ECLI:NL:RBDHA:2025:13548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.18794 en NL25.18795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Congolese Tutsi met risico op ernstige schade bij terugkeer naar DRC

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Congolese eiser, afkomstig uit Noord-Kivu en behorend tot de Tutsi bevolkingsgroep. De eiser heeft op 5 april 2025 asiel aangevraagd, na te zijn geconfronteerd met ernstige bedreigingen en geweld van de FARDC, die zijn familieleden hebben vermoord. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, met het argument dat de eiser zich veilig kan vestigen in Kinshasa, ondanks de onveilige situatie in zijn herkomstgebied. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser bij terugkeer naar de DRC geen reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en recente landeninformatie. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.18794 (beroep) en NL25.18795 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] ,

V-nummer: [v-nummer] , eiser / verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Samenvatting

1. Eiser heeft de Congolese nationaliteit, komt uit Noord-Kivu in de Democratische Republiek Congo (DRC) en behoort tot de Tutsi bevolkingsgroep. Eiser heeft op 5 april 2025 asiel aangevraagd. Eiser heeft verklaard dat zijn ouders, broer en de vrouw van zijn broer door de FARDC [1] zijn vermoord omdat zij Tutsi zijn. Eiser is door de FARDC gearresteerd en mishandeld.
1.1.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen. Verweerder gelooft eisers nationaliteit en herkomst, maar de identiteit en gestelde problemen met de FARDC niet. Eiser heeft geen documenten overgelegd en volgens verweerder niet aannemelijk verklaard. Daarom is geen sprake van gegronde vrees voor vervolging. In Noord-Kivu is sprake van een zogenoemde 15c-situatie. Door de algemene veiligheidssituatie daar kan eiser daar niet naar terugkeren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser bij terugkeer zich wel kan vestigen in Kinshasa en daarom geen reëel risico loopt op ernstige schade.
1.2.
De rechtbank ziet dit anders en volgt verweerder zonder nadere motivering niet in zijn standpunt. Dit gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiser en de overgelegde landeninformatie. Uit de landeninformatie blijkt dat eiser als Tutsi, die ook nog eens geen Lingana spreekt, bij terugkeer naar de DRC daadwerkelijk risico op ernstige schade kan lopen. Verweerder dient hiernaar nader onderzoek te verrichten en het bestreden besluit beter te motiveren.
1.3.
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 april 2025 de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiser is ook een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, D. Bucara als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank en de voorzieningenrechter

Feiten
3. Eiser heeft de Congolese nationaliteit, komt uit Noord-Kivu in de DRC en behoort tot de Tutsi bevolkingsgroep. Hij is geboren op [datum] 1981. Hij spreekt Kinyarwanda [2] .
3.1.
Eiser heeft op 5 april 2025 asiel aangevraagd. Eiser heeft verklaard dat in december 2024 zijn ouders, broer en de vrouw van zijn broer door de FARDC zijn vermoord omdat zij Tutsi zijn. Eiser heeft zich eerst verstopt in hun dorp en is na de begrafenis naar Bukavu gegaan. In februari 2025 ontstonden ook daar gevechten tussen M23 [3] en de FARDC. Hij is toen door de FARDC gearresteerd en mishandeld. Daarna is hij met hulp van een priester ontsnapt uit de gevangenis en gevlucht.
3.2.
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen bij het bestreden besluit.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2 . Problemen met de FARDC.
Verweerder vindt eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers identiteit en de gestelde problemen met de FARDC vindt verweerder niet geloofwaardig.
Eiser heeft geen documenten gegeven met betrekking tot zijn identiteit, heeft daarvoor geen goede verklaring en eisers verklaringen over zijn identiteit en het tweede asielmotief vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser voldoet hiermee niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Er blijkt niet dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Eiser loopt bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade omdat hij zich in Kinshasa kan vestigen. De asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen reguliere verblijfsvergunning. Eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten en krijgt een inreisverbod uitgevaardigd.
4.1.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat alleen artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw dragend is voor het oordeel over eisers gestelde identiteit en dat het niet geloofwaardig achten van de identiteit op zich ook niet dragend is voor het besluit.
