In deze hersteluitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser en zijn referente niet konden aantonen dat zij minimaal zes maanden een duurzame relatie hadden en feitelijk samenwoonden. Eiser, geboren in 1968 en van Sri Lankaanse nationaliteit, had op 3 augustus 2023 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij zijn Roemeense partner. De rechtbank heeft de zaak op 29 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder niet aanwezig was. Eiser heeft verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder foto’s, berichten en verklaringen, om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de nieuwe bewijsstukken die in beroep zijn overgelegd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle aangevoerde omstandigheden worden betrokken. Eiser krijgt het griffierecht terug en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 2.721,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard.