ECLI:NL:RBDHA:2025:13467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/09/678029 / HA ZA 25-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en herstelwerkzaamheden na waterschade door storm tijdens aanneming van werk

In deze zaak vorderen opdrachtgevers schadevergoeding van de aannemer wegens waterschade die is ontstaan door een storm. De aannemer had een afdekfolie geplaatst, maar deze raakte los, waardoor water de woning binnendrong. De opdrachtgevers hebben de aannemer aansprakelijk gesteld voor de schade, die onder andere bestaat uit verkleuring van plafonds, loskomend behang en schimmelvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij gehouden is de schade te vergoeden. De rechtbank benoemt een deskundige om de omvang van de schade vast te stellen, aangezien de opdrachtgevers en de aannemer het niet eens zijn over de hoogte van de schade. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de aannemer in reconventie beoordeeld, waarbij de aannemer betaling vordert voor reguliere werkzaamheden en meerwerk. De rechtbank houdt de verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van aktes.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/678029 / HA ZA 25-12
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[partij A sub 1] ,

2.
[partij A sub 2],
beiden te [woonplaats] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat mr. K.W. Janssen te Rotterdam,
tegen
[partij B] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Haest te Den Haag.
Partijen zullen hierna opdrachtgevers en aannemer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • De dagvaarding van 17 december 2024, met producties 1 tot en met 19;
  • De conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 26 februari 2025, met producties 1 en 2;
  • De conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Op 11 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 25 april 2022 hebben opdrachtgevers en aannemer een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) voor het stuken en isoleren van de buitengevel van de woning van opdrachtgevers aan de [adres] , [postcode] in [plaats] . De totale aanneemsom bedraagt € 62.500,01 (inclusief btw).
2.2.
In de offerte van aannemer van 25 april 2022, die kwalificeert als de overeenkomst, staat onder meer het volgende:

Omschrijving:
De door u opgegeven buitengevel en de diverse werkzaamheden worden conform afspraak gestuukt en uitgevoerd.
Uitgangspunten bij calculatie:
 Stuken en isoleren buitengevel.
 Diverse werkzaamheden zoals in offerte beschreven.
 Inclusief materiaal en middelen.
 Let op: ondergrond dient vocht vrij te zijn. Onder de 5 Graden en boven de 27 Graden kan er niet gesmeerd worden.
 Verwijderen van betonresten en/of andere materialen zijn niet opgenomen in de offerte.

Kosten voor extra (rol)steigers en/of hoogwerkers zijn niet in de offerte opgenomen. Uitlopen van periode op nacalculatie, steiger zonder regenkappen.
 Parkeerkosten, reis- en/of verblijfkosten zijn niet in de offerte meegenomen.
[…]
Door de opdrachtgever te verzorgen voorzieningen zonder kosten of verlet onzerzijds:
[…]
 Opslag materiaal: droog en vorstvrij; binnen een straal van 30 meter binnen de werkplek. […]
 Afvalcontainer/afvoer: vuil, afscherm-middelen en afval worden in een, door de opdrachtgever ter beschikking gestelde, container gedeponeerd en door de opdrachtgever afgevoerd. Geen chemisch afval. […]
 Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever om te zorgen voor bovenstaande voorwaarden. […]
Uitvoering:
[…]

Indien blijkt dat bij aanvang en/of tijdens uitvoering van de werkzaamheden, de werkelijke situatie afwijkt van de in de offerte opgenomen hoeveelheden en/of omschreven omstandigheden, de verplaatsing van man en materialen op het project niet in verhouding staat tot een recht en redelijke productie, of als de haalbare productie, buiten onze invloed om, ernstig wordt vertraagd,
worden de werkzaamheden gestaakt en het werk opnieuw berekend. Dit kan een meerprijs tot gevolg hebben.De meerprijs en de kosten voor te vergeefse opkomst, wachturen van de medewerkers, ingehuurd personeel, gehuurd materieel en eventuele andere bijkomstige kosten worden aan de opdrachtgever gefactureerd.

