ECLI:NL:RBDHA:2025:13427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/09/684376 / JE RK 25-780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 juli 2025, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2017, behandeld. De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. De ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, zijn niet verschenen op de zitting, maar zijn wel opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders, die te maken hebben met verslavingsproblematiek. De kinderrechter heeft eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 6 juli 2025. De gecertificeerde instelling verzoekt nu om een verlenging van deze maatregelen voor een jaar, omdat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds ernstig bedreigd wordt door de problemen van de ouders, en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele en veilige omgeving voor de minderjarige en verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/684376 / JE RK 25-780
Datum uitspraak: 3 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
en
[pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de pleegouders,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 april 2025;
- de brief van de gecertificeerde instelling met bijlage van 18 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de pleegouders;
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juni 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 6 juli 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juni 2024 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 6 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens de gecertificeerde instelling is nog altijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] . De zorgen die er waren over de verzorgings- en opvoedvaardigheden van de ouders, zijn de afgelopen periode niet afgenomen. De pogingen in de afgelopen periode om het middelengebruik bij moeder structureel onder controle te brengen, hebben nog niet geleid tot een daadwerkelijke verandering. Dankzij de hulp die er rond de moeder is georganiseerd lijkt haar situatie de laatste tijd relatief stabiel, maar er is nog een weg te gaan. Die weg moet er uiteindelijk toe leiden dat de moeder een behandeling kan aangaan om de onderliggende problematiek aan te pakken. Inmiddels is er een stabiele omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder en verloopt de samenwerking tussen de moeder en de pleegouders beter. Ook bij de vader blijft het middelengebruik een punt van zorg. Voor de vader geldt dat het hem, ondanks pogingen daartoe, niet lukt om middelenvrij te blijven. Inmiddels heeft de vader geen contact meer met de jeugdbeschermer en is hij zijn behandeling bij de GGZ gestopt. Ook heeft de vader het aantal omgangsmomenten met [minderjarige] teruggebracht. Binnen het pleeggezin doet [minderjarige] het heel goed. Wel wordt bij [minderjarige] gezien dat hij veel last heeft van de onduidelijkheid over waar hij zal opgroeien, over de relatie tussen zijn ouders en over de omgang en dan met name het logeren bij zijn moeder. Het is belangrijk dat aan die onzekerheden voor [minderjarige] zoveel mogelijk een einde wordt gemaakt. In dat verband is in de afgelopen periode door Jeugdformaat een perspectiefonderzoek gedaan. Dit onderzoek is echter vroegtijdig gestopt. De gecertificeerde instelling heeft inmiddels de opvoedvisie vastgesteld en daaruit komt naar voren dat [minderjarige] zal opgroeien in het pleeggezin. Ook is duidelijk dat [minderjarige] kampt met de gevolgen van traumatische gebeurtenissen uit het verleden en problematiek rond de hechting aan de personen in zijn directe omgeving. Om die reden is het belangrijk dat de komende periode wordt gestart met de Slapende Honden Wakker Maken-methode om uiteindelijk een traumabehandeling voor [minderjarige] mogelijk te maken.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de gecertificeerde instelling, zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Wel is namens de moeder aangegeven dat het nog steeds haar doel is dat [minderjarige] op termijn weer bij haar komt wonen. De moeder realiseert zich echter ook dat dit op dit moment nog niet realistisch is en dat zij daarvoor nog de nodige stappen moet zetten. De verslavingsproblematiek lijkt op dit moment onder controle te zijn en dat is een goede eerste stap.
4.2.
