In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had op 4 april 2022 een bedrag van € 1.116 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Mercedes-Benz GLE 350. De naheffingsaanslag van in totaal € 17.025 werd opgelegd op basis van een taxatierapport dat door eiser was ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit rapport niet bruikbaar was voor de vaststelling van de verschuldigde Bpm. De rechtbank concludeerde dat de afschrijving van de auto terecht was bepaald aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel, omdat er geen koerslijst beschikbaar was voor de auto. Eiser had ook verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn niet was overschreden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.