Veranderingen, verschillen, afwijkingen, meerwerk en meerprijs worden voor aanvang en/of hervatting van de werkzaamheden (schriftelijk) aan de projectleider/uitvoerder gemeld.
Meer- en/of minderwerk:
 Meer- en/of minderwerk wordt met elkaar verrekend en op nacalculatie aan de opdrachtgever gefactureerd.
 Overige werkzaamheden of factoren die niet vermeld zijn in uw aanvraag en/of in deze offerte, kunnen na wederzijds overleg worden uitgevoerd en worden op nacalculatie aan de opdrachtgever gefactureerd.”
2.3.
Het door aannemer geplaatste afdekfolie is in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 losgeraakt als gevolg van storm en er is regenwater de woning binnengedrongen. De volgende ochtend zijn medewerkers van aannemer ter plaatse geweest en zij hebben een bouwdroger geplaatst in de woonkamer, en later in de kelder. Er is naar schatting 400 liter water uit de kelder weggepompt en er is water met een dweil uit de woonkamer en het kantoor verwijderd. Later die dag is het plastic opnieuw losgekomen. Op 28, 30 en 31 augustus 2023 hebben nieuwe lekkages plaatsgevonden in de woonkamer, de keuken, het kantoor en de kelder.
2.4.
Op 2 november 2023 hebben opdrachtgevers aannemer aansprakelijk gesteld voor de schade, welke volgens hen bestaat uit: (i) verkleuring van en vlekken op het plafond, (ii) loskomend behang, (iii) kromgetrokken akoestische panelen, (iv) beschadigde (bolstaande) PVC-vloer; (v) loskomend pleisterwerk, (vi) schimmel op de muren in de kantoorruimte, (vii) loskomende plinten in de kantoorruimte, (viii) scheuren in het stukwerk in de kantoorruimte, (iv) water tussen de begane grond en de eerste etage, waardoor het isolatiemateriaal en mogelijk ook andere lagen beschadigd zijn.
2.5.
Bij brief van 12 januari 2024 heeft aannemer gereageerd op de aansprakelijkstelling. Aannemer heeft aangegeven dat zij de situatie betreurt en dat zij de schade heeft gemeld bij haar verzekeraar. Ook heeft aannemer van opdrachtgevers betaling gevraagd van twee openstaande facturen.
2.6.
Bij brief van 12 maart 2024 hebben opdrachtgevers aangegeven dat zij er geen vertrouwen meer in hebben dat aannemer het werk binnen een redelijke termijn zal afmaken en herstellen.
2.7.
Aannemer heeft bij brief van 3 april 2024 gereageerd dat haar verzekeraar het standpunt heeft ingenomen dat zij geen dekking verleent. Aannemer schrijft dat zij bij haar verzekeraar heeft aangegeven dat dit standpunt onjuist is. Ook heeft aannemer opdrachtgevers aangeboden werkzaamheden te verrichten om de schade te herstellen.
2.8.
Bij brief van 11 april 2024 hebben opdrachtgevers gereageerd. Zij schrijven dat zij geen vertrouwen meer hebben in aannemer en het werk eerst willen laten inspecteren door een deskundige.
2.9.
Opdrachtgevers hebben A2 Experts ingeschakeld om de omvang van de schade vast te stellen. A2 Experts heeft op 16 mei 2024 een visuele inspectie gehouden, in het bijzijn van opdrachtgevers en aannemer. A2 Experts heeft een rapportage opgesteld, gedateerd 24 juni 2024. Volgens A2 Experts bestaat de schade uit € 7.234,77 voor nog uit te voeren werk, € 49.145,81 voor herstelwerkzaamheden aan het BGI-systeem en € 25.912,41 voor gevolgschade vanwege de waterschade. Daarmee komt de totale schade volgens A2 Experts uit op € 82.292,99.
2.10.
