ECLI:NL:RBDHA:2025:13351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 65
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag Belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm)

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst over de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag Bpm. Eiseres had op 17 februari 2021 een bedrag van € 5.807 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Land Rover Defender. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de inspecteur van mening was dat de aangifte niet correct was. Eiseres had een taxatierapport overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit rapport gebrekkig was en niet kon dienen voor de bepaling van de verschuldigde Bpm. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd en dat de afschrijving van de auto correct was vastgesteld op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel. Eiseres had ook verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking had op de proceskostenvergoeding en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.747,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/65

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag Belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2023 de naheffingsaanslag verminderd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2025.
Namens eiseres is mr. M.U. Sahin, kantoorgenoot van gemachtigde, verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] ,
[naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft op 17 februari 2021 op aangifte een bedrag van € 5.807 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Land Rover Defender (de auto). De datum van eerste toelating is 7 april 2015.
2. In de aangifte is de te betalen belasting voor de auto berekend op basis van een taxatierapport van Expertise- & Taxatiebureau Bol. B.V. (het taxatierapport). De taxatie van de auto heeft op 10 februari 2021 plaatsgevonden en het taxatierapport is op 16 februari 2021 opgesteld. In het taxatierapport is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 45.020 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 8.222. De taxateur heeft een bedrag van € 5.022 (72% van de totale gecalculeerde reparatiekosten van afgerond € 6.986) als schade aangemerkt en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat op € 3.200 vastgesteld. Eiseres heeft geen inkoopfactuur overgelegd bij het taxatierapport.
3. Er heeft een hertaxatie plaatsgevonden door Domein Roerende Zaken (DRZ). Het DRZ-rapport van 26 februari 2021 vermeldt een historische nieuwprijs van € 101.151, een netto catalogusprijs van € 37.404, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 23.096. DRZ heeft geen schade geconstateerd anders dan normale gebruikersschade en heeft geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen. In het rapport is – onder meer – het volgende opgenomen:
“Doordat het aangegeven voertuig niet beschikbaar is in AutotelexPro heb ik voor mijn typeselectie en bepaling nieuwwaarde gebruik moeten maken van Eurotax. Alleen de netto catalogusprijs wordt hier niet weergegeven. Deze heb ik berekend door middel van zelf de BPM te bepalen. De BPM van het aangegeven voertuig (€ 62.449,-) heb ik bepaald door gebruik te maken van de BPM tarievenlijst. Deze is bijgevoegd in dossier.
De aangever heeft voor de aangifte een Land Rover Freelander gebruikt. Dit is niet met een Land Rover Defender te vergelijken.
Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade worden aangemerkt. Hierdoor wordt er geen waardevermindering aan het voertuig toegerekend.”
4. Op 22 mei 2023 heeft eiseres alsnog een inkoopfactuur overgelegd, waaruit blijkt dat de auto op 8 december 2020 is gekocht voor € 40.000 (exclusief BTW en Bpm).
5. Verweerder heeft een naheffingsaanslag van in totaal € 12.323 opgelegd (€ 12.123 aan na te heffen Bpm en € 200 belastingrente). De naheffingsaanslag is vastgesteld aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel.
6. Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 10.160.

Geschil7. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil:

  • Of het taxatierapport van eiseres kan dienen en een beroep kan worden gedaan op de taxatiemethode;
  • Of de historische nieuwprijs tot het juiste bedrag is vastgesteld;
  • Of de verschuldigde Bpm bepaald kan worden aan de hand van de herrekende bruto Bpm van eerder ingevoerde gelijksoortige auto’s (de herleidingsmethode);
  • Of de hoogte van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase juist is vastgesteld;
  • Of eiseres in aanmerking komt voor een vergoeding van immateriële schade.
Beoordeling van het geschil
Taxatierapport en schade
8. Eiseres heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het door haar overlegde taxatierapport kan dienen voor de berekening van de te betalen Bpm. De bewijslast ten aanzien van de in haar taxatierapport vermelde schade rust op eiseres. Eiseres heeft in beroep niets ingebracht tegen het standpunt van DRZ dat geen andere schade dan gebruikersschade aanwezig is. Eiseres is dan ook niet geslaagd in haar bewijslast. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank het taxatierapport ook op andere punten zodanig gebrekkig dat het niet bruikbaar is voor de bepaling van de vermindering van de verschuldigde Bpm. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de taxateur in de opgenomen koerslijst van een ander model Land Rover is uitgegaan, de taxateur enkel op basis van ongedateerde foto’s de door hem gestelde schade heeft vastgesteld en het daardoor niet is vast te stellen wanneer de opname van de auto heeft plaatsgevonden en of de op de foto’s aanwezige schade aanwezig was op het moment van opname. Daarnaast volgt uit de inkoopfactuur dat de aankoopprijs van de auto € 40.000 (ex BTW en Bpm) bedraagt. Het is dan zeer onwaarschijnlijk dat de auto slechts een waarde van € 3.200 vertegenwoordigt. Er kan derhalve geen beroep worden gedaan op de taxatiemethode.
9. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar een bijstelling markt- en dealersituatie toegepast. Aangezien er geen koerslijst voor de uitvoering van de auto beschikbaar is, kan de koerslijstmethode niet worden toegepast. Verweerder heeft dan ook terecht de afschrijving van de auto vastgesteld op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel; door de verlaging in de bezwaarfase is de aanslag te laag vastgesteld. Eiseres heeft ter zitting een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel om andere elementen uit de koerslijst toe te passen. Zoals hiervoor overwogen is een beroep op de koerslijstmethode niet mogelijk. Eiseres kan dan ook aan de uitspraak op bezwaar geen vertrouwen ontlenen dat de naheffingsaanslag verder dient te worden verminderd.
Historische nieuwprijs
10. Eiseres heeft gekozen voor aangifte met een taxatierapport. Gelet op hetgeen is overwogen onder 8 en 9 kan het taxatierapport niet dienen voor de vaststelling van de verschuldigde Bpm en is de afschrijving van de auto terecht bepaald aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel. Alsdan is de historische nieuwprijs niet relevant voor de bepaling van de verschuldigde Bpm.
Herleidingsmethode
11. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2025 [1] slaagt de beroepsgrond van eiseres met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode niet.
Proceskosten bezwaar
12. Eiseres heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat op grond van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024 [2] verweerder ten onrechte is uitgegaan van het lagere tarief. Het beroep is voor zover het is gericht tegen de toegekende proceskostenvergoeding in bezwaar gegrond. De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande aanleiding de in het bestreden besluit toegekende proceskostenvergoeding te vernietigen en deze vast te stellen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op in totaal € 1.294 (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 647 en een wegingsfactor 1).
Immateriële schadevergoeding
13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase wordt in dit verband als redelijk beschouwd. Verweerder heeft het bezwaar tegen de naheffingsaanslag op 1 september 2023 ontvangen en de uitspraak van de rechtbank is van 22 juli 2025. De redelijke termijn is dus niet overschreden. Eiseres komt dan ook niet voor een vergoeding van immateriële schade in aanmerking.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank met inachtneming van het Besluit en hetgeen hierboven over de bezwaarfase is overwogen voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.294 voor de bezwaarfase en € 453,50 voor de beroepsfase (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,25), in totaal € 1.747,50. Omdat het beroep alleen gegrond is wat betreft de waarde per punt in bezwaar, hanteert de rechtbank voor de beroepsfase wegingsfactor 0,25. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de vastgestelde proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.747,50;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134
2.Hoge Raad 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060
3.vgl. Hoge Raad 6 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:862