ECLI:NL:RBDHA:2025:13264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
C/09/674186 / FA RK 24-7427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over eenhoofdig gezag na aanvraag van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een aanvraag van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], die via de informele rechtsingang hebben verzocht om wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. De minderjarigen, die bij hun vader wonen, hebben aangegeven dat zij niet willen dat hun moeder ouderlijk gezag over hen heeft. De rechtbank heeft de situatie besproken met de ouders en de minderjarigen, waarbij is gebleken dat er een grote discrepantie is in de ervaringen en visies van de ouders over de opvoeding en de rol van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren, wat de situatie voor de kinderen belastend maakt. Ondanks de wens van de minderjarigen om het gezag van de moeder te beëindigen, heeft de rechtbank geoordeeld dat een wijziging van het gezag op dit moment niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder op de achtergrond betrokken blijft bij het leven van de kinderen, zodat zij op een later moment weer kan aanhaken. De rechtbank heeft besloten geen ambtshalve beslissing te nemen over het gezag, en heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun communicatie en de situatie voor de kinderen te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7427
Zaaknummer: C/09/674186
Datum beschikking: 3 juli 2025

Informele rechtsingang ex artikel 1:377g BW

Beschikkingnaar aanleiding van de op 17 oktober 2024 ingekomen aanvraag via de informele rechtsingang van:

[de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 1] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en

[de minderjarige 2] ,

[de minderjarige 2] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.E. Leunissen in Den Haag.

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: R.A. van den Heuvel in Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief die [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de rechtbank hebben gestuurd, ingekomen bij de rechtbank op 17 oktober 2024.
Op 3 december 2024 hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hun brief nader toegelicht in een gesprek met de kinderrechter.
In een e-mail van 20 mei 2025 hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , daartoe door de rechtbank uitgenodigd, een update gegeven van hun situatie.
Het duurde lang voordat een zitting kon worden gepland, maar op 22 mei 2025 is de brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tijdens een zitting besproken. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Zoals op de zitting besproken, hebben (de advocaat van) de moeder per e-mail van 28 mei 2025 en (de advocaat van) de vader per e-mail van 30 mei 2025 stukken toegestuurd. Deze stukken betreffen met name de procedure die heeft geleid tot de na te noemen uitspraak van het gerechtshof van 21 mei 2025.
Op 25 juni 2025 heeft de rechtbank een e-mail ontvangen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De inhoud van deze e-mail is niet met de vader en de moeder besproken, maar de inhoud ervan had dezelfde strekking als de eerdere brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] ( [de minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2010 in
  • [de minderjarige 2] ( [de minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012 in
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben de hoofdverblijfplaats bij de vader.
  • De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 6 januari 2023 is – voor zover hier van belang –:
  • bepaald dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats hebben bij de vader;
  • vastgesteld dat er geen zorgregeling zal gelden tussen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en de moeder;
  • bepaald dat de vader de moeder zal raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over te nemen belangrijke beslissingen die betrekking hebben op het vermogen van de minderjarigen en in het bijzonder over de school, sport en verblijfplaats van de kinderen.
Daarnaast is een informatieregeling vastgesteld.
  • Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 28 juni 2023 is de beschikking van de rechtbank van 6 januari 2023 bekrachtigd, in die zin dat het hof de zorgregeling heeft gewijzigd en de omgang aan de moeder heeft ontzegd.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 19 september 2024 is – voor zover hier aan de orde – het verzoek van de moeder om een zorgregeling met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vast te stellen afgewezen.
  • Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 21 mei 2025 is de beschikking van de rechtbank van 19 september 2024 bekrachtigd.

Brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]

[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben de rechtbank een brief geschreven waarin zij onder meer schrijven dat zij niet meer willen dat de moeder ouderlijk gezag over hen heeft. De rechtbank begrijpt hun brief als een aanvraag om te beslissen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en dat de vader wordt belast met eenhoofdig gezag. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben geschreven en in het gesprek met de kinderrechter toegelicht dat en waarom zij ervaren dat de moeder het ouderlijk gezag gebruikt op een manier waarop zij daar last van hebben. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] menen dat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder ervoor zal zorgen dat zij minder invloed op hun levens kan en zal hebben en dat zij daardoor meer rust zullen ervaren.