Bij brief van 5 juli 2024 hebben opdrachtgevers het deskundigenrapport aan aannemer gestuurd. Opdrachtgevers schrijven in deze brief ook dat de deskundige heeft aangegeven dat herstel niet realistisch is. Zij hebben aannemer verzocht binnen drie weken te bevestigen dat zij het werk binnen acht weken volledig zal herstellen en afmaken. Opdrachtgevers hebben tevens betaling gevraagd van gevolgschade vanwege de waterschade.
2.11.
Bij brief van 28 juli 2024 heeft aannemer gereageerd op het deskundigenrapport en aangegeven dat herstel wel realistisch is en dat zij nog altijd bereid is om de openstaande werkzaamheden en eventuele herstelwerkzaamheden te verrichten. Aannemer heeft opdrachtgevers ook gewezen op nog openstaande facturen voor werkzaamheden en meerwerk.
2.12.
Bij brief van 27 augustus 2024 hebben opdrachtgevers hun standpunt met betrekking tot de gevolgschade herhaald en hebben zij verschuldigdheid van meerwerk betwist. Zij hebben aannemer nogmaals verzocht de gevolgschade te betalen en aannemer gesommeerd om het werk af te ronden en de herstelwerkzaamheden te verrichten en hiervoor binnen twee weken met een plan van aanpak te komen.
2.13.
Opdrachtgevers hebben aannemer op 2, 16 en 19 oktober, alsmede op 8 en 13 november 2024 aangeschreven met betrekking tot hun gepretendeerde vordering. Hierop heeft aannemer niet meer gereageerd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Opdrachtgevers vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
aannemer veroordeelt tot betaling van € 59.178,83 aan schadevergoeding (inclusief expertisekosten), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
aannemer veroordeelt tot betaling van € 1.000,- voor het verwijderen van afval, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
Subsidiair
3. aannemer veroordeelt om haar afval te verwijderen van het terrein van opdrachtgevers, binnen 14 dagen na betekening van het vonnis; zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per week, met een maximum van € 1.500,-
Zowel primair als subsidiair
4. aannemer veroordeelt tot betaling van € 1.646,28 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5. aannemer veroordeelt tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
Aannemer voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Aannemer heeft een eis in reconventie ingesteld. Zij vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
opdrachtgevers veroordeelt tot betaling van € 24.378,41 voor reguliere werkzaamheden, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen, althans vanaf 26 februari 2025,
opdrachtgevers veroordeelt tot betaling van € 19.751,- voor meerwerk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2024, althans vanaf 26 februari 2025,
opdrachtgevers veroordeelt tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten).
3.5.
Opdrachtgevers voeren verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van aannemer, althans tot zekerheidstelling tot een bedrag van € 44.129,41, met veroordeling van aannemer in de proceskosten (inclusief nakosten), vermeerderd met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De waterschade
4.1.
Opdrachtgevers hebben onder meer vergoeding van gevolgschade gevorderd vanwege de waterschade aan hun woning.
4.2.
Op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
4.3.
Aannemer heeft erkend dat zij tekort is geschoten doordat haar medewerkers de dakgoot niet goed hebben afgedekt tegen het inregenen. Ook heeft zij aangegeven dat zij bereid is de schade te vergoeden die als gevolg hiervan is ontstaan.
4.4.
Aannemer heeft tegelijkertijd betwist dat het door haar aangebrachte plastic een onvoldoende maatregel zou zijn. Zij heeft naar voren gebracht dat zij werd geconfronteerd met extreme weersomstandigheden waarbij sprake was van zeer omvangrijke regenbuien middenin de zomer. Dat sprake was van zeer omvangrijke regenbuien middenin de zomer, neemt de tekortkoming echter niet weg. Gesteld noch gebleken is dat deze buien onvoorzien waren, en als de buien al onvoorzien waren, dan is een gegeven dat (de wijze van aanbrengen door aannemer van) het plastic hier niet tegen bestand was, wat voor rekening en risico van aannemer behoort te komen. Daarbij komt dat niet alleen in de nacht van 25 op 26 augustus 2023 regenwater de woning is binnengedrongen, maar daarna – nadat het plastic opnieuw was losgekomen – op nog drie dagen lekkages hebben plaatsgevonden. Ook na de eerste hevige regenbuien zijn de maatregelen dus onvoldoende gebleken. Reeds uit het feit dat aannemer heeft erkend dat zij tekort is geschoten, en zich bereid heeft verklaard de schade te vergoeden, volgt dat zij erkent dat een beroep op extreme weersomstandigheden haar in dit opzicht niet kan baten.
Verzuim?
4.5.
Aannemer heeft zich beroepen op het ontbreken van een ingebrekestelling ten aanzien van de waterschade. Tussen partijen is op zich niet in geschil dat opdrachtgevers op 5 juli 2024 een ingebrekestelling hebben gestuurd aan aannemer, maar volgens aannemer ziet deze ingebrekestelling niet op herstel van de waterschade, omdat opdrachtgevers hiervoor een financiële vergoeding vorderen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De gevorderde vergoeding van waterschade ziet op schade die is ontstaan als gevolg van een ondeugdelijke prestatie, namelijk het niet goed afdekken van de dakgoot tegen inregenen. Zoals uit vaste rechtspraak voortvloeit, is een ingebrekestelling niet nodig voor dergelijke gevolgschade. In zoverre is de tekortkoming immers niet voor herstel vatbaar en is de nakoming blijvend onmogelijk in de zin van artikel 6:74 en 6:81 BW (zie Hoge Raad 4 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4732).
4.6.
De conclusie van het voorgaande is dat aannemer gehouden is de waterschade te vergoeden.
De omvang van de waterschade
4.7.
Tussen partijen is in geschil wat de omvang van de waterschade is.
4.8.
Opdrachtgevers hebben een bedrag van € 25.912,41 gevorderd. Zij hebben de omvang van de schade onderbouwd met verwijzing naar het rapport van A2 Experts.
4.9.
Aannemer heeft betwist dat de bevindingen van A2 Experts, zoals vastgelegd in haar rapportage, een onderbouwing geven voor de omvang van de waterschade. Volgens aannemer geeft A2 Experts juist aan dat zij de gevolgschade niet heeft beoordeeld. Ook heeft aannemer er op gewezen dat A2 Experts geen foto’s van de waterschade heeft opgenomen in het rapport. Dat A2 Experts niettemin in haar rapport heeft vastgelegd dat er herstelkosten zijn gemoeid met de waterschade, is volgens aannemer niet geloofwaardig.
4.10.
De rechtbank acht een deskundigenbericht nodig om de gevolgschade vast te stellen en zij licht dit als volgt toe.
4.11.
Aan het slot van de rapportage heeft A2 Experts de aan haar gestelde vragen beantwoord. Op de vraag welke gevolgschade is ontstaan door de lekkages die plaatsvonden in augustus 2023, heeft de expert geantwoord: “
Dit is verwoord in Bijlage 5 en Bijlage 6”. Verder heeft A2 Experts in een door haarzelf opgemaakte Productie A.03 twee posten als herstelwerkzaamheden opgenomen, namelijk een post verwijzend naar Bijlage 5 (met daarbij: “
correctie 50% particieel”) en een post verwijzend naar Bijlage 6. Deze bijlagen 5 en 6 zijn echter niet (als bijlagen bij het rapport) overgelegd. De advocaat van opdrachtgevers heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het hierbij gaat om offertes van aannemers voor herstelwerkzaamheden aan de vloer, het aanbrengen van nieuwe isolatie en het afplakken van de plinten. Volgens opdrachtgevers heeft A2 Experts de gevolgschade op basis van deze offertes beoordeeld en bij één van de offertes een 50% reductie toegepast. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat A2 Experts de gevolgschade door de lekkages zelf heeft beoordeeld. Sterker nog, A2 Experts geeft in de rapportage expliciet aan dat de gevolgschade door haar niet is beoordeeld (pagina 16 van het rapport). Het antwoord op de vraag welke gevolgschade is ontstaan door de lekkages die plaatsvonden in augustus 2023, is dus niet meer dan een verwijzing naar niet door haar opgemaakte offertes, die niet in deze procedure zijn overgelegd. Voor zover A2 Experts de offertes al heeft beoordeeld, heeft zij daar niets over toegelicht in haar rapportage, net zo min als zij heeft toegelicht waarom een reductie van 50% op zijn plaats zou zijn.
4.12.
Gelet hierop biedt de rapportage van A2 Experts onvoldoende basis voor het vast-stellen van de waterschade op een bedrag van € 25.912,41. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de aannemer tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft aangevoerd dat A2 Experts tijdens de bezichtiging heeft aangegeven dat de schade grotendeels was verdwenen. Aannemer heeft bij haar conclusie van antwoord in conventie ook foto’s van de waterschade overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat de waterschade grotendeels is weggetrokken. Aannemer heeft toegelicht – en dit is niet weersproken – dat het gaat om foto’s van de slaapkamer boven, de deur van het kantoor naar de kelder en het pleisterwerk en de plinten in het kantoor.
4.13.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten heeft om de omvang van de schade vast te stellen. De rechtbank heeft met partijen tijdens de mondelinge behandeling besproken dat zij een deskundigenbericht nodig acht om de waterschade vast te stellen.
4.14.
Na bespreking van de volgende punten zal de rechtbank bespreken hoe verder te gaan in conventie.
Vordering tot vervangende schadevergoeding
4.15.
Opdrachtgevers hebben tevens vervangende schadevergoeding gevorderd vanwege nog uit te voeren werkzaamheden (Productie A.01 bij de rapportage van A2-Experts) en herstelwerkzaamheden aan het BGI-systeem (Productie A.02 bij de rapportage van A2-Experts).
4.16.
Artikel 6:74 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden. Artikel 6:87 lid 1 BW bepaalt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een tot vervangende schadevergoeding, wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk mededeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
4.17.
Er is onder meer sprake van verzuim als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). Indien de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld (artikel 6:82 lid 2 BW).
4.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat er nog sprake is van onafgemaakt werk en dat het werk aan het BGI-systeem niet volledig en deugdelijk is afgerond. Opdrachtgevers hebben verwezen naar het rapport van A2 Experts voor wat betreft de gestelde af te maken werkzaamheden en gebreken. Aannemer was aanwezig bij de bezichtiging van A2 Experts en heeft naderhand gereageerd op het rapport (productie 1 bij de conclusie van antwoord in conventie). Op deze reactie van aannemer is naderhand geen (tegen)reactie gekomen van A2 Experts. Uit de reactie van aannemer volgt dat zij erkent dat het werk nog niet volledig en deugdelijk is uitgevoerd.
Verzuim?
4.19.
Aannemer heeft het verweer gevoerd dat zij niet in verzuim verkeert. Volgens aannemer verlangen opdrachtgevers in de ingebrekestelling van 5 juli 2024 herstel door een derde. Hiermee wordt aannemer zelf niet in de gelegenheid gesteld om het werk te herstellen. Volgens aannemer is daarom sprake van schuldeisersverzuim van opdrachtgevers en verkeert aannemer daarom niet in verzuim. Dit verweer zal worden gepasseerd en de rechtbank licht dit als volgt toe.
4.20.
Na de ingebrekestelling van 5 juli 2024 is er een discussie ontstaan tussen partijen over de vraag op welke wijze herstel dient plaats te vinden. Aannemer heeft weliswaar aangegeven dat zij bereid is om tot herstel over te gaan, maar zij heeft – ondanks het expliciete verzoek van opdrachtgevers daartoe bij brief van 27 augustus 2024 – geen concreet aanbod gedaan. De advocaat van opdrachtgevers heeft aannemer wel meerdere e-mails gestuurd met de vraag om een reactie op de brief van 27 augustus 2024. Advocaat van aannemer heeft hierop gereageerd dat een reactie volgt, maar een inhoudelijke reactie is uitgebleven. Dit kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als verzuim op grond van artikel 6:82 lid 2 BW, nu opdrachtgevers uit de uiteindelijke houding van aannemer hebben mogen opmaken dat aanmaning nutteloos was. De rechtbank merkt de dagvaarding van daarna aan als schriftelijke mededeling waarin aannemer aansprakelijk worden gesteld voor het uitblijven van de nakoming. De datum van verzuim is daarom de datum van de dagvaarding (17 december 2024).
