ECLI:NL:RBDHA:2025:1353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/09/674001 / JE RK 24-1848 en C/09/678631 / JE RK 25/64
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met positieve ontwikkeling

Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, ondanks eerdere zorgen over het gedrag van de minderjarige. De minderjarige heeft in de afgelopen periode positieve stappen gezet en verschillende vrijheden opgebouwd, wat heeft geleid tot de conclusie dat een tijdelijke plaatsing in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om zijn behandeltraject voort te zetten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het niet in het belang van de minderjarige is om hem tijdelijk ergens anders te plaatsen terwijl er nog geen geschikte vervolgplek beschikbaar is. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling toegewezen en een machtiging verleend voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid tot een hybride plaatsing zodra er een vervolgplek beschikbaar is. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers:
I. C/09/674001 / JE RK 24-1848
II. C/09/678631 / JE RK 25/64
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 5 november 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 5 februari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 5 november 2024;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling over verzoek I van 10 januari 2025.
- verzoekschrift II met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 januari 2025;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 17 januari 2025.
1.3.
Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] met zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de stiefvader,
  • [naam 3] , pedagogisch medewerker van [instelling 1] .
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van zijn advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 5 november 2024.

3.De verzoeken

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het aangehouden verzoek I, dat strekt tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van één maand, te weten tot 5 maart 2025. De gecertificeerde instelling verzoekt aanvullend om een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Na de vorige zitting is [minderjarige] in een korte periode een aantal keren betrokken geweest bij (gewelds)incidenten. Dit is sinds december 2024 gestabiliseerd. [minderjarige] profiteert van de geslotenheid en heeft inmiddels verschillende vrijheden opgebouwd. Zo sport hij extern, heeft hij extern stage gelopen en heeft hij een jongerencoach met wie hij vaak naar buiten gaat om aan zijn doelen te werken. De gecertificeerde instelling heeft geprobeerd om verlofmomenten voor [minderjarige] te regelen, maar dit is niet van de grond gekomen. [minderjarige] volgt intensieve behandelingen en doet het goed op [instelling 1] . Wel wordt er een onwenselijke ontwikkeling in zijn persoonlijkheid gezien. Door de forse historie van [minderjarige] en het aantal incidenten van november 2024 is het de gecertificeerde instelling nog niet gelukt om een geschikte vervolgplek te vinden. [minderjarige] heeft de dag voorafgaand aan de zitting een intakegesprek gehad bij [instelling 2] . Dit is positief verlopen en er zal binnenkort duidelijkheid komen of hij daar geplaatst kan worden. Mede vanwege de autisme-diagnose van [minderjarige] is het niet in zijn belang om ter overbrugging tot de (mogelijke) vervolgplek bij [instelling 2] , te wachten binnen een open crisisgroep. De kans dat het daar mis zal gaan is groot, waardoor de plaatsing bij [instelling 2] op het spel kan komen te staan. Daarnaast zit [minderjarige] nog midden in zijn behandeltraject. De gecertificeerde instelling verzoekt om de aangehouden maand uit te spreken en een nieuwe machtiging te verlenen, omdat het niet de verwachting is dat er volgende maand al een plek beschikbaar is voor [minderjarige] . Mocht er binnen de verzochte periode een uitstroomdatum bekend zijn dan zal de gesloten plaatsing worden omgezet naar hybride. Ook zal het einde van de machtiging niet worden afgewacht indien er in die periode al een plek voor [minderjarige] beschikbaar komt.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is ingestemd met het verzochte en refereert hij zich aan het oordeel van de kinderrechter. [minderjarige] vindt het fijn op [instelling 1] en heeft een goede klik met zijn begeleiders. Hij wil graag met verlof naar de moeder en de stiefvader of naar zijn oude buurt.
4.2.
De moeder heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. De moeder geeft aan dat het goed gaat met [minderjarige] op de groep.
4.3.
De stiefvader heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek.
4.4.
Desgevraagd heeft [naam 3] naar voren gebracht dat [minderjarige] flinke stappen heeft gezet. [minderjarige] is een positieve jongen die hier en daar nog wat fouten maakt. Ook houdt [minderjarige] zich goed aan afspraken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] is in een korte periode meerdere keren betrokken geweest bij incidenten. De laatste maanden heeft [minderjarige] laten zien dat hij heeft gewerkt aan zijn gedrag waardoor het aantal incidenten is afgenomen. Er vinden wel nog altijd onwenselijke situaties plaats waar [minderjarige] bij betrokken is. Ondanks deze zorgen heeft [minderjarige] de afgelopen periode positieve stappen gezet. De kinderrechter complimenteert [minderjarige] hiervoor en hoopt dat hij dit kan volhouden en doorzetten. [minderjarige] heeft verschillende vrijheden opgebouwd en laten zien dat hij daarmee om kan gaan. De begeleiding van [instelling 1] spreekt positief over [minderjarige] en heeft vertrouwen in hem. [minderjarige] profiteert van de stabiliteit, structuur en begeleiding van [instelling 1] . De komende periode zal er meer duidelijkheid komen over een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Op dit moment wordt geprobeerd om [minderjarige] bij [instelling 2] te plaatsen. Er zal binnen afzienbare tijd meer bekend zijn over deze plaatsing. Het is niet in het belang van [minderjarige] om hem ter overbrugging van een vervolgplek tijdelijk ergens anders te plaatsen. Op [instelling 1] kan [minderjarige] zijn behandeltraject voortzetten in een stabiele en veilige omgeving die voor hem prettig is. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat [minderjarige] op een gesloten groep verblijft totdat er een vervolgplek beschikbaar is. Op het moment dat er een vervolgplek gevonden is zal [minderjarige] , indien wenselijk, op een hybride groep geplaatst worden zodat hij kan wennen aan een meer open setting. De kinderrechter zal de verzoeken dan ook toewijzen zoals verzocht.
5.3.
De kinderrechter machtigt de gecertificeerde instelling om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de (totale) duur van drie maanden.

6.De beslissing

C/09/674001 / JE RK 24-1848 (verzoek I)
De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 februari 2025 tot 5 maart 2025.
C/09/678631 / JE RK 25/64 (verzoek II)
De kinderrechter:
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 maart 2025 tot 5 mei 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).