ECLI:NL:RBDHA:2025:13239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/09/663391 / FA RK 24-2051
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling en gezag tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 mei 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De vader heeft verzocht om een zorg- en omgangsregeling voor zijn kind, dat geboren is in 2015. De moeder heeft verweer gevoerd en een eigen omgangsregeling voorgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders geen vaste afspraken hebben over de omgang, maar dat er in de praktijk wel contact is tussen de vader en het kind. De vader heeft een verleden met verslavingsproblematiek, maar heeft aangegeven dat hij zijn leven weer op de rails heeft. De moeder heeft echter zorgen over de veiligheid van het kind en verlangt dat de vader aantoont dat hij geen verslavingsproblematiek meer heeft. De rechtbank heeft beide ouders de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling om hun communicatie en vertrouwen te verbeteren. De rechtbank heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind voorlopig nog niet bij de vader overnacht. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor negen maanden om het verloop van de ouderschapsbemiddeling af te wachten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2051
Zaaknummer: C/09/663391
Datum beschikking: 16 mei 2025

Gezag en omgang c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 20 maart 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.Z. Peters te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.G. Jagesar te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
-het verweer tegen het zelfstandig verzoek, tevens gewijzigd verzoek zorgregeling
.
Op 11 april 2025 is de zaak mondeling behandeld op een zitting van deze rechtbank.
Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De minderjarige [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorliggende verzoeken, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
  • [de minderjarige] is door de vader erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt ertoe:
  • de vader mede met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten:
  • een zorg-/omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen,

oneven weken: van vrijdagmiddag 15.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] uit school/bij de moeder ophaalt en bij de moeder terugbrengt. De vader zorgt ervoor dat [de minderjarige] dan heeft avondgegeten;