Beoordeling

De rechtbank heeft de brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met de ouders besproken. Besproken is hoe [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de situatie ervaren en of en zo ja, hoe de situatie voor hen verbeterd zou kunnen worden. Daarbij heeft de rechtbank geschetst hoe een procedure naar aanleiding van een kindbrief – de zogenaamde informele rechtsingang – moet worden gezien en wat de juridische aspecten van de procedure naar aanleiding van de brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn.
Tijdens het gesprek met de ouders is – evenals in eerdere procedures – gebleken dat de vader en de moeder de situatie rond [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heel anders beleven en duiden. Daarbij is naar voren gekomen dat zij allebei een andere visie hebben op feitelijkheden die door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn ervaren. Ook hebben de vader en de moeder een andere weergave van de communicatie met/van de scholen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Zo is bijvoorbeeld onduidelijk gebleven of vanuit de (vorige) school van [de minderjarige 1] al dan niet het signaal is gekomen dat haar cijfers op enig moment zodanig waren dat zij zou blijven zitten. Ook onduidelijk is of de moeder al dan niet met enige voortvarendheid toestemming geeft voor (buitenlandse) reizen en of de door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren onzekerheid op dit punt terecht en aan de moeder te wijten is. Het is de rechtbank tijdens het gesprek op zitting duidelijk geworden dat het de vader en de moeder sinds de voorgaande zittingen bij en uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof niet is gelukt om de situatie voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] minder belastend te maken. Uit het gesprek is het de rechtbank ook duidelijk geworden dat de vader en de moeder anders denken over de rol die de moeder op afstand kan en zou moeten hebben. De eerder door de rechtbank vastgestelde en door het hof bekrachtigde informatie- en consultatieregeling staat echter niet ter discussie.
Tegen die achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Los van de vraag of op basis de aanvraag van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kan worden overgegaan tot wijziging van het gezag, is de rechtbank om inhoudelijke redenen van oordeel dat de gezagssituatie op dit moment niet moet worden gewijzigd. De rechtbank ziet dus geen reden om ambtshalve een beslissing te nemen over het gezag. Voor dat oordeel is het volgende redengevend.
Het is duidelijk dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zich in een heel ingewikkelde situatie bevinden. Zij wonen bij de vader en hebben al geruime tijd geen contact met de moeder. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] willen geen contact met haar en hebben daar hun redenen voor. Dat dit zo is en waarom zowel de rechtbank als het gerechtshof in die situatie reden heeft gezien om geen zorgregeling vast te stellen is in de hiervoor genoemde beschikkingen vastgelegd. Daarbij is overwogen dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder afstand neemt en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] rust en ruimte geeft. In de beschikking van 19 september 2024 heeft de rechtbank in dat kader overwogen: “
Die weerstand kan alleen afnemen als de moeder de kinderen de boodschap geeft dat zij hun wens respecteert en zij ook handelt naar die boodschap. Pas als de weerstand afneemt, kunnen de kinderen zich ook leren verhouden tot hun moeder, zelfs als zij mogelijk niet fysiek in hun leven is.
Uit de brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en het gesprek dat de kinderrechter met hen had is gebleken dat zij niet ervaren dat de moeder hun wens met betrekking tot het niet hebben van contact respecteert. Zij voelen zich door de moeder en haar handelen onder druk gezet en beperkt en hebben het gevoel dat zij zich op de achtergrond nog steeds met hun leven bemoeit en daar op die manier invloed op heeft. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wijten dat aan het feit dat de moeder gezag over hen heeft. Hoewel de rechtbank erkent dat het wijzigen van de gezagssituatie wellicht een deel van de door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren problemen zal oplossen, zal het niet zo zijn dat – zoals [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kennelijk hopen en verwachten – de moeder geen enkele rol meer zal spelen in hun leven als zij geen gezag meer heeft. Het zal het voor artsen, scholen en sportclubs weliswaar makkelijker maken om de moeder geen toegang te geven tot bepaalde informatie, maar de vader zal nog steeds moeten voldoen aan de vastgestelde informatie- en consultatieregeling. En het niet hebben van gezag zal er niet voor kunnen zorgen dat de moeder feitelijk niet meer verschijnt in het leven van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . In die zin zal de door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gewenste wijziging van de gezagssituatie niet voldoen aan hun verwachtingen, zodat de rechtbank in zoverre onvoldoende aanleiding ziet om een ambtshalve beslissing te nemen.