4.21.
De conclusie van het voorgaande is dat aannemer vanaf 17 december 2024 in verzuim verkeert en dat opdrachtgevers terecht aanspraak maken op vervangende schadevergoeding.
Omvang van de schade
4.22.
Opdrachtgevers hebben zich – onder verwijzing naar het rapport van A2 Experts – op het standpunt gesteld dat de omvang van de vervangende schadevergoeding € 56.380,58 is (een optelsom van de bedragen genoemd in Productie A.01 en Productie A.02 bij de rapportage). De schade bestaat volgens opdrachtgevers uit € 7.234,77 voor nog uit te voeren werkzaamheden (Productie A.01) en € 49.145,81 voor herstelwerkzaamheden aan het BGI-systeem (Productie A.02).
4.23.
Aannemer heeft de omvang van deze schade betwist. Aannemer was aanwezig bij de bezichtiging van A2 Experts en zij heeft opmerkingen aangeleverd op het rapport (productie 1 bij de conclusie van antwoord in conventie). A2 Experts heeft niet gereageerd op deze opmerkingen van aannemer. Dit maakt dat de rechtbank in de rapportage van A2 Experts ook onvoldoende aanknopingspunten ziet om de omvang van de nog uit te voeren werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden vast te stellen. Nu de rechtbank, zoals hierboven toegelicht, een deskundige zal aanstellen om de waterschade te beoordelen, zal de rechtbank deze deskundige ook de opdracht geven om de omvang van nog uit te voeren werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden te begroten, met een onderbouwing daarvan.
Vordering tot weghalen van materialen
4.24.
Opdrachtgevers hebben een bedrag van € 1.000,- gevorderd voor het verwijderen van materialen. Subsidiair hebben opdrachtgevers gevorderd dat aannemer wordt veroordeeld om de materialen van het terrein van opdrachtgevers te verwijderen, op straffe van een dwangsom.
4.25.
Tussen partijen is niet in geschil dat er materialen op het terrein van opdrachtgevers zijn achtergebleven en dat de leverancier van het materiaal, Strikolith, heeft aangegeven dat het materiaal onbruikbaar is geworden.
4.26.
Aannemer heeft betwist dat zij gehouden is om de materialen van het terrein van opdrachtgevers te verwijderen. Zij heeft gewezen op de volgende bepaling in de overeenkomst (zie ook 2.2 hierboven): “
Opslag materiaal: droog en vorstvrij; binnen een straal van 30 meter binnen de werkplek. […] Afvalcontainer/afvoer: vuil, afscherm-middelen en afval worden in een, door de opdrachtgever ter beschikking gestelde, container gedeponeerd en door de opdrachtgever afgevoerd. Geen chemisch afval. […] Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever om te zorgen voor bovenstaande voorwaarden. […]”. Uit deze bepaling volgt volgens aannemer dat opdrachtgevers zelf gehouden zijn om vuil en afval af te voeren.
4.27.
De rechtbank is met aannemer van oordeel dat het afvoeren van afval op basis van deze bepaling de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers is en voor hun rekening komt. In deze bepaling staat immers dat vuil en afval in een door opdrachtgever ter beschikking gestelde container worden gedeponeerd en door de opdrachtgever wordt afgevoerd. Aannemer heeft bovendien onweersproken aangevoerd dat opdrachtgevers het materiaal niet droog en vorstvrij hebben bewaard, en dat de materialen daardoor onbruikbaar (en dus: afval) zijn geworden.
4.28.
