Beoordeling door de rechtbank
Wat vindt eiseres in beroep?
8. Eiseres voert aan dat verweerder een te beperkte belangafweging heeft gemaakt en de vergewisplicht heeft geschonden. Hierdoor heeft verweerder het bestreden besluit volgens eiseres onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Ook is het verkeersbesluit in strijd met het evenredigheidbeginsel, omdat er minder ingrijpende maatregelen hadden kunnen worden getroffen om de subjectieve verkeersveiligheid te verbeteren. Bovendien stelt eiseres zich op het standpunt dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet ter inzage hebben gelegen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Inzagelegging op de zaak betrekking hebbende stukken
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat alle bijlagen bij i) de Studie Gevolgen afsluiting Ziendeweg van Iv-Infra van 10 augustus 2021, ii) de Verkenningsstudie Ziendeweg van Iv-Infra van 24 november 2020, en iii) de Stakeholdersconsultatie van Iv-Infra van 9 augustus 2021 (de bijlagen), niet in het Gemeenteblad van 31 mei 2024 zijn gepubliceerd. Dit is volgens haar in strijd met artikel 3:44, tweede lid, van de Awb. Ook betoogt zij dat dit gebrek niet gepasseerd kan worden met artikel 6:22 van de Awb, aangezien niet is uitgesloten dat andere belanghebbenden hierdoor zijn benadeeld.
10. Verweerder geeft, na heropening van het onderzoek door de rechtbank, aan dat de bijlagen inderdaad niet nogmaals zijn gepubliceerd in het Gemeenteblad van 31 mei 2024, nummer 239128, bij de publicatie van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, maar dat de bijlagen op verschillende andere plekken reeds openbaar raadpleegbaar waren. Ook stelt verweerder zich op het standpunt dat de conclusies en onderbouwingen uit de bijlagen in de betreffende rapporten staan, die wel in het Gemeenteblad van 31 mei 2024 zijn gepubliceerd. Hiermee stelt verweerder zich op het standpunt dat hoewel de bijlagen niet in het Gemeenteblad van 31 mei 2024 zijn gepubliceerd, dit geen consequenties zou moeten hebben, aangezien deze niet redelijkerwijs nodig waren om tot een beoordeling van het (ontwerp)besluit te komen en belanghebbenden daarom niet zijn benadeeld.
11. Ingevolge artikel 3:44, tweede lid, van de Awb, legt het bestuursorgaan gelijktijdig met de bekendmaking van een besluit dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage overeenkomstig artikelen 3:11 en 3:12, eerste lid, van de Awb.
12. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
13. Ingevolge artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen beroep is ingesteld, ondanks de schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
14. De rechtbank stelt voorop dat, anders dan eiseres betoogt, uit de uitspraak van 30 december 2013 van de rechtbank Noord-Hollandgeen algemene regel valt af te leiden dat een schending van artikel 3:11, eerste lid, jo. artikel 3:12, eerste lid, van de Awb niet met toepassing van artikel 6:22, van de Awb kan worden gepasseerd. Dit betekent dat een dergelijke regel ook niet analoog kan worden toegepast voor artikel 3:44, tweede lid, van de Awb.
15. De bijlagen zijn opgesteld in het kader van de verkeersbesluitprocedure. In de bij het verkeersbesluit horende rapporten wordt naar deze bijlagen verwezen ter ondersteuning van de conclusies uit die rapporten, die de in het besluit getrokken conclusies ondersteunen.
15. Aangenomen dat de bijlagen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn die ter inzage hadden moeten worden gelegd, bestaat aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Niet is gebleken dat eiseres, of andere belanghebbenden, door het achterwege laten van de terinzagelegging van de bijlagen in het Gemeenteblad in haar belangen is geschaad. Zoals verweerder terecht heeft betoogd, waren de bijlagen openbare stukken die eiseres had kunnen inzien. Bovendien heeft eiseres zelf aangegeven dat de bijlagen niet tot nieuwe feiten leiden.
Heeft verweerder alle belangen afgewogen?
17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt, te beperkt is geweest. Ook de economische, sociaal-maatschappelijke belangen en natuurbelangen hadden onderzocht moeten worden en vervolgens in de besluitvorming moeten worden betrokken Volgens eiseres heeft verweerder dit niet of in ieder geval niet in voldoende mate gedaan.
18. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe.Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende belangen tegen elkaar af te wegen bij het nemen van een dergelijk besluit. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend op te stellen en slechts te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
19. Eiseres voert aan dat, anders dan verweerder stelt, Natuurmonumenten geen onderzoek heeft verricht en dat er geen tellingen zijn geweest van aangereden dieren op de Ziendeweg en evenmin op de wegen waarnaar het verkeer zich verplaatst. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van een onderzoek naar de stikstofuitstoot of andere milieueffecten. Volgens eiseres is ten onrechte niet onderzocht of het verkeersbesluit significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck, dat direct ten oosten van de Ziendeweg ligt. Volgens eiseres zal er weliswaar minder gemotoriseerd verkeer op de Ziendeweg zelf gaan rijden, maar zal er significant omgereden moeten worden binnen een straal van 25 kilometer rond het Natura 2000-gebied, waardoor het volgens haar niet ondenkbaar is dat het verkeersbesluit significante gevolgen kan hebben voor het naastgelegen Natura 2000-gebied. Dit had volgens eiseres onderzocht moeten worden, zodat duidelijk was geweest of er een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.1, eerste lid van de Omgevingswet nodig was voor het verkeersbesluit.
