ECLI:NL:RBDHA:2025:13439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
NL25.12458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Sierra Leoonse eiser met beroep op uitbuiting en bedreigingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser van Sierra Leoonse nationaliteit behandeld. De eiser had op 2 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 18 februari 2025 werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan.

De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2025 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De eiser voerde aan dat hij in Duitsland was uitbuit door een ambassadeur en dat hij bedreigd werd door deze persoon en leden van de Sierra Leone People’s Party (SLPP). De rechtbank concludeert dat de minister de gestelde bedreigingen niet geloofwaardig heeft geacht, omdat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst op een motiveringsgebrek in het besluit van de minister, maar oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

De rechtbank heeft de proceskosten van de eiser vastgesteld op €1.814,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank benadrukt dat de eiser Nederland dient te verlaten, ondanks de gegrondverklaring van het beroep vanwege het motiveringsgebrek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.12458

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [datum] ,
van Sierra Leoonse nationaliteit, eiser
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd. Het besluit wordt daarom vernietigd, maar de rechtsgevolgen blijven wel in stand. Dit betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 2 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser was in Duitsland werkzaam voor [persoon] van Sierra Leone, maar hij werd door [persoon] en zijn vrouw niet goed behandeld. Eiser moest bijvoorbeeld een groot deel van zijn loon afstaan aan [persoon] . Deze vorm van uitbuiting hield [persoon] bij in een boek dat eiser heeft verduisterd. Als gevolg daarvan is eiser bedreigd door [persoon] en leden van de SLPP [2] . Vervolgens is eiser naar Nederland gevlucht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen met [persoon] en de SLPP.
De minister gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Het tweede asielmotief acht de minister deels geloofwaardig. De minister gelooft dat eiser slecht is behandeld door [persoon] van [land] in Duitsland, maar hij gelooft de gestelde doodsbedreiging en de gestelde gevolgen daarvan niet. In dit verband heeft de minister onder meer overwogen dat de inhoud van het boek vaag is en dat eiser niet heeft kunnen tonen waaruit blijkt dat het boek onmiskenbaar van [persoon] is geweest. Het is de minister niet duidelijk geworden hoe het boek de eventuele openbaarmaking van eisers ervaringen kracht zou kunnen bijzetten. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit dat eiser slecht behandeld werd door [persoon] en zijn vrouw niet wijst op ernstige schendingen van de gronderechten van de mens en dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone een reëel risico loopt op ernstige schade.
Heeft de minister de doodsbedreigingen door [persoon] en de leden van de SLPP en de gevolgen daarvan ongeloofwaardig kunnen achten?
5. Eiser voert aan dat de minister de doodsbedreigingen aan zijn adres van [persoon] en de leden van de SLPP en de gevolgen daarvan ten onrechte niet gelooft. Eiser meent dat zijn verklaringen hierover in combinatie met de door hem overgelegde documenten een voldoende onderbouwing vormen.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser weliswaar samenhangend en aannemelijk heeft verklaard over zijn werkzaamheden voor en de uitbuiting door [persoon] , maar juist niet over de gestelde (doods)bedreigingen en de daaropvolgende gebeurtenissen. Volgens de minister is het tweede asielmotief onder te verdelen in duidelijk te onderscheiden onderdelen. Omdat de verklaringen van eiser over de doodbedreigingen en de daaropvolgende gebeurtenissen niet een samenhangend en aannemelijk geheel vormen, heeft de minister dat deel van eisers asielrelaas terecht niet geloofwaardig geacht. In het bestreden besluit is toegelicht dat eisers argument waarom hij niet naar de Duitse autoriteiten is gegaan (uit angst dat de aangifte niet serieus zou worden genomen en uit angst voor zijn familie) wordt gevolgd. Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat alleen het eerste deel (de angst van het niet serieus nemen van de aangifte) wordt geloofd, maar niet de angst voor de gevolgen van de aangifte van de familie.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de ter zitting gegeven uitleg afwijkt van de tekst van de betreffende passage [3] in het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek. Aannemelijk is dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad en de rechtbank ziet daarom geen mogelijkheid dit gebrek te passeren. [4] De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen, maar ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. [5] De bewuste passage in het bestreden besluit strookt namelijk niet met de verdere motivering en de conclusie van het bestreden besluit, die de rechtbank kan volgen. Dit wordt hierna uitgelegd.
5.3
De rechtbank is namelijk van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat en waarom hij de gestelde doodsbedreigingen van de zijde van [persoon] en de leden van de SLPP, en de daaropvolgende gebeurtenissen, niet geloofwaardig acht. In de eerste plaats heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat uit het boek met de gestelde schaduwboekhouding niet zondermeer blijkt dat het van [persoon] is en dat de inhoud ervan vaag is, zodat aan dat boek niet de bewijswaarde toekomt die eiser wenst. Verder heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat het niet aannemelijk is dat, als [persoon] en de leden van de SLPP het boek met de gestelde schaduwboekhouding erin zo belangrijk vinden zoals eiser stelt, zij eiser dan alleen -zonder bewaking- hebben achtergelaten bij de vrouw van [persoon] en dat hij zo eenvoudig heeft kunnen ontsnappen. Ook heeft de minister het bevreemdend kunnen achten dat eiser een ultimatum is gesteld zonder daaraan een specifieke termijn te hangen. De minister heeft het niet aannemelijk hoeven vinden dat geen specifieke termijn werd gegeven, omdat sprake zou zijn geweest van een soort van powerplay van de zijde van [persoon] en de minister en de leden van de SLPP ervan uitgaan dat eiser de informatie niet aan de grote klok zal hangen vanwege de dreiging die van hen uitging. Ook heeft de minister aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij zijn bankpasje, waarmee hij een deel van zijn asielrelaas had kunnen onderbouwen, niet heeft overgelegd. Dat het voor mogelijk moet worden gehouden dat eiser die in de gauwigheid niet heeft meegenomen, heeft de minister onvoldoende verklaring kunnen vinden, omdat eiser wel nog wat kleren heeft meegenomen en het boek uit de tuin heeft gehaald, zodat van een acute vluchtsituatie geen sprake leek te zijn. Bovendien is het aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en dan volstaat de verklaring ‘dat het voor mogelijk moet worden gehouden’ niet. Reeds hierom heeft de minister de bedreigingen van [persoon] en de leden van de SLPP niet geloofwaardig hoeven achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Vervolging en of ernstige schade
6. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de minister terecht het standpunt heeft ingenomen dat het geloofwaardig geachte deel van de asielmotieven niet leidt tot het oordeel dat eiser als vluchteling moet worden beschouwd of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De stelling van eiser dat hij vreest te worden vermoord vanwege het verduisteren van het boek van [persoon] , kan hem niet baten, nu de minister de bedreigingen van de zijde van ambassadeur en de daaropvolgende gebeurtenissen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De omstandigheid dat in Sierra Leone sprake is van corruptie, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond vanwege een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd, maar de rechtbank laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft en dat hij Nederland dient te verlaten. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op €1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €907 en een wegingsfactor 1). [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.841.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Sierra Leone People’s Party.
3.Zie p. 7, tweede alinea onder 2.2.7, van het bestreden besluit.
4.Artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Artikel 8:72, derde lid, van de Awb.
6.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.