De conclusie van het voorgaande is dat de vordering tot betaling van € 1.000,- voor het verwijderen van materialen zal worden afgewezen. De subsidiaire vordering tot het verwijderen van materialen komt om dezelfde reden niet voor toewijzing in aanmerking.
Hoe gaat de zaak verder in conventie?
4.29.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken dat zij drie deskundigen zal voorstellen. De voorgestelde namen zijn:
Dhr. C.G. (Cor) Verdoorn (Adinex)
Dhr. P.B.J.M. (Peter) Elfrink (De Bouwexpert)
Dhr. O.R. (Onno) de Vries (Technisch Bureau Afbouw)
4.30.
De rechtbank zal, nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de te stellen vragen, deze vragen aan de deskundigen voorleggen en hen vragen aan de hand daarvan een offerte op te maken.
4.31.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen voor te leggen aan de te benoemen deskundige:
Gevolgschade lekkages
1. Kunt u toelichten welke waterschade is ontstaan in de woning van mevrouw [partij A sub 2] en de heer [partij A sub 1] (hierna: [partij A] c.s.) aan de [adres] , [plaats] als gevolg van lekkages die hebben plaatsgevonden in augustus 2023, en kunt u daarbij een omschrijving geven van de aard en de omvang van de schade per schadepost?
2. Wat zijn volgens u de kosten om de waterschade door een derde partij (dat wil zeggen: een gemiddeld en redelijk bekwaam vakman) te laten herstellen, en kunt u daarbij een kostenraming geven met een uitsplitsing in arbeidsuren en materialen?
Niet uitgevoerde werkzaamheden
3. Kunt u toelichten welke onderdelen van de tussen [partij A] c.s. en [partij B] overeengekomen werkzaamheden met betrekking tot het stuken en isoleren van de buitengevel van de woning van [partij A] c.s. wel en welke niet zijn uitgevoerd, en welk deel (uitgedrukt in een percentage) van de overeengekomen werkzaamheden niet is voltooid?
4. Welke (financiële) waarde vertegenwoordigt het door [partij B] uitgevoerde werk naar uw oordeel?
Gebreken
5. Ten aanzien van de overeengekomen werkzaamheden die al wel door [partij B] in de woning zijn uitgevoerd: voldoen die werkzaamheden naar uw oordeel aan de eisen van goed en deugdelijk werk? Indien u vindt dat bepaalde werkzaamheden niet aan deze eisen voldoen, kunt u dan toelichten om welke delen van het werk het gaat en waarom u dat vindt?
6. Wat zijn volgens u de kosten om het werk door een derde partij (dat wil zeggen: een gemiddeld en redelijk bekwaam vakman) te laten herstellen en af te ronden, zodanig dat het tussen partijen overeengekomen resultaat (de overeengekomen werkzaamheden aan de buitengevel, goed en deugdelijk uitgevoerd) wordt verkregen?
Overig
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.32.
Partijen zullen de gelegenheid krijgen zich bij akte uit te laten over de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – over de persoon van de te benoemen deskundige. Voorts mogen partijen zich uitlaten over de hiervoor vermelde vragen en aanvullende suggesties doen over de aan de deskundige voor te leggen vragen. De rechtbank zal de zaak daartoe – in verband met de aanstaande vakantieperiode – verwijzen naar de rol van 17 september 2025, waarbij zij partijen vraagt om twee weken voor de genoemde roldatum elkaar hun concept-akte toe te sturen zodat zij in hun akte kunnen reageren op elkaars standpunten.
4.33.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling het voorstel gedaan om het voorschot van de kosten van de deskundige te delen. Partijen hebben daar niet afwijzend op gereageerd. Over de vraag welke partij(en) uiteindelijk de kosten moet(en) betalen, zal bij eindvonnis worden beslist.
4.34.
De rechtbank zal de zaak in conventie aanhouden, in afwachting van de door partijen te nemen aktes.
in reconventie
Vordering tot nakoming
4.35.
