ECLI:NL:RBDHA:2025:13436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
09-081049-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met positieve ontwikkeling en onduidelijkheid over start Scholing- en Trainingsprogramma

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een jeugdige veroordeelde die onder de PIJ-maatregel valt. De rechtbank heeft besloten de PIJ-maatregel met negen maanden te verlengen. De veroordeelde, geboren in 2003, heeft in het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar er zijn zorgen over de start van het Scholing- en Trainingsprogramma (STP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds maart 2025 beter functioneert, maar dat er onduidelijkheid is over de plaatsing bij een begeleid-wonen instantie. De rechtbank benadrukt het belang van voldoende tijd voor het STP, dat minimaal zes maanden in beslag zal nemen. De officier van justitie heeft de verlenging van de PIJ-maatregel gevorderd, terwijl de raadsman van de veroordeelde heeft gepleit voor afwijzing van de vordering, stellende dat het recidiverisico laag is. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het recidiverisico nog steeds als matig tot hoog wordt ingeschat, en dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde een verlenging van de maatregel vereisen. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de veroordeelde en de maatschappij, en heeft de termijn van de PIJ-maatregel vastgesteld op negen maanden, met een verwachte einddatum van 28 maart 2026 voorwaardelijk en 28 maart 2027 onvoorwaardelijk.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-081049-21
Datum uitspraak: 3 juli 2025
Beslissing op de op 21 mei 2025 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak tegen:

[de veroordeelde] (hierna: de veroordeelde),

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in RJJI [locatie] te [plaats 1] .
die bij vonnis van 23 september 2021 van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel), onherroepelijk geworden op 8 oktober 2021. De PIJ-maatregel is verlengd bij beschikking van 4 januari 2024 voor de duur van 18 maanden.

De vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de (termijn van de) PIJ-maatregel wordt verlengd met negen maanden.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder:
- een extract van het vonnis van deze rechtbank van 23 september 2021, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 21 mei 2025 die strekt tot verlenging van de PIJ-maatregel met 9 maanden (met vorderingsbrief van 20 februari 2025);
- het op 1 mei 2025 uitgebrachte advies, opgesteld door [naam 1] , werkzaam als psycholoog en behandelcoördinator, en [naam 2] , klinisch psycholoog en pedagogisch directeur, beiden verbonden aan RJJI [locatie] , om de PIJ-maatregel te verlengen met zes maanden en de daarbij overgelegde aantekeningen.
- het Elfde Perspectiefplan van YouTurn van 6 juni 2025, opgemaakt door [naam 1] , gedragswetenschapper, drs. [naam 2] , klinisch psycholoog en drs. [naam 3] , GZ-psycholoog.
De rechtbank heeft op 3 juli 2025 de vordering in raadkamer behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg;
- de deskundige, S. de Kuiper, als GZ-psycholoog verbonden aan RJJI [locatie] .

Het advies

Uit het advies van 1 mei 2025 en de toelichting van de deskundige ter zitting leidt de rechtbank het volgende af.
Gedurende de PIJ-maatregel heeft de veroordeelde gewerkt aan zijn behandeldoelen, verschillende therapieën gevolgd en gedragsalternatieven aangeleerd.
Dit is grotendeels positief verlopen, maar in het afgelopen jaar is er veel gebeurd.
Zo is tijdens de bespreking van het tiende perspectiefplan in oktober 2024 onder andere gesproken over het opstarten van het Scholing- en Trainingsprogramma (hierna: STP).
De veroordeelde heeft tijdens dit gesprek aangegeven nog niet te willen starten met een STP en heeft als gevolg daarvan vervolgens het contact met zijn individueel begeleider verbroken, informatie achtergehouden en grensoverschrijdend gedrag vertoond.
Verder heeft er begin maart 2025 een incident plaatsgevonden, waarbij er in de kamer van de veroordeelde een zelfgemaakt mes, 62 aanstekers, een pakje lange vloei en een pakje tip zijn gevonden. De veroordeelde heeft daarover verklaard dit te hebben verstopt om de start van zijn STP te verstoren.
Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat de veroordeelde tijdelijk is overgeplaatst naar de PI in [plaats 2] . Sinds deze tijdelijke overplaatsing wordt een positieve ontwikkeling gezien. De veroordeelde heeft aangegeven nu wel te willen starten met het STP, hij houdt zich aan de afspraken en regels op de groep en is weer in gesprek met zijn individueel begeleider.
Ter zitting is toegelicht dat op dit moment nog onduidelijk is wanneer het STP voor de veroordeelde precies kan starten. Het streven is om de veroordeelde in augustus 2025 bij Humane Zorg, een begeleid wonen instantie, in [plaats 3] te plaatsen. Het is evenwel onduidelijk of dit haalbaar is omdat financiering en toestemming bij verschillende gemeenten zijn belegd en op dit moment de financiering wel rond is, maar de toestemming voor plaatsing nog niet. Indien een plaatsing in [plaats 3] niet mogelijk blijkt te zijn, zal gezocht moeten worden naar een andere plek in een andere regio. Ten aanzien van de duur van het STP heeft de deskundige verklaard dat daar in het algemeen, maar ook in dit geval minimaal zes maanden voor nodig is, zodat de veroordeelde voldoende tijd heeft om op een juiste manier aan de slag te gaan met het opbouwen van een prosociaal en steunend netwerk en gemonitord kan worden hoe de veroordeelde omgaat met meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Om die redenen vindt de deskundige een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van zes maanden dan ook passend en geboden.