Maar ook om andere redenen acht de rechtbank een wijziging van de gezagssituatie op dit moment niet aangewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de vader door gebrek aan medewerking van de moeder gezagsbeslissingen niet kan nemen. De rechtbank constateert daarom dat niet zonder meer kan worden gesproken van een situatie waarin [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] klem en verloren zijn geraakt of dreigen te raken. Als dat wel zo zou zijn, ligt het ook meer op de weg van de vader om een wijziging van het gezag te verzoeken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een wijziging van de gezagssituatie ook anderszins niet zonder meer in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben twee ouders en zijn gemaakt en gevormd door hen beiden. Het is zeer verdrietig dat er door omstandigheden op dit moment geen enkel contact is tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de moeder, maar het feitelijk zoveel mogelijk ‘uitbannen’ van de moeder uit hun leven lost de problemen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet op. Zoals eerder door zowel de rechtbank als het gerechtshof overwogen is daarvoor nodig dat de ouders werken aan de onderlinge problematiek. Daartoe hebben de beide ouders nog steeds geen voor de rechtbank kenbare stappen gezet. Beide ouders volharden in hun eigen visie op het ontstaan en voortduren van de problematiek en het effect daarvan op [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Daarbij komt dat de moeder niet bereid en in staat lijkt zich daadwerkelijk open te stellen voor de door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren werkelijkheid, zodat er ook in die zin geen beweging komt in de situatie. Aldus is een status quo ontstaan die niet zal veranderen zolang de ouders niet in staat zijn door een andere bril naar de situatie te kijken. Naar het oordeel van de rechtbank is het in die situatie op dit moment niet aangewezen om op initiatief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] de gezagssituatie te wijzigen en de moeder nog verder op achterstand te stellen in hun leven. De rechtbank acht het van belang dat de moeder op de achtergrond betrokken blijft bij hun leven, zodat zij daar zicht op houdt en op enig moment weer kan ‘aanhaken’ als de tijd daar rijp voor zou zijn.
Het voorgaande betekent dat de conclusie van de rechtbank is dat er naar aanleiding van de brief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geen ambtshalve beslissing over het gezag zal worden genomen. Het dictum van deze beschikking zal dan ook luiden dat er geen ambtshalve beslissing wordt genomen.
Het voorgaande betekent niet dat de moeder deze beslissing moet zien als een aanmoediging om het gezag te blijven gebruiken zoals ze dat nu doet. Of de moeder dat nou terecht vindt of niet, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren het handelen van de moeder in de richting van, onder andere, artsen, de scholen en de sportclubs als belastend. De moeder kan dat gevoel wegnemen door zich niet meer actief of op de achtergrond te wenden tot genoemde instanties, maar zich te beperken tot het ontvangen van informatie. De rechtbank herhaalt dat om de situatie te bereiken dat er weer contact is tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de moeder – in welke vorm dan ook – het belangrijk is dat de moeder [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] rust en ruimte geeft en daadwerkelijk afstand neemt van hun levens. Zolang zij dat niet doet en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] haar rol met name als negatief ervaren, zal het zetten van stappen door [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de richting van de moeder mogelijk heel moeilijk zijn. Daarom doet de rechtbank ook nogmaals een dringend appel op de moeder om niet aanwezig te zijn bij de eindmusical van [de minderjarige 2] en via de school aan [de minderjarige 2] de duidelijkheid te geven dat zij niet aanwezig zal zijn. Uit de berichten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] leidt de rechtbank af dat hij deze duidelijkheid nog steeds niet heeft en dat hij daardoor een onrust ervaart die hij niet zou moeten ervaren. De afsluiting van de lagere school, waaronder in de vorm van de eindmusical, is een belangrijke fase in het leven van een kind. Het is voor de moeder zeer verdrietig dat zij geen onderdeel kan uitmaken van deze fase, maar het is belangrijk dat zij [de minderjarige 2] gunt dat hij deze fase zo onbelast mogelijk kan beleven. Ook de onduidelijkheid over het al dan niet kunnen doorgaan van een vakantie ervaren [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] als zeer negatief. De ouders kunnen dit gevoel wegnemen en in de toekomst voorkomen door onderling tijdig informatie uit te wisselen over en toestemming te geven voor vakanties.

