ECLI:NL:RBDHA:2025:13268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
C/09/681399 / FA RK 25-1690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling tussen grootouder en minderjarigen in het kader van een impasse met de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2025 een beschikking gegeven over een voorlopige omgangsregeling tussen een oma en haar kleinkinderen. De oma had verzocht om een omgangsregeling, omdat er een impasse was ontstaan tussen haar en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland (Jbw). De rechtbank heeft vastgesteld dat de oma ontvankelijk is in haar verzoek, gezien de gewijzigde omstandigheden en de nauwe persoonlijke betrekking tot de kinderen. De kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], verblijven bij gezinshuisouders en hebben een belast verleden, wat hun kwetsbaarheid vergroot. De rechtbank heeft eerder verzoeken van de oma om een omgangsregeling afgewezen, maar gezien de huidige situatie en de noodzaak van contact tussen de oma en de kinderen, heeft de rechtbank besloten een voorlopige regeling vast te stellen. Deze regeling houdt in dat de oma één keer per maand voor de duur van één uur contact heeft met de kinderen, waarbij de omgang wordt begeleid door GrandCare. De rechtbank heeft het verzoek van de oma om een voorlopige voorziening als ingetrokken beschouwd, nu er een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 15 december 2025, waarbij partijen zich schriftelijk moeten uitlaten over de stand van zaken en het verloop van de bezoeken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-1690 (bodemprocedure) en FA RK 25-1676 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/681399 (bodemprocedure) en C/09/681367 (223 Rv)
Datum beschikking: 19 juni 2025

Omgangsregeling en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv

Beschikking op het op 6 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de oma] ,

de oma,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens in Den Haag.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,
hierna: Jbw,

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: N. van Amsterdam in Leiden,

[de gezinshuisouder 1] en [de gezinshuisouder 2] ,

de gezinshuisouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 19 mei 2025, met bijlagen, van Jbw.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft zich tijdens een gesprek in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 22 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de oma, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam 1] , namens Jbw;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [de gezinshuisouder 2] , de gezinshuisouder;
  • [naam 2] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

- De moeder is de moeder van de volgende nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] ( [de minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] ( [de minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] .
  • De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
  • De oma is de moeder van de moeder.
  • De kinderen verblijven bij de gezinshuisouders.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2022 is het verzoek van de oma en haar man om een omgangsregeling vast te stellen tussen hen en de kinderen, afgewezen.
  • Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2023 is voornoemde beschikking bekrachtigd.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2024 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 19 december 2025. In diezelfde beschikking is de machtiging om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening verlengd tot 19 december 2025.

Verzoek en verweer

Het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen (FA RK 25-1676 / C/09/681367)
De oma verzoekt de rechtbank te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat de oma, de moeder en de kinderen eens per twee weken twee uur begeleide omgang met elkaar hebben, begeleid door GrandCare, in de buurt van het gezinshuis, waarvan verslagen worden gemaakt;
  • dat de oma en de kinderen in de andere week videobelcontact met elkaar hebben (apart van de moeder).
Het verzoek in de bodemzaak (FA RK 25-1690 / C/09/681399):De oma verzoekt de rechtbank te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- dat de oma en de kinderen contact met elkaar hebben volgens het volgende opbouwende schema:
  • vanaf twee weken na de beschikking voor de duur van drie maanden: eens per twee weken twee uur begeleide omgang door GrandCare, samen met de moeder, in de buurt van het gezinshuis, waarvan verslagen worden gemaakt, en de andere week videobelcontact;
  • de daarop volgende zes maanden: eens per twee weken zes uur bij de oma thuis, waarbij alleen het begin en eind begeleid zijn, waarvan verslagen worden gemaakt en waarbij afspraken kunnen worden gemaakt over het mogelijk aansluiten van de moeder,
waarna vervolgens de kinderen eens per twee weken van zaterdag tot zondag – inclusief overnachting – bij de oma zijn, waarbij er met de gecertificeerde instelling en de moeder afspraken worden gemaakt over het mogelijk aansluiten van de moeder.

