maanden hard gewerkt en zowel zij als [minderjarige] hebben grote stappen gemaakt. De moeder heeft zich meewerkend en proactief opgesteld en heeft tips en adviezen aangepakt en geïmplementeerd. De kinderrechter heeft het vertrouwen dat de moeder alles zal doen wat nodig is om deze positieve lijn in het belang van [minderjarige] voort te zetten en te bestendigen en dat zij dit in het vrijwillige kader kan. Het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling is daarom niet langer noodzakelijk.
5.2.
Dit betekent dat het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 21 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.