ECLI:NL:RBDHA:2025:13452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686345 / JE RK 25-999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige met autismespectrumstoornis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die gediagnosticeerd is met een autismespectrumstoornis. De minderjarige is gestart met een hulpverleningstraject bij [zorginstelling], waar zij ondersteuning, begeleiding en onderwijs ontvangt. Beide ouders van [minderjarige] hebben hun steun uitgesproken voor dit traject en hebben laten zien dat zij bereid zijn om constructief samen te werken in het belang van hun kind. De kinderrechter heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De vader heeft zich afgemeld voor de zitting, maar heeft in een e-mail aangegeven in te stemmen met het verzoek tot verlenging.

De kinderrechter heeft overwogen dat de ouders de afgelopen periode hebben gewerkt aan hun samenwerking en dat er geen noodzaak meer is voor een ondertoezichtstelling, nu de ouders in staat zijn om de zorg voor [minderjarige] in het vrijwillig kader voort te zetten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vereisten voor een ondertoezichtstelling niet langer zijn vervuld en heeft het verzoek tot verlenging afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 22 juli 2025. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686345 / JE RK 25-999
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beslissing van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 januari 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 5 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat.
De vader heeft zich bij e-mailbericht van 9 juli 2025 afgemeld voor de zitting.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening over het verzoek gevraagd. [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om met de kinderrechter in gesprek te gaan over het verzoek.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met een jaar. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek gewijzigd, in die zin dat thans wordt verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen met zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Ook kampt ze soms met boze buien en heeft ze moeite met haar emotieregulatie. Het is nog onduidelijk wat zij op cognitief vlak nodig heeft. [minderjarige] gaat sinds drie weken naar [zorginstelling] (hierna: [zorginstelling] ). Bij [zorginstelling] ontvangt zij hulpverlening, begeleiding en onderwijs. [zorginstelling] onderzoekt ook welke vorm van onderwijs na haar verblijf bij [zorginstelling] het meest passend zal zijn voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft daarnaast last van de spanningen door het uit elkaar gaan van de vader en de moeder. Er zijn nog geen duidelijke afspraken over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken omdat het ouderschapsplan nog niet is ondertekend. [minderjarige] heeft, gelet op haar kind eigen problematiek, behoefte aan duidelijkheid. Ook zijn er zorgen dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit. [minderjarige] heeft een periode geen contact gehad met de vader. Inmiddels is het contact hersteld en gaat ze twee dagen per week naar de vader. De onvoorspelbaarheid en instabiliteit van het contact maakt dat [minderjarige] vanuit haar autismespectrumstoornis weerstand heeft tegen het contact en dat contact bij haar ook voor spanningen kan zorgen. De gecertificeerde instelling heeft zorgen over de samenwerking tussen de vader en de moeder. Er zou Parallel Solo Ouderschap worden ingezet vanuit Cardea, maar dit is nog niet gestart omdat beide ouders zich niet houden aan de omgangsregeling. Sinds korte tijd lijkt er een positieve verandering te zijn in de samenwerking tussen de vader en de moeder, maar dit is nog pril en het is belangrijk dit te monitoren. De komende periode wil de gecertificeerde instelling een borgingsplan opstellen zodat de hulpverlening overgedragen kan worden naar het vrijwillig kader.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Ter zitting is door de moeder naar voren gebracht dat [minderjarige] bij [zorginstelling] nog in de opbouwfase zit en zij daar na de vakantieperiode volledige dagen naar toe zal gaan. De moeder is opgelucht dat [minderjarige] gestart is bij [zorginstelling] omdat daar zowel ondersteuning en hulpverlening als onderwijs wordt gefaciliteerd. Bij [zorginstelling] ook worden gestart met systeemtherapie voor het gezin. De moeder benoemt daarnaast dat het onderling contact met de vader sterk verbeterd is. Ze houden elkaar op de hoogte over hoe het gaat met [minderjarige] en overleggen hoe ze bepaalde situaties moeten aanvliegen. De moeder geeft aan dat de vader steeds beter leert omgaan met de problematiek van [minderjarige] en de moeder ook om advies vraagt. Ze benoemt verder dat het niet helpend is om [minderjarige] ergens toe te dwingen, bijvoorbeeld tot het contact met de vader, en dat duidelijke regels en grenzen haar helpen. Ook geeft ze aan dat het belangrijk is dat [minderjarige] structuur heeft. Het lijkt de moeder onverstandig om de omgangsregeling vast te leggen. Dit kan zorgen voor onnodige spanningen. Volgens de moeder wordt er niet langer voldaan aan de vereisten voor een ondertoezichtstelling en zij verzoekt daarom om afwijzing van het verzoek.
4.2.
De vader heeft in het e-mailbericht van 9 juli 2025 aangegeven in te stemmen met het verzochte.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, en de ouder of de minderjarige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor de ouder niet of onvoldoende accepteren.
5.2.
De kinderrechter overweegt het volgende. Er is sprake van kind eigen problematiek bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft een autismespectrumstoornis en daardoor vooral behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. [minderjarige] is recent gestart bij [zorginstelling] . In het traject bij [zorginstelling] wordt alles meegenomen wat op dit moment in het belang van [minderjarige] noodzakelijk wordt geacht; stabilisatie, behandeling, (systeem)therapie, onderwijs en het bieden van structuur. De vader en de moeder worden ook betrokken bij het traject en zij zullen gaan deelnemen aan de systeemtherapie. Beide ouders staan achter het traject van [minderjarige] bij [zorginstelling] en vinden het belangrijk dat zij dit voortzet. In het vrijwillig kader kan dit ook. Er is (nog) geen hulpverlening ingezet voor de vader en de moeder, zoals Parallel Solo Ouderschap. Ter zitting is naar voren gebracht dat de vader en de moeder de afgelopen periode hebben gewerkt aan het verbeteren van de onderlinge samenwerking. Het lukt hen om rekening te houden met de kind eigen problematiek van [minderjarige] en zij weten hiermee om te gaan. De kinderrechter vindt het dan ook niet nodig om de ondertoezichtstelling te verlengen met het doel dat de vader en de moeder (eventueel) ook (kunnen) starten met hulpverlening. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de ouders ook dit in het vrijwillig kader zullen opstarten indien dergelijke hulpverlening nog noodzakelijk zal blijken te zijn.
5.3.
Omdat [minderjarige] gestart is bij [zorginstelling] , de vader en de moeder hier volledig achter staan, zij hebben laten zien hulpverlening te accepteren en in staat zijn constructief met elkaar samen te werken in het belang van [minderjarige] , wordt niet langer voldaan aan de vereisten voor een ondertoezichtstelling. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 22 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.