even weken(zolang [de minderjarige] in de regio Zoetermeer woont): de vader haalt [de minderjarige] – naar de rechtbank begrijpt – op de woensdag na school bij de moeder op en brengt hem rond 18.00 uur thuis. Als [de minderjarige] gaat sporten dan zorgt de vader voor het halen/brengen van en naar de sport;
 de vakanties en feestdagen zoals in het lichaam van het verzoekschrift is verzocht;
- althans een zodanige beslissing te nemen omtrent de zorg-/omgangsregeling die de rechtbank passend en juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en met compensatie van de proceskosten.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna wordt besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen:
- [de minderjarige] verblijft elke woensdag vanaf 12.00 uur tot en met 18.00 uur bij
de vader, waarbij de vader activiteiten onderneemt in Den Haag of in de
buurt van de moeder, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt vanuit school en
weer bij de moeder brengt;
- ten aanzien van de feestdagen:
- elke 1e kerstdag vanaf 10.00 uur tot en met 22.00 uur;
- Oudejaarsdag in de oneven jaren vanaf 10.00 uur tot 22.00 uur;
- Verjaardag van de man uit school of vanaf 15.00 uur tot 19.00 uur;
- Verjaardag van de opa en oma uit school of vanaf 15.00 uur tot
19.00 uur;
waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt naar de moeder;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Omgang
Op grond van artikel 1:377a Burgerlijk Wetboek heeft een kind recht op omgang met zijn ouders. De rechter stelt op verzoek van de ouders of een van hen een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
De rechtbank constateert op grond van de stuken en dat wat op de zitting is besproken dat partijen geen vaste afspraken hebben over de omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Wel is in de praktijk de gewoonte ontstaan dat [de minderjarige] op woensdag(middag) en zondag contact kan hebben met zijn vader. De man zegt de afspraken echter regelmatig af.
De vader wil het contact met [de minderjarige] graag uitbreiden, omdat hij het belangrijk vindt om meer tijd met zijn zoon door te kunnen brengen en zelf invulling aan die tijd kan geven. De vader wil daarnaast dat [de minderjarige] ook bij hem thuis komt en blijft logeren. Daarvan is momenteel geen sprake, wat maakt dat de vader nu veel tijd met [de minderjarige] buitenshuis doorbrengt. Dat is vooral in de wintermaanden lastig en daarnaast kost het de vader veel geld. Volgens de vader staat niets de uitbreiding van de omgang in de weg. In het verleden had de vader te maken met drugs- en alcoholproblematiek waarvoor hij in een kliniek opgenomen is geweest, en kampte hij met een hernia waarvoor hij in 2022 is geopereerd. Inmiddels heeft de vader zijn leven weer op de rit. De vader heeft een eigen woning, een stabiele relatie en zicht op een baan als hovenier of schoonmaker. Volgens de vader gebruikt hij al jaren geen drugs meer en drinkt hij nog maar af en toe alcohol (tijdens een feestje of een glas wijn bij het avondeten).
Hoewel de moeder niet tegen omgang tussen de vader en [de minderjarige] is, kan zij zich niet vinden in de regeling die de vader verzoekt. Vanwege het verslavingsverleden bestaat daarvoor bij de moeder nog teveel wantrouwen. Volgens de moeder is de vader namelijk regelmatig onder invloed van alcohol in het bijzijn van [de minderjarige] . De moeder vindt het vervelend dat de vader af afspraken vaak afzegt. [de minderjarige] wordt hierdoor teleurgesteld. De moeder wil daarom in het belang van [de minderjarige] een duidelijke/gestructureerde omgangsregeling (zonder overnachtingen) vastgelegd hebben, waarbij de veiligheid van [de minderjarige] gewaarborgd is. In dit verband verlangt de moeder van de vader dat hij middels testuitslagen en een verklaring van de huisarts aantoont dat hij geen verslavingsproblematiek meer heeft.
De rechtbank stelt voorop dat omgang met de vader in het belang van [de minderjarige] wordt geacht. Het is daarom goed dat beide ouders hiervoor openstaan. De rechtbank ziet geen contra-indicaties voor omgang bij de vader thuis. Gelet op het verslavingsverleden van de vader heeft de rechtbank echter wel begrip voor de zorgen en het wantrouwen dat bij de moeder bestaat. Wat hierbij niet helpt is het feit dat de beide ouders al geruime tijd geen contact meer met elkaar hebben. De moeder heeft de vader op haar telefoon geblokkeerd. Ook staat de moeder niet toe dat [de minderjarige] bij de vader thuis komt, omdat Veilig Thuis haar dat destijds in 2019 heeft geadviseerd. De vader kan op deze manier niet laten zien dat zijn leven positief is veranderd en blijft hierdoor in de modus dat hij zich moet verdedigen en verantwoorden richting de moeder. Voor de omgang van [de minderjarige] met de vader is het dus van belang dat partijen als ouders samen gaan werken aan de verbetering van hun onderlinge communicatie en vertrouwen.
Beide ouders hebben in dit verband op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank tussentijds informeren als daartoe aanleiding is. Als het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat dient de instantie de eindrapportage ook tegelijkertijd te zenden aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Aan de hand van de eindrapportage zal de Raad bezien of er een onderzoek van de Raad noodzakelijk is. De Raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage de rechtbank hierover te informeren en, indien de Raad onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarvan bij de rechtbank een rapport in te dienen. De Raad wordt in dat geval verzocht om de volgende vragen te beantwoorden:
  • welke omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] acht de Raad het meest in
  • is gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige] , of ziet de Raad hiervoor contra-
Deze beschikking geldt als voorwaardelijke opdracht aan de Raad om een onderzoek te verrichten voor het geval dat het traject volgens de uitvoerende hulpverleningsinstantie niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
In afwachting van het verloop en de uitkomst van het traject ouderschapsbemiddeling zal de rechtbank, zoals op de zitting is besproken met de ouders, als
voorlopigeomgangregeling vastleggen dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • de ene week op zondag –
  • de andere week op woensdagmiddag –
vanaf 12.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] bij school ophaalt en naar de moeder terugbrengt.
[de minderjarige] zal op grond van deze regeling voorlopig nog niet bij de vader overnachten. Hiervoor zal de vader eerst het vertrouwen van de moeder moeten terugwinnen. Het gebruik van een (alcohol)blaastest zoals is voorgesteld door de vader, kan hierbij helpen. Hierbij acht de rechtbank het nog van belang op te merken dat de vader in het bijzijn van [de minderjarige] géén alcohol drinkt. Op de zitting is daarnaast besproken dat de moeder eens bij de vader thuis (eventueel met zijn vriendin erbij) koffie kan blijven drinken wanneer ze [de minderjarige] daarheen brengt, om met eigen ogen te zien hoe de vader woont.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader (stapsgewijs) kan worden uitgebreid en dat [de minderjarige] uiteindelijk ook bij de vader kan gaan overnachten.
In afwachting van het verloop en de uitkomst van het traject ouderschapsbemiddeling zal de rechtbank iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de omgang (c.q. zorgregeling) en de proceskosten voor de duur van negen maanden aanhouden.

BeslissingDe rechtbank:

stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] (de vader),
wonende te [woonplaats 1] ,
en
[de moeder] (de moeder),
wonende te [woonplaats 2] ;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
- Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
- en de Raad voor de Kinderbescherming;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de minderjarige ( [de minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ) bij de vader zal zijn:
  • de ene week op zondag – voor het eerst op zondag 13 april 2025 – van 10.00 uur tot
  • de andere week op woensdagmiddag – voor het eerst op woensdag 16 april 2025 –
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de proceskostenaan tot
15 februari 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Hees, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2025.