Uitspraak
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, die stelde dat eiseres niet de gevraagde medische gegevens had overgelegd, waardoor het Bureau Medische Advisering (BMA) geen advies kon uitbrengen. Eiseres, die sinds 2016 in Nederland verblijft en psychische en fysieke klachten heeft, betwistte deze afwijzing en voerde aan dat zij in bewijsnood verkeerde omdat haar medisch behandelaars niet wilden meewerken aan het BMA-onderzoek.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en haar zoon aanwezig waren, maar de gemachtigde van verweerder niet. De rechtbank concludeert dat eiseres niet alle gevraagde medische stukken heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van het BMA. Hierdoor kon verweerder niet zorgvuldig beoordelen of uitstel van vertrek kon worden verleend. De rechtbank oordeelt ook dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat verweerder redelijkerwijs kon concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.