ECLI:NL:RBDHA:2025:13186
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiseres wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Colombiaanse eiseres door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 23 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 15 mei 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 10 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren.
In de beoordeling van de rechtbank wordt ingegaan op de argumenten van eiseres, die stelt dat de minister ten onrechte niet heeft onderzocht wat haar positie als politiek activiste zou zijn bij een gedwongen terugkeer naar Colombia. Eiseres heeft deelgenomen aan demonstraties en heeft problemen ondervonden met de politie, maar de rechtbank oordeelt dat er geen gegronde vrees voor vervolging is. De rechtbank wijst erop dat eiseres na haar verhoor door de politie geen verdere problemen heeft ondervonden en anderhalf jaar in Colombia heeft verbleven zonder incidenten.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.