Brief aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]

De rechtbank heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] weer een brief geschreven om hen te laten weten wat er is gebeurd na hun brief en het gesprek. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader ervoor zorgt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] enkel die brief lezen en niet ook de inhoud van deze beschikking. Volledigheidshalve deelt de rechtbank de inhoud van de brief aan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zodat beide ouders daarvan op de hoogte zijn.
Beste [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ,
Het is inmiddels lang geleden, maar in december 2024 sprak ik met jullie over de brief die jullie aan de rechtbank hebben gestuurd. Het is heel erg vervelend dat het zo lang heeft geduurd en ik snap dat jullie daarom kort geleden nog een keer een e-mail hebben gestuurd aan de rechtbank. Vandaag heb ik een beslissing genomen en in deze brief vertel ik jullie wat die beslissing is en waarom ik die heb genomen.
Ik heb besloten dat ik het ouderlijk gezag, dat jullie ouders nu samen uitoefenen, niet zal wijzigen. Dat betekent dat jullie ouders het gezag samen blijven uitoefenen en dat jullie vader niet bevoegd wordt om alleen belangrijke beslissingen te nemen. Hij zal daarvoor nog steeds de instemming van jullie moeder nodig hebben.
Ik weet dat jullie op een andere beslissing hadden gehoopt en ik vermoed dat jullie erg teleurgesteld zullen zijn dat ik deze beslissing heb genomen. Ik vind het belangrijk om te laten weten dat het niet ligt aan de manier waarop jullie hebben uitgelegd waarom de wijziging van het gezag voor jullie belangrijk is. Dat hebben jullie heel goed opgeschreven in jullie brief en daarna ook heel goed uitgelegd in het gesprek dat we hadden. De dingen die jullie hebben beschreven en de stress die jullie daardoor hebben vind ik heel naar voor jullie.
Zoals jullie inmiddels weten, moeten rechters bij het nemen van een beslissing altijd verschillende dingen meewegen. En uiteindelijk na een afweging een beslissing nemen. Als die beslissing over kinderen gaat dan is de mening van die kinderen heel belangrijk. Maar rechters moeten uiteindelijk beslissen in het belang van een kind.
Soms is de beslissing over het belang van het kind dan hetzelfde als wat het kind wil. Zoals de beslissing van de rechtbank over het contact met jullie moeder. Maar dat wat een rechter in het belang van een kind vindt, is niet altijd hetzelfde als dat wat een kind in zijn of haar belang vindt. Door alle informatie die ik heb gekregen, van jullie, maar ook van jullie vader en van jullie moeder, ben ik van oordeel dat een wijziging van het gezag op dit moment niet in jullie belang is.
Daarbij speelt een rol dat een wijziging van het gezag maar een deel van de problemen die jullie ervaren zal oplossen. Jullie hebben twee ouders en zijn gemaakt en gevormd zijn door hen allebei. Het is heel verdrietig dat er door alles wat er is gebeurd op dit moment helemaal geen contact is tussen jullie en jullie moeder, maar ik ben ervan overtuigd dat het helemaal ‘uitbannen’ van jullie moeder uit jullie levens niet de oplossing is. Uiteindelijk is de enige echte oplossing – zoals de rechtbank al eerder aan jullie schreef - als het jullie ouders lukt om op een normale(re) manier met elkaar te praten. Dan kunnen ze praten over het ontstaan van deze situatie en over wat ze kunnen doen om het voor jullie beter te maken. Maar dat lukt ze nog steeds niet.
Nu de situatie nog is zoals die is, beslis ik dat er geen gezagswijziging moet komen. Ik vind het belangrijk dat jullie moeder op de achtergrond betrokken blijft bij jullie leven, zodat zij daarvan op de hoogte blijft en op een moment weer kan ‘aanhaken’ als jullie daarvoor open zouden staan.
Ik vind het ten slotte nog belangrijk dat ik met jullie ouders op de zitting heb besproken dat en waarom het belangrijk is dat jullie rust en ruimte van jullie moeder krijgen. Ik heb dat ook nog een keer opgeschreven in de beslissing. Ik heb daarin ook iets gezegd over de eindmusical en de vakantie, ik hoop dat dat jullie daarover zekerheid gaan krijgen.
Dank je wel voor jullie brief en ons gesprek. Ik wil jullie als laatste nog laten weten dat jullie brief niet aan jullie ouders is doorgestuurd. Zij weten alleen dat jullie een brief hebben gestuurd, maar ze kennen de inhoud ervan dus niet. Ik zal de inhoud van de brief die ik jullie nu stuur wel in de beslissing voor jullie ouders zetten, zodat ze weten wat ik jullie heb geschreven.
Beste [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , ik wens jullie het beste. Deze beslissing is anders dan jullie hadden gewild, maar ik hoop dat jullie leven desondanks makkelijker zal worden en dat er minder gedoe voor jullie zijn. En ik hoop dat jullie rust zullen krijgen en dan uiteindelijk misschien ook ruimte zullen voelen om te kijken of jullie moeder toch nog op een bepaalde manier een rol in jullie leven kan spelen. Alvast een fijne vakantie en succes met de musical!
Met vriendelijke groet,
de kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:
neemt geen ambtshalve beslissing.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.A.L. Niemantsverdriet als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.