Beoordeling

Omgangsregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253a vierde lid in samenhang met artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van (één van) de ouders of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing over een zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De nauwe persoonlijke betrekking tussen de oma en de kinderen staat niet ter discussie.
De rechtbank constateert voorts dat sprake is van de hiervoor bedoelde gewijzigde omstandigheden. Er is inmiddels gebleken dat de verhouding tussen de oma en Jbw zo verstoord is geraakt, dat de eerder door de rechtbank en het gerechtshof opgedragen regievoering door Jbw met betrekking tot de omgang niet meer lijkt te werken. Het contact tussen de oma en de kinderen is volledig stil komen te liggen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de oma ontvankelijk is in haar verzoek en zal het verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en hetgeen is besproken op zitting is het volgende gebleken. [de minderjarige 1] heeft in het verleden – middels een machtiging tot uithuisplaatsing – ongeveer drie jaar bij de oma gewoond. Een aantal maanden na de geboorte van [de minderjarige 2] is [de minderjarige 1] weer bij de moeder gaan wonen. Ongeveer een jaar later, in december 2020, zijn beide kinderen uit huis geplaatst. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen sinds april 2021 in hetzelfde perspectief biedende gezinshuis. In september 2021 is de oma een procedure gestart om een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de kinderen. De rechtbank achtte het bij beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2022 niet in het belang van de kinderen om een omgangsregeling met de oma vast te leggen Het gerechtshof heeft deze beschikking bekrachtigd. Zowel de rechtbank als het gerechtshof hebben overwogen dat onder regie van Jbw moet worden bezien of, en zo ja hoe, de omgang tussen de oma en de kinderen in de toekomst kan worden uitgebreid.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben een belast verleden en zijn kwetsbare kinderen. Er is bij hen op dit moment nog steeds sprake van ernstige problematiek. [de minderjarige 1] is gediagnosticeerd met FAS/D en [de minderjarige 2] met FAS. Dit zijn hersenaandoeningen die zijn ontstaan door alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. FAS/D en FAS gaat gepaard met leerstoornissen, verstandelijke beperking, gedragsproblemen, concentratieproblemen, hechtingsproblemen en problemen op sociaal-emotioneel vlak. Bij beide kinderen worden (sommige) van deze problemen gesignaleerd. De kinderen zijn gebaat bij voorspelbaarheid, structuur en veiligheid.
De samenwerking tussen de oma en Jbw is de afgelopen jaren zeer moeizaam verlopen. Partijen hebben een verschillende visie op de oorzaak daarvan. De oma voelde zich niet gehoord door de vorige jeugdbeschermer en zag het nut er niet meer van in om met Jbw in gesprek te gaan. Jbw vindt het daarentegen, gelet op de problematiek van de kinderen, van groot belang om met de oma af te stemmen wat de kinderen nodig hebben tijdens de omgang, wat volgens Jbw door de weigerachtige houding van de oma niet mogelijk was. In juli 2023 heeft Jbw de omgang tussen de oma en de kinderen beperkt tot eens in de twee maanden. Volgens Jbw was er tijdens de omgangsmomenten bij de oma sprake van spanning en boosheid, wat de omgangsmomenten belastend maakte voor de kinderen en bij hen resulteerde in negatief gedrag. De oma betwist dat dit gedrag te wijten is aan het contact wat zij met de kinderen had. Begin 2024 kwam de samenwerking tussen Jbw en de moeder ook onder druk te staan, waarna de omgang tussen de moeder en de kinderen geen doorgang heeft kunnen vinden. De omgang tussen de oma en de kinderen werd daarmee ook stopgezet, omdat Jbw van mening was dat de kinderen in het contact met de oma alleen te veel spanning ervaarden. De jeugdbeschermer en de moeder zijn enkele weken hierna weer tot samenwerking gekomen. Er is toen besloten om een externe, onafhankelijke partij in te zetten om de omgang tussen de moeder en de kinderen te begeleiden. Ook is toen besproken dat het hervatten van het contact tussen de oma en de kinderen onderzocht kon worden op het moment dat de omgang tussen moeder en de kinderen begeleid zou worden door deze externe partij en de spanning van de kinderen (met deze nieuwe persoon) gezakt en onder controle zou zijn. Vanwege lange wachttijden bij de organisaties die de omgang zouden kunnen begeleiden, is deze pas opgestart in januari 2025. Vanaf januari dit jaar begeleidt ‘GrandCare’ de omgang tussen de moeder en de kinderen, welke plaatsvindt om de week, voor de duur van één uur. De andere week hebben de moeder en de kinderen videobelcontact met elkaar. Ook is er sinds een paar maanden een nieuwe jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat alle partijen het belang inzien van contact tussen de oma en de kinderen. Partijen verschillen weliswaar van mening over de frequentie en duur van het contact, maar lijken het erover eens dat een vorm van contact in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is. De rechtbank acht het eveneens