Aannemer heeft betaling gevorderd van € 24.378,41 (inclusief btw) vanwege reguliere werkzaamheden.
4.36.
Tussen partijen is niet in geschil dat een bedrag van € 24.378,41 van de aanneemsom nog niet betaald is. Opdrachtgevers hebben een beroep gedaan op opschorting in verband met de door hun gevorderde schadevergoeding en het feit dat de werkzaamheden volgens hen nog niet zijn afgerond. Daarnaast hebben opdrachtgevers het standpunt ingenomen dat een bedrag van € 5.473,81 nog niet opeisbaar is omdat aannemer voor dit bedrag nog geen facturen heeft gestuurd.
4.37.
De rechtbank heeft in het voorgaande vastgesteld dat aannemer aansprakelijk is voor de gevolgschade en voor niet voltooid werk en gebreken. De hoogte van de schade dient door een deskundige te worden vastgesteld. Pas als de hoogte van de schade vaststaat, zal de rechtbank het opschortingsverweer behandelen. Wat er met de vordering in reconventie gebeurt, is dus afhankelijk van het verdere verloop van de procedure in conventie.
Meerwerk
4.38.
Aannemer heeft betaling gevorderd van € 19.751,- vanwege meerwerk. Het gevorderde bedrag is exclusief btw, die niet gevorderd is.
4.39.
Opdrachtgevers hebben de verschuldigdheid van het gevorderde meerwerk betwist. Zij hebben daartoe verwezen naar de volgende bepaling in de overeenkomst (zie ook 2.2 hiervoor): “
Indien blijkt dat bij aanvang en/of tijdens uitvoering van de werkzaamheden, de werkelijke situatie afwijkt van de in de offerte opgenomen hoeveelheden en/of omschreven omstandigheden, […] worden de werkzaamheden gestaakt en het werk opnieuw berekend. Dit kan een meerprijs tot gevolg hebben. […] Veranderingen, verschillen, afwijkingen, meerwerk en meerprijs worden voor aanvang en/of hervatting van de werkzaamheden (schriftelijk) aan de projectleider/uitvoerder gemeld.” De rechtbank volgt het standpunt van opdrachtgevers dat uit deze bepaling volgt dat aannemer het meerwerk van tevoren met hen had moeten bespreken. Aannemer heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat dat is gebeurd. De vordering tot betaling van meerwerk zal daarom worden afgewezen, met uitzondering van de volgende post.
4.40.
Aannemer heeft een bedrag van € 1.800,- gevorderd vanwege steigerkosten. Aannemer heeft daarbij verwezen naar de volgende bepaling in de overeenkomst (zie ook 2.2 hiervoor): “
Kosten voor extra (rol)steigers en/of hoogwerkers zijn niet in de offerte opgenomen. Uitlopen van periode op nacalculatie, steiger zonder regenkappen.” Opdrachtgevers hebben hier niets tegenin gebracht op basis waarvan het gevorderde meerwerk vanwege steigerkosten moet worden afgewezen.
4.41.
De rechtbank zal daarom bij eindvonnis een bedrag van € 1.800,- toewijzen vanwege het gevorderde meerwerk in verband met steigerkosten. Omdat partijen over en weer een beroep hebben gedaan op verrekening, zal dit bedrag bij eindvonnis worden verrekend met de toewijsbare bedragen in conventie.
verder in conventie en in reconventie
4.42.
De rechtbank geeft partijen tot slot in uitdrukkelijke overweging om (nogmaals) te onderzoeken of het treffen van een minnelijke regeling mogelijk is, gelet op de tijd, de nog te maken (deskundigen)kosten en risico’s die gemoeid zijn met het voeren van de verdere procedure.
4.43.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 17 september 2025om partijen in de gelegenheid te stellen een akte te nemen waarin zij zich uitlaten zoals in 4.32 bedoeld,
5.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk twee weken vóór de genoemde roldatum de concept-akte dienen toe te sturen, zodat zij ieder in hun eigen akte kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
in conventie en in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Knijff en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 3516