Artikel 3 van het EVRM [4]
5. Eiser voert aan dat verweerder zich onvoldoende heeft uitgelaten over het risico op schending van artikel 3 van het EVRM voor eiser bij terugkeer. Verweerder dient dit af te wegen in samenhang met alle relevante omstandigheden en recente landen-informatie. Eiser zegt geen banden te hebben met Kinshasa. Hij verwijst naar medische rapportage waaruit blijkt dat eiser bekend is met maagklachten, de Kamerbrief van 20 maart 2025 over de situatie in de DRC en informatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 4 juli 2025 over de positie van Tutsi’s in Kinshasa, Congo.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen verblijfsvergunning asiel krijgt op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw op grond van het landenbeleid voor de DRC. Dat eiser uit de DRC komt is op zichzelf niet genoeg om een risico op ernstige schade aan te nemen. Voor de regio’s Noord-Kivu, Zuid-Kivu en Ituri geldt dat er sprake is van een uitzonderlijk niveau van willekeurig geweld [5] , waardoor eiser in zijn herkomstgebied mogelijk een risico loopt op ernstige schade. Dit neemt echter niet weg dat er voor eiser gezien het landenbeleid [6] en het feit dat zijn problemen met de FARDC ongeloofwaardig zijn bevonden een binnenlands beschermingsalternatief mogelijk is in Kinshasa in de zin van paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).Uit de Kamerbrief van 20 maart 2025 en de informatie van VWN blijkt niet dat het vestigingsalternatief in Kinshasa niet kan worden tegengeworpen. In de brief wordt niet de situatie in en rondom Kinshasa beschreven en uit de informatie van VWN blijkt dat de situatie van Tutsi’s is verbeterd, aldus verweerder.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer naar de DRC geen reëel risico loopt op ernstige schade. Hierbij is relevant dat eiser een Tutsi is en zijn taal Kinyarwanda en niet Lingana is. Niet duidelijk is welke (landen)informatie verweerder aan zijn standpunt ten grondslag legt. Ter toelichting dient het volgende.
7.1.
De Algemene ambtsberichten over de DRC stammen uit 2019 en 2021. Die uit 2019 vermeldt dat er geen sprake is van een systematische, structurele en georganiseerde discriminatie van Tutsi’s in de DRC, van structureel geweld tegen de Tutsi bevolking of andere Congolezen met een Tutsi-achtergrond en dat Banyamulenge en overige Tutsi- groepen kunnen bescherming krijgen van de autoriteiten.. Die uit 2021 vermeldt dat er
geen gericht geweld plaatsvindt tegen Tutsi’s. De informatie uit beide ambtsberichten is echter relatief oud. Hiermee houdt de rechtbank dus in mindere mate rekening dan meer recente informatie.
7.2.
In de Kamerbrief van 20 maart 2025 is onder meer opgenomen:
Afgelopen maanden heeft zich een aanmerkelijke escalatie van het langslepende conflict in Oost-Congo voorgedaan. De rebellengroep M23 heeft sinds eind januari een groot deel van de provincie Noord-Kivu en delen van Zuid-Kivu in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) onder controle gekregen. Deze opmars was niet mogelijk geweest zonder steun van de Rwandese strijdkrachten. De provinciehoofdsteden Goma en Bukavu zijn ingenomen, en M23 is bezig parallelle administratieve structuren op te zetten in de gebieden onder hun controle. Het kabinet maakt zich zorgen om deze escalatie. De humanitaire situatie in Oost Congo was al ernstig en is verder verslechterd. Meer dan 8 miljoen mensen zijn inmiddels ontheemd geraakt. M23 en andere strijdende partijen maken zich schuldig aan grove mensenrechtenschendingen. De aanwezigheid van Rwandese, Burundese en Oegandese strijdkrachten in Oost-DRC maakt de situatie volatiel en vergroot het risico op een regionale oorlog. De escalatie biedt ook ruimte aan de aan Islamitische Staat gelieerde gewapende groep ADF om haar misdaden tegen burgers, in het bijzonder christenen, uit te breiden.
7.3.
In de informatie van VWN van 4 juli 2025 is onder meer opgenomen:
(…)UNHCR schrijft in een standpunt over terugkeer naar de DR Congo (Bijlage 2 , november 2022) dat het niet passend wordt geacht dat staten internationale bescherming weigeren aan personen afkomstig uit de getroffen gebieden (Noord- en Zuid-Kivu, Ituri en aangrenzende gebieden) op basis van een vestigingsalternatief in andere delen van de DRC,
tenzij de aanvrager sterke en reeds bestaande banden heeft met het voorgestelde ge-
bied.(…)
(…)In een jaarrapport van Amnesty International (Bijlage 6 , 24 april 2024) staat dat verschillende leden van de Tutsi- en Banyamulenge-gemeenschap werden gearresteerd of ontvoerd, vastgehouden en in eenzame opsluiting vastgehouden; anderen kregen te maken
met schijnprocessen of beschuldiging van steun aan M23-rebellen of spionage voor de
Rwandese regering. In mei werd Lazare Sebitereko, een prominent lid van de burger-
maatschappij van de Banyamulenge-gemeenschap in de provincie Sud-Kivu, gearres-
teerd en overgebracht naar Kinshasa, waar hij in afzondering werd vastgehouden in een
cel van de militaire inlichtingendienst.(…)
In een European Union Agency for Asylum (EUAA) vraagbeantwoording van 31 augustus 2023 (Bijlage 3 ) staat dat in het xenofobe discours Rwandees-sprekenden (Rwandofonen), met name Tutsi's en Banyamulenge, vaak werden afgeschilderd als 'vreemdelinge etnische groepen die naar Rwanda zouden moeten terugkeren'. Tijdens de verkiezingen in december 2023 zijn deze vijandelijkheden veranderd in eisen om Rwandofonen uit te sluiten van het kiezersregistratieproces. In Goma en Kinshasa waren er 'talrijke gevallen van intimidatie' om Banyamulenge ervan te weerhouden zich te registreren om te stemmen. Volgens onderzoek naar anti-Banyamulenge en anti-Tutsi haatzaaiende uitlatingen in de DRC hebben haatzaaiende uitlatingen en complottheorieën tegen Banyamulenge ‘hun bereik vergroot en tot de Congolese reguliere politiek doorgedrongen’.