van belang dat [de minderjarige 1] met de oma, die een belangrijke rol heeft gespeeld in zijn jonge leven, contact heeft en houdt. De oma heeft wellicht in het leven van [de minderjarige 2] een kleinere rol gespeeld, maar ook voor [de minderjarige 2] acht de rechtbank het in haar belang dat zij de band met haar oma (verder) kan opbouwen. Ondanks de regie van Jbw, is er echter een impasse ontstaan. Het lukt partijen niet om die impasse te doorbreken. Om de impasse wel te doorbreken en gelet op het feit dat alle betrokkenen het erover eens lijken te zijn dat contact tussen de oma en de kinderen in het belang van de kinderen is, acht de rechtbank het van belang om een beslissing te nemen. De rechtbank zal, rekening houdend met de belastbaarheid van de kinderen, op dit moment een voorlopige omgangsregeling tussen de oma en de kinderen bepalen, inhoudende dat de oma één keer in de maand zal aansluiten bij de omgang van de moeder en de kinderen en aldus voor de duur van één uur omgang hebben met de kinderen.
Het is duidelijk dat de oma een (veel) ruimere regeling voor ogen heeft dan deze voorlopige omgangsregeling. De rechtbank kan echter nog niet goed overzien welke regeling uiteindelijk in het belang van de kinderen is en zal daarom het verzoek aanhouden in afwachting van het verloop van de voorlopige regeling en het verloop van de onderlinge contacten tussen de oma en Jbw. In dat kader overweegt de rechtbank dat het in het belang van de kinderen is dat de relatie tussen de oma enerzijds en Jbw anderzijds goed is. Voor de kinderen is het van belang dat alle volwassenen in hun leven zo veel mogelijk op één lijn zitten met betrekking tot hun behoeften en (on)mogelijkheden. Dat betekent niet alleen dat Jbw contact tussen de oma en de kinderen mogelijk moet maken, maar ook dat de oma serieus het gesprek moet aangaan met Jbw over (de (on)mogelijkheden van) de kinderen. Nu er sinds enkele maanden een nieuwe jeugdbeschermer betrokken is bij de kinderen en de omgang wordt begeleid door een externe partij, ziet de rechtbank een mogelijkheid voor beide partijen om een goede, frisse start te maken. Van beide kanten wordt daarbij inspanning verwacht om de relatie te herstellen. Op basis van de stukken en hetgeen is besproken op de zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat Jbw enerzijds vast heeft gezeten in bepaalde patronen in het contact met de oma en dat anderzijds de aard en de ernst van de problematiek van de kinderen, en ook de oorzaak daarvan, nog steeds niet goed tot de oma zijn doorgedrongen. Dit is al in de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof met betrekking tot de omgang overwogen en de rechtbank heeft de indruk dat er op dit punt weinig is veranderd. De rechtbank acht het van groot belang dat dit wel gebeurt. De rechtbank verwacht van de oma dat zij probeert het verleden los te laten en deelneemt aan gesprekken met Jbw, onder andere om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van de kinderen en hun mogelijkheden en onmogelijkheden. Alleen dan kan op een goede manier bij de behoeften van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] worden aangesloten. De rechtbank geeft Jbw in overweging, zoals ook ter zitting is besproken, om te proberen onder leiding van een mediator het gesprek met de oma aan te gaan, om het verleden te kunnen laten rusten en een frisse start te kunnen maken in de onderlinge relatie.
De rechtbank zal het verzoek aanhouden in afwachting van het verloop van de voorlopige regeling en het verloop van de onderlinge contacten tussen de oma en Jbw. De rechtbank wenst daarover en over de situatie van de kinderen te zijner tijd geïnformeerd te worden door partijen. Aan de hand van informatie over de belastbaarheid van de kinderen, de samenwerking tussen partijen en de praktische mogelijkheden van alle betrokkenen zal vervolgens een beslissing worden genomen over de omgang.
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Nu de rechtbank in de bodemprocedure een voorlopige omgangsregeling tussen de oma en de kinderen zal bepalen, beschouwt de rechtbank het verzoek van de oma om een voorlopige voorziening te treffen, als ingetrokken.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2022 en de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 5 april 2023 –:
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
voorlopigomgang met de oma zullen hebben:
- eens in de maand voor de duur van één uur, waarbij de oma aansluit bij de omgang met de moeder en de omgang wordt begeleid door GrandCare;
houdt iedere verdere beslissing in de procedure met nummer C/09/681399 / FA RK 25-1690 over
de omgangsregelingaan tot
15 december 2025 pro forma, in afwachting van het verloop van de bezoeken en het verloop van het contact tussen de oma en Jbw;
bepaalt dat (de advocaat van) de oma en Jbw zich uiterlijk op 15 december 2025 schriftelijk moeten uitlaten over de stand van zaken, inclusief een verslag van het verloop van de bezoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L Strop, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.A.L. Niemantsverdriet als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 juni 2025.