In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit behandeld. De eiser had op 2 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 18 februari 2025 werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan.
De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2025 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De eiser voerde aan dat hij in Duitsland was uitbuit door een ambassadeur en dat hij bedreigd werd door deze persoon en leden van de Sierra Leone People’s Party (SLPP). De rechtbank concludeert dat de minister de gestelde bedreigingen niet geloofwaardig heeft geacht, omdat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst op een motiveringsgebrek in het besluit van de minister, maar oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.
De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser vastgesteld op €1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank benadrukt dat de eiser Nederland dient te verlaten, ondanks de gegrondverklaring van het beroep vanwege het motiveringsgebrek.