De standpuntenDe officier van justitie heeft de vordering gehandhaafd en daartoe het volgende naar voren gebracht. De veroordeelde heeft in de afgelopen maanden, met name sinds maart 2025, positieve stappen gezet. Gebleken is dat het moeilijk voor hem was om toe te werken naar de start van het STP, waardoor het contact met het behandelteam moeizamer verliep en de veroordeelde uiteindelijk tijdelijk in een andere inrichting heeft verbleven.

Uit het advies blijkt dat nadien een omslag heeft plaatsgevonden en dat de veroordeelde sindsdien bereid is om te starten met het STP. De officier van justitie complimenteert de veroordeelde voor deze omslag, maar benadrukt dat er voldoende tijd genomen moet worden voor het STP, mede omdat stress en spanning een trigger voor de veroordeelde kunnen zijn. Een overplaatsing naar een nieuwe plek en het opnieuw moeten vertrouwen van begeleiders en hulpverleners zal tijd kosten. Daarbij moet de veroordeelde begeleid en ondersteund worden bij de verdere overgang naar meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Ter zitting is naar voren gebracht dat onduidelijk is wanneer zijn STP precies kan starten, omdat [plaats 3] nog geen toestemming heeft gegeven voor een plaatsing bij Humane Zorg. Dit is met name voor de veroordeelde lastig en geeft onzekerheid, maar maakt ook dat de officier van justitie van mening is dat de PIJ-maatregel voor negen maanden verlengd moet worden. Ervan uitgaande dat het STP in augustus kan starten en minimaal zes maanden in beslag zal nemen maakt een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van negen maanden noodzakelijk. Ten aanzien van het voorstel van de raadsman om de PIJ-maatregel met drie maanden te verlengen heeft de officier van justitie verklaard daartoe geen aanleiding te zien. Ter zitting is gebleken dat alle betrokkenen druk bezig zijn met het zoeken naar een passende plek voor de veroordeelde. Het is niet nodig om met een verlenging van drie maanden een vinger aan de pols te houden.
De raadsman van de veroordeelde heeft primair betoogd dat de verlenging van de PIJ-maatregel dient te worden afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Volgens de raadsman is er geen sprake meer van een concrete vrees voor herhaling, zeker gelet op de vrijheden die de veroordeelde al heeft. De raadsman haalt uit het advies dat dit risico matig is, maar volgens de raadsman zal dit risico nooit lager worden opgeschreven. De veroordeelde werkt vier dagen per week, gaat drie keer per week naar voetbal, gaat één keer per week onbegeleid naar huis en heeft één keer per week onbegeleid ontspanningsverlof. Daar komt bij dat de behandeling van de veroordeelde zo goed als is afgerond en hij in [locatie] alleen nog profiteert van de ondersteuning van de begeleiders. Het incident in maart 2025 heeft volgens de raadsman niets te maken met het recidiverisico, maar met het feit dat het in [locatie] onrustig is en de veroordeelde daar gefrustreerd over is geraakt.
Nu het recidiverisico laag is, is niet voldaan aan de wettelijke vereisten en dient de vordering te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de PIJ-maatregel met niet meer dan drie maanden te verlengen, zodat in de komende maanden gewerkt kan worden aan een overplaatsing en de veroordeelde kan starten met zijn STP. Het is van groot belang dat hem perspectief wordt geboden, zeker gelet op de vrijheden en verantwoordelijkheden die hij nu al heeft en de positieve ontwikkeling die hij in de afgelopen periode heeft laten zien. De veroordeelde is al vrijwel helemaal ‘buiten’. Een verlenging voor een langere duur kan een negatief effect hebben op zijn motivatie. Volgens de raadsman kan op deze wijze druk op ketel worden gehouden en met voortvarendheid gezocht worden naar een passende plek voor de veroordeelde, ook als blijkt dat een plaatsing in [plaats 3] niet mogelijk blijkt te zijn. Een verlenging voor een langere duur dan drie maanden is daarvoor niet nodig.