Namens de pleegouders is aangegeven dat [minderjarige] het bij hen thuis heel goed doet maar ook de pleegouders zien dat [minderjarige] last heeft van de onduidelijkheid die er op meerdere gebieden is. Inmiddels is er een stabiele omgangsregeling met de moeder en heeft [minderjarige] iedere maandag deels onbegeleid omgang met zijn moeder. Daarnaast hebben zij om de week op woensdag en eens per maand op zaterdag omgang met elkaar. Die omgangsmomenten verlopen goed. Wel zou het goed zijn als de moeder naast de omgang met [minderjarige] ook verantwoordelijkheden op zich zou nemen. Dat zou het vertrouwen van [minderjarige] in zijn moeder heel veel goed doen. Het contact en de samenwerking met de moeder verloopt beter dan in het verleden. Met de vader is minder contact maar ook hij ziet [minderjarige] iedere week bij de pleegouders thuis.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd, omdat zijn ouders hem, door hun eigen problemen, niet de veilige en stabiele opvoedomgeving kunnen bieden die een kind van bijna acht jaar oud, nodig heeft. Ook lukt het hen niet om beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] zijn en zijn zij onvoldoende betrouwbaar voor [minderjarige] . [minderjarige] doet het op heel veel gebieden heel goed, maar er zijn ook zorgen. Zo wordt gezien dat [minderjarige] veel last heeft van de onduidelijkheid over waar hij zal opgroeien en over de relatie tussen zijn ouders. Ook wordt gezien dat [minderjarige] heel veel spanning ervaart rond de geplande logeermomenten bij zijn moeder. [minderjarige] wil graag bij zijn moeder logeren maar maakt zich tegelijkertijd heel veel zorgen of hij zijn moeder wel wakker kan krijgen en wie er dan voor hem zorgt. Bij beide ouders speelt hun verslavingsproblematiek nog altijd een rol. Hoewel het zonder meer positief is dat de situatie bij de moeder de laatste tijd stabiel lijkt, is dat een ontwikkeling die nog maar zeer recent is. Voor de vader geldt dat hij inmiddels geen contact meer heeft met de jeugdbeschermer en er om die reden geen zicht is op de situatie van de vader. Dat de vader de omgangsmomenten met [minderjarige] heeft teruggebracht is voor [minderjarige] een teleurstelling en niet in zijn belang.
5.3
Het is voor [minderjarige] heel belangrijk dat hij de komende periode de kans krijgt om traumatische gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. Daarvoor is hij inmiddels aangemeld voor de Slapende Honden Wakker Maken-methode. Het is belangrijk voor [minderjarige] dat hij opgroeit in een stabiele en veilige omgeving om van daaruit een behandeling te kunnen ondergaan. Zijn pleegouders bieden hem die opgroei- en opvoedomgeving. Daar zit hij op zijn plek en het is belangrijk dat dit voortgezet wordt. Voor [minderjarige] is het daarnaast belangrijk dat hij vertrouwen haalt uit de omgang met zijn ouders. Dat vertrouwen kan hij in de eerste plaats halen uit de fijne omgangsmomenten die er op dit moment zijn maar daarnaast ook door te ervaren dat zijn ouders open naar hem zijn en door positieve ervaringen op te doen met bijvoorbeeld logeermomenten. Voor de moeder is het belangrijk dat de omgangsmomenten goed blijven verlopen en dat de samenwerking met de pleegouders goed blijft gaan. Daarnaast zal de moeder zich met de hulp die er voor haar is, heel hard moeten blijven inzetten om het middelengebruik terug te dringen en uiteindelijk een behandeling te ondergaan voor haar onderliggende problematiek. Daarmee is het belang van [minderjarige] het meest gediend. Ten aanzien van de vader geldt dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat hij weer in contact komt met de jeugdbeschermer en dat er zo zicht blijft op zijn situatie. De gecertificeerde instelling heeft het opgroeiperspectief van [minderjarige] inmiddels bepaald. Tegelijkertijd heeft de moeder nog altijd de wens dat [minderjarige] bij haar zal opgroeien. Het is belangrijk dat de gecertificeerde instelling met de moeder bespreekt welke situatie met het besluit rond het opgroeiperspectief is ontstaan. Dat neemt bij alle betrokkenen, en dus ook bij [minderjarige] , onduidelijkheid weg. De kinderrechter benadrukt dat de toekomst zal uitwijzen welke rol de moeder en de vader uiteindelijk in het leven van [minderjarige] kunnen blijven spelen. Ook als dat een rol op afstand is, kunnen zij als ouders een belangrijke rol in zijn leven vervullen.
5.4.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor een periode van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 6 juli 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 6 juli 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025 door mr. A.P. de Klerk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265 BW.