20. Verweerder heeft in de Notitie belangenafweging Ziendeweg de milieueffecten meegewogen. Daarin stelt verweerder dat extra reistijd op basis van het bestreden besluit niet onoverkomelijk is en dat de extra brandstof die eventueel nodig is en de extra uitstoot die hierdoor gegenereerd zou worden, beperkt is. De alternatieve routes bieden volgens verweerder meer doorstroming waardoor beter met een constante snelheid gereden kan worden dan op de Ziendeweg, waar geregeld afgeremd moet worden om passerend verkeer ruimte te bieden. Afremmen en weer opnieuw optrekken leidt tot extra brandstofgebruik. Daarbij stelt verweerder dat de Ziendeweg direct langs een Natura 2000-gebied en door een stiltegebied loopt en uitstoot en geluid van gemotoriseerd verkeer daar minder wenselijk is. Ook weegt verweerder verduurzaming van het wagenpark en positieve effecten op de fauna mee.
21. De rechtbank is van oordeel dat, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2017,verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit niet zeker hoeft te zijn of wordt voldaan aan de verplichtingen van de Omgevingswet (waarin op 1 januari 2024 de Wet natuurbescherming is opgegaan). Artikel 2 van de Wvw schrijft dat niet voor. De vraag of wel of geen sprake is van een activiteit en of daar een vergunning voor is vereist op grond van de Omgevingswet is een kwestie van handhaving en ligt in eerste instantie ter beoordeling van het daartoe bevoegde gezag. Echter, zoals de Afdeling in dezelfde uitspraak ook heeft overwogen, betekent het voorgaande niet dat verweerder met het bestreden besluit de effecten op nabijgelegen natuurgebieden naast zich neer mag leggen. Hij zal deze wel moeten onderzoeken en wegen in de algehele belangenafweging zoals die volgt uit artikel 3:4 van de Awb.
22. De vraag die voorligt is daarom of verweerder bij het bestreden besluit de effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied heeft onderzocht en gewogen in de algehele belangenafweging.
23. Uit het Rapport Monitoring proefafsluiting Ziendeweg van DTV Consultants B.V. (rapportage proefafsluiting) blijkt dat Natuurmonumenten tijdens de tweede evaluatiebijeenkomst desgevraagd heeft toegelicht dat de afsluiting een positief effect heeft op natuur en het verminderen van stikstofdepositie in juist de kwetsbare natuur direct langs de weg en dat bij het verplaatsen van verkeer de directe gevolgen een stuk minder zijn. Daarnaast was Natuurmonumenten onderdeel van de Stakeholdersconsultatie die in 2021 is uitgevoerd door Iv-Infra. Daaruit lijkt naar voren te komen dat met name vragen met betrekking tot de verkeersveiligheid van verschillende verkeerssituaties zijn voorgelegd aan Natuurmonumenten (en de andere stakeholders) en geen vragen over de effecten daarvan op de natuur. Het enige dat in het Verslag Organisaties (bijlage D bij de Stakeholdersconsultatie) door Natuurmonumenten met betrekking tot de natuur wordt opgemerkt is “
Hoe minder auto’s hoe beter voor de flora en fauna. Dit is de voorkeur vanuit de natuur.”Waarop dit wordt gebaseerd is onduidelijk.
24. De rechtbank is er op basis van bovenstaande echter niet van overtuigd dat een verplaatsing van verkeer geen nadelige effecten zou kunnen hebben op het Natura 2000-gebied. Uit de rapportage proefafsluiting en de bijlagen bij het bestreden besluit blijkt niet of, en zo ja, op welke wijze Natuurmonumenten onderzoek heeft gedaan naar de effecten op de natuur of waar Natuurmonumenten de stelling dat de afsluiting een positief effect heeft op de natuur op heeft gebaseerd. Er is dus onvoldoende duidelijkheid over het onderzoek naar de effecten op de natuur. Bovendien is onduidelijk waar de conclusies die zijn meegewogen als milieueffecten in de Notitie belangenafweging Ziendeweg vandaan komen. Het is daarom niet te beoordelen of verweerder in redelijkheid, gelet op het natuurbelang, tot de wegafsluiting heeft kunnen komen. Daarmee zegt de rechtbank niet dat de wegafsluiting per definitie geen doorgang zou kunnen vinden, maar wel dat verweerder de betrokken natuurbelangen beter had moeten onderzoeken en inzichtelijk had moeten maken. Dit betekent dat verweerder het besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en ook onvoldoende gemotiveerd.
25. Hoewel verweerder dit gebrek met een aanvullende motivering mogelijk kan herstellen, is op voorhand niet duidelijk wat daarvan de uitkomst zal zijn. Omdat het beroep hierom al gegrond is, behoeven de overige gronden geen bespreking meer.