De beoordeling

De PIJ-maatregel is opgelegd voor verkrachting, tweemaal een afpersing, openlijke geweldpleging tegen personen en tweemaal mishandeling. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Uit het advies volgt dat het recidiverisico met verschillende instrumenten is getoetst. Uit het SAVRY-instrument blijkt dat, indien de PIJ-maatregel nu beëindigd zou worden, het recidiverisico op een gewelddadig delict wordt ingeschat op matig tot hoog. Volgens het tweede instrument, J-SOAP, dat specifiek gericht is op jongeren die op de ESP-afdeling (Ernstige Seksuele Problematiek-afdeling) verblijven, wordt het risico op seksuele recidive op matig geschat. De overkoepelende conclusie is dat bij een directe beëindiging van de PIJ-maatregel het recidiverisico op een gewelddadig delict op dit moment nog als matig-hoog wordt ingeschat. Bij de beoordeling van het recidiverisico weegt de rechtbank mee dat de veroordeelde recent tijdelijk elders is geplaatst omdat hij zich niet heeft gehouden aan de regels en zowel aanstekers als een zelfgemaakt mes op zijn kamer had verstopt. Dit terwijl de veroordeelde blijkens het vonnis van 23 september 2021 bij meerdere feiten waarvoor hij is veroordeeld ook heeft gedreigd met het gebruiken van een mes. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook effect op het recidiverisico. De rechtbank volgt, anders dan de raadsman heeft betoogd, het advies van de deskundigen en trekt daaruit de conclusie dat het recidiverisico nog matig tot hoog is. Verder is de rechtbank op basis van het advies van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van een PIJ-maatregel is voldaan.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is met welke termijn de PIJ-maatregel moet worden verlengd. Ter zitting is gebleken dat de veroordeelde met name na de korte overplaatsing in maart 2025 een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt; hij is opnieuw in contact met zijn individueel behandelaar, houdt zich aan de regels en afspraken op de groep en is bereid om te starten met STP. Daarbij heeft de veroordeelde ter zitting zelf naar voren gebracht dat hij vier dagen per week werkt, voetbalt in Breda en op onbegeleid verlof gaat. De rechtbank acht dit een positieve ontwikkeling en onderstreept het belang dat de veroordeelde deze houding, inzet en motivatie doorzet. Tegelijkertijd ziet de rechtbank dat de veroordeelde een drang heeft om naar buiten te gaan en nog niet gestart is met zijn STP. Het STP is geen onderschikt sluitstuk, maar een wezenlijk onderdeel van de PIJ-maatregel en neemt volgens de deskundige minimaal zes maanden in beslag. De rechtbank vindt het belangrijk dat voor dat STP voldoende tijd wordt genomen. Het doel van een STP is dat de veroordeelde nog meer op eigen benen komt te staan en meer vrijheden krijgt. Het is belangrijk dat de veroordeelde tijdens die periode nog kan rekenen op ondersteuning en begeleiding van de inrichting, in het geval de veroordeelde een terugval of tegenslag te verwerken krijgt. Bovendien dient tijdens het STP gemonitord te worden hoe de veroordeelde omgaat met vrijheden, verantwoordelijkheden en het opbouwen van een netwerk. Ter zitting is gebleken dat nog onduidelijk is wanneer het STP precies kan starten, omdat het niet zeker is dat de veroordeelde in [plaats 3] geplaatst kan worden. De rechtbank onderschrijft het belang dat de veroordeelde zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt over een eventuele plaatsing in [plaats 3] en op korte termijn kan starten met zijn STP. Gelet op het feit dat het startmoment nog onduidelijk is, het feit dat het STP minimaal zes maanden duurt én het feit dat de veroordeelde voldoende tijd en ruimte moet krijgen voor dit programma, is de rechtbank van oordeel dat verlenging van de PIJ-maatregel met negen maanden aangewezen is.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geeft de rechtbank aan dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, behoudens verdere verlenging en andere onvoorziene omstandigheden, op 28 maart 2026 voorwaardelijk zal eindigen en op 28 maart 2027 onvoorwaardelijk zal eindigen.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de PIJ-maatregel, zoals hierboven omschreven,
met 9 maanden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,
mr. W.G. de Boer, kinderrechter,
en mr. E. van Die, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025.