In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 19 juni 2025, waarin de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft het beroep op 1 juli 2025 behandeld, maar de zitting moest worden afgebroken omdat eiser met een ernstig medisch probleem naar het ziekenhuis was afgevoerd. De minister heeft op 3 juli 2025 de maatregel van bewaring opgeheven vanwege de medische omstandigheden van eiser. Op 8 juli 2025 is het beroep opnieuw behandeld, maar eiser kon wederom niet verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit, waardoor de gronden van de minister niet zijn betwist. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.