ECLI:NL:RBDHA:2025:13301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
NL25.3555 en NL25.3556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw met beroep op bewijsnood en hoorplicht

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat eiseres niet de gevraagde medische gegevens had overgelegd, waardoor het Bureau Medische Advisering (BMA) geen advies kon uitbrengen. Eiseres, die sinds 2016 in Nederland verblijft en psychische en fysieke klachten heeft, betwistte deze afwijzing en voerde aan dat zij in bewijsnood verkeerde omdat haar medisch behandelaars niet wilden meewerken aan het BMA-onderzoek.

De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en haar zoon aanwezig waren, maar de gemachtigde van verweerder niet. De rechtbank concludeert dat eiseres niet alle gevraagde medische stukken heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van het BMA. Hierdoor kon verweerder niet zorgvuldig beoordelen of uitstel van vertrek kon worden verleend. De rechtbank oordeelt ook dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat verweerder redelijkerwijs kon concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.3555 en NL25.3556
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 5 juni 2025 in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 13 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de zoon van eiseres deelgenomen. De gemachtigde van verweerder is met bericht vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1946 en heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit. Eiseres verblijft sinds 2016 in Nederland. Zij is ingereisd met een visum voor kort verblijf. Tussen 2016 en 2019 heeft eiseres twee verblijfsaanvragen en een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw gedaan, die allemaal zijn afgewezen. Eiseres heeft op 5 april 2022 een nieuwe aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Eiseres stelt psychische klachten, dementie en hartklachten te hebben.
3. Verweerder heeft advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over de gezondheidssituatie van eiseres. Het BMA heeft echter geconcludeerd dat zij geen advies kunnen uitbrengen omdat eiseres de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen BMA-advies ligt en eiseres op voorhand al niet aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 64 Vw voldoet.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres is niet in staat om te reizen en kan om die reden een beroep doen op artikel 64 Vw. Bovendien heeft zij gedurende de procedure de gevraagde medische stukken overgelegd. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht in bezwaar geschonden. Als verweerder eiseres had gehoord, dan had zij zelf kunnen constateren dat eiseres is niet in staat is om te reizen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
BMA-advies
6. In geschil is of eiseres de gevraagde medische stukken heeft overgelegd. Op grond van artikel 64 van de Vw verleent verweerder uitstel van vertrek als het BMA aangeeft dat het voor een vreemdeling medisch gezien niet verantwoord is om te reizen. [1] Een vreemdeling krijgt ook uitstel van vertrek, als uit het BMA-advies blijkt dat het uitblijven van een behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en de behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar is, of aantoonbaar niet toegankelijk is. [2]
6.1.
Het BMA beoordeelt of de relevante medische gegevens zijn aangeleverd. Zijn die gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig, dan laat verweerder aan de vreemdeling weten welke gegevens ontbreken en vraagt zij de vreemdeling om aanvullende informatie of bewijsmiddelen. Herstelt de vreemdeling het verzuim niet binnen de gegeven termijn, dan stelt verweerder de aanvraag buiten behandeling of wijst zij die af. [3]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet alle gevraagde medische stukken heeft overgelegd, ook niet nadat het BMA haar behandelaars daar drie keer om heeft verzocht en verweerder daarna nog drie keer herstelverzuim heeft geboden. Verweerder heeft in de brief van 23 augustus 2024 aangegeven dat het BMA geen informatie heeft ontvangen van cardioloog [naam 1] en GZ-psycholoog [naam 2] . Eiseres heeft op zitting bevestigd dat zij geen recente medische stukken heeft ontvangen van haar medisch behandelaars. Gelet hierop en gelet op het in overweging 6.1. weergegeven beleid, heeft verweerder in het bestreden besluit mogen concluderen dat het BMA geen zorgvuldig advies kon uitbrengen op basis van de wel door eiseres overgelegde stukken.
6.3.
Op zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij in bewijsnood verkeert omdat haar medisch behandelaars weigeren medische informatie met het BMA te delen. De rechtbank begrijpt dat het frustrerend is voor eiseres dat haar behandelaars niet willen meewerken aan het door het BMA te verrichten medisch onderzoek voor deze aanvraag, maar verweerder kan zonder dit medisch onderzoek niet zorgvuldig beoordelen of uitstel van vertrek kan worden verleend, omdat zij niet de vereiste deskundigheid bezit. [4] Het BMA heeft aangegeven dat de oude informatie van de cardioloog en GZ-psycholoog niet voldoende is en dat zij daarom nadere informatie nodig heeft. Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande op het standpunt kunnen stellen dat de ontbrekende stukken nodig waren om de aanvraag van eiseres inhoudelijk te kunnen beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoorplicht in bezwaar niet heeft geschonden. Verweerder heeft op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar redelijkerwijs kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden dan afwijzing van de aanvraag. Hierbij is van belang dat eiseres in bezwaar haar medische situatie onvoldoende nader heeft onderbouwd met stukken, ondanks het feit dat verweerder meerdere malen uitstel heeft verleend. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Paragraaf A3/7.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Paragraaf A3/7.1.3 van de Vc.
3.Paragraaf A3/7.2.5 en 7.2.6 van de Vc.
4.Zie hiervoor ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2448.