Volgens een rapport van de DRC-expertgroep aan de UN Security Council van 13 juni
2023 (Bijlage 7 ) heeft de crisis in verband met M23 in Noord-Kivu de etnische tegenstel-
lingen tussen de strijdende partijen verscherpt en xenofobie en haatzaaiende taal tegen
de Rwandofone bevolkingsgroepen in de DRC, met name de Tutsi's en de Banyamulen-
ge, aangewakkerd. De rode draad in dit xenofobe discours was het verhaal dat Rwandofonen, waaronder Tutsi's en Banyamulenge, vreemde etnische groepen waren die naar Rwanda moesten terugkeren. Sommige extremistische figuren hebben ook expliciet gedreigd om Rwandofonen te vermoorden. De expertgroep documenteerde verschillende incidenten van lynchpartijen, willekeurige moorden en geweld door menigten, die in oorzakelijk verband stonden met de toename van xenofobe uitlatingen tegen Rwandofonen.(…)
(…)Human Rights Watch (HRW) schrijft op 9 mei 2023 (Bijlage 8 ) dat sinds de opleving van aanvallen van de door Rwanda gesteunde M23-rebellen in 2022, partijen in het conflict
steeds meer een beroep hebben gedaan op etnische vooroordelen, wat heeft geleid tot
een golf van discriminatie tegen Banyamulenge en Tutsi-gemeenschappen, die door
velen in Congo worden beschouwd als aanhangers van de M23.(…)
(…)In het eerder genoemde rapport van Danish Immigration Service (Bijlage 4 , oktober
2022) staat dat een internationale humanitaire organisatie in de DRC verklaarde dat ie-
dereen die met Rwanda geassocieerd wordt, in alle geledingen van de maatschappij met
harde discriminatie te maken krijgt. Bovendien benadrukte de bron dat deze discriminatie
van Rwandabewoners overal in de DRC voorkomt en dat iedereen die behoort tot de
etnische groepen Banya (Banyamulenge, Banyarwanda) en Hutu's en Tutsi's het risico
loopt om gediscrimineerd en lastig gevallen te worden. Ook verklaarde zij dat er sinds
2020 een dramatische toename is van haatzaaiende taal tegen mensen die met Rwanda
worden geassocieerd op sociale media en elders als gevolg van de toenemende span-
ningen tussen de twee landen. Deze toename van haatuitingen is geëscaleerd tot ge-
welddadige aanvallen op Rwandafonen in de DRC, onder meer in Kinshasa.(...)
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de door eiser ingebrachte landeninformatie. Deze informatie is recenter tot veel recenter dan de informatie waarop verweerder zich beroept. Zelfs indien ervan kan worden uitgegaan dat eisers problemen ongeloofwaardig zijn, is het de rechtbank niet duidelijk waarom het veilig is voor eiser om naar Kinshasa terug te keren. De beroepsgrond dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd heeft uitgelaten over het risico op schending van artikel 3 van het EVRM voor eiser bij terugkeer slaagt.
7.5.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking. De rechtbank merkt wel op dat verweerder onvoldoende heeft uitgelegd waarom de verklaringen van eiser over zijn vlucht uit de gevangenis en zijn reis nadien vaag zijn. Aannemelijk is dat de situatie waarin eiser toen stelt te hebben verkeerd, namelijk mishandeld, langdurig in een donkere ruimte te zijn opgesloten en meerdere dagen nauwelijks te hebben gegeten vanwege pijnlijke maagproblemen, van invloed zijn geweest op zijn waarnemingsvermogen. Ook is niet ondenkbaar dat eiser bij zijn vlucht zonder enige tegenprestatie door een priester is geholpen. Dat die hulp bijzonder is, betekent niet dat het vaag is, laat staan niet mogelijk. Verweerder had zijn standpunt in dat kader beter moeten motiveren. Dat eiser ten slotte niet is geconfronteerd met het mogelijk op een dodenlijst te zijn geplaatst vanwege een gesprek bij de begrafenis, acht de rechtbank niet onduidelijk. De chaotische situatie in Noord-Kivu kan hiervoor zeer wel verantwoordelijk zijn. Verweerder had dit erbij moeten betrekken.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder zes weken om een nieuw besluit te nemen.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 april 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Forces Armées de la République Démocratique du Congo, de strijdkrachten van de Democratische Republiek Congo.
2.Dit is de nationale taal van Rwanda, naast het Frans en Engels.
3.Mouvement du 23-Mars, militaire rebellengroep.
4.Het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
5.Paragraaf C7/11.4.2 van de Vc.
6.Paragraaf C7/11.5.2 van de Vc.