In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen V.O.F. BR Cars, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over een naheffingsaanslag Bpm. Eiseres had op 28 februari 2023 een bedrag van € 1.207 aan Bpm voldaan voor de registratie van een Seat Tarraco. De Belastingdienst heeft echter een naheffingsaanslag van € 4.198 opgelegd, omdat er essentiële gebreken aan de auto waren geconstateerd en het taxatierapport niet bruikbaar werd geacht. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze naheffingsaanslag, waarbij zij onder andere aanvoerde dat het taxatierapport van bewijs was uitgesloten en dat de koerslijstmethode gebruikt kon worden voor de bepaling van de Bpm. Tijdens de zitting op 8 juli 2025 is vastgesteld dat de koerslijstmethode inderdaad kan worden toegepast, wat leidde tot een verlaging van de naheffingsaanslag met € 193. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de hoogte ervan moest worden aangepast. Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeeld tot een bedrag van € 1.814. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.