ECLI:NL:RBDHA:2025:13573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.8399
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Ethiopische burger met politieke overtuiging en risico op vervolging bij terugkeer

In deze zaak heeft eiser, een Ethiopische burger van de Oromo-bevolkingsgroep, op 15 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 21 februari 2025 afgewezen, met het argument dat de aanvraag ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend. Tijdens de zitting op 10 april 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de risico's die eiser loopt bij terugkeer naar Ethiopië. Eiser heeft verklaard dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten voor de Oromo-beweging, waaronder deelname aan bijeenkomsten en het delen van zijn mening op sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet adequaat heeft gereageerd op de verklaringen van eiser over zijn zichtbaarheid en invloed op sociale media, en dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen gegronde vrees voor vervolging zou hebben.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. G. Tuenter),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. Eiser heeft op 15 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag niet in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit, behoort tot de Oromo-bevolkingsgroep en is geboren op [geboortedatum] 2008. Eiser heeft Ethiopië begin 2023 verlaten vanwege vrees om gerekruteerd te worden als kindsoldaat voor het leger in de regio [naam regio]. Daarnaast is eiser in Nederland politiek actief geworden voor de Oromo-beweging. Bij terugkeer vreest eiser hierdoor vervolgd te worden door de Ethiopische autoriteiten.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Activisme voor de Oromo-beweging
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst worden gevolgd. Ook eisers activisme voor de Oromo-beweging wordt geloofwaardig geacht, aangezien eiser dit met objectieve documenten heeft onderbouwd. Uit eisers verklaringen blijkt volgens de minister echter niet dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Politieke activiteiten van eiser
6. Eiser voert aan dat het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is. Hiertoe betoogt eiser dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar eisers risico op negatieve aandacht bij terugkeer naar Ethiopië. De minister stelt ten onrechte dat eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Eiser is in Nederland politiek actief geworden voor de Oromo-beweging. Eiser heeft aan bijeenkomsten deelgenomen, deze georganiseerd, en houdt toespraken. Van deze bijeenkomsten staan video’s op YouTube, waarin eiser kenbaar is te zien en bij naam wordt genoemd. Ook is hij in deze video’s te zien met een voorman van de oppositie, genaamd [persoon A]. Op zijn eigen sociale media kanalen uit eiser zich ook politiek en heeft hij een aanzienlijke hoeveelheid volgers. Ook maakt hij deel uit van een WhatsApp-groep voor het delen van informatie over deze politieke activiteiten. Het is verder onduidelijk in welke mate de Ethiopische autoriteiten politieke activiteiten in het buitenland controleren. Uit informatie van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) [1] volgt bijvoorbeeld dat een Ethiopiër die in het buitenland erg actief en verbaal is op sociale media en mensen probeert te mobiliseren, zoals eiser dat doet, waarschijnlijk problemen zal ondervinden bij terugkeer. Ook volgt uit deze bron dat er nog steeds monitoring plaatsvindt en toezicht is op telefoonverkeer en sociale media.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat alhoewel eisers politieke overtuiging en politieke activiteiten geloofwaardig zijn, hij bij terugkeer naar Ethiopië geen risico loopt op vervolging. Dit motiveert de minister als volgt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten voor de Oromo-beweging in de negatieve belangstelling staat van de Ethiopische autoriteiten. De minister meent dat eiser weliswaar zichtbaar is op het internet en in video’s op YouTube maar dat eisers naam nergens wordt genoemd. Ook blijkt uit eisers verklaringen niet dat hij berichten plaatst op sociale media met betrekking tot zijn politieke overtuiging. [2] Uit eisers verklaringen kan ook niet worden afgeleid dat deze activiteiten een groot publiek bereiken of moeten worden aangemerkt als werk dat van groter gewicht is dan kritisch werk met een klein publiek. Uit het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van de minister van Buitenlandse Zaken van januari 2022 volgt dat niet actief wordt gemonitord door Ethiopische autoriteiten. [3] Verder is van belang dat eiser zich nooit politiek heeft geuit in Ethiopië [4] en nergens uit blijkt dat zijn activiteiten in Nederland bekend zijn geworden bij de autoriteiten. Ook is van belang dat eiser niet is vertrokken vanwege politieke redenen, maar omdat hij vreesde om geronseld te worden voor het leger.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ondeugdelijk gemotiveerd waarom in het geval van eiser er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging, aangezien er onvoldoende onderzoek is gedaan. . De minister heeft onvoldoende in zijn standpunt de verklaringen van eiser meegenomen over zijn politieke activiteiten en de schriftelijke aanvullingen daarop. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij zich wel politiek uit op sociale media en een groot bereik heeft. Zo deelt hij op TikTok ook video’s van zijn deelname aan bijeenkomsten. [5] Hierop is hij te zien met de sprekers. Deze video’s, met 500 en 8.000 likes, zijn gedeeld met de minister bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Op de in beroep ingediende screenshots van zijn sociale media-accounts, is te zien dat eiser op TikTok 10.000 volgers en op Facebook 4.000 volgers heeft. De stelling van de minister dat eiser zich niet politiek uit op sociale media en een klein bereik heeft op sociale media, wordt gezien bovenstaande niet gevolgd. Ook stelt de minister ten onrechte dat zijn naam niet wordt genoemd in de video’s van de bijeenkomsten die op YouTube en Facebook staan. Zoals eiser zelf terecht in beroep stelt wordt in de video van de bijeenkomst in december 2024, waarvan een link is overgelegd, zijn naam genoemd. [6] In de correcties en aanvullingen zijn andere video’s te zien, waarin eiser duidelijk in beeld is en een toespraak houdt. In die video’s is hij te zien met bekende opposanten van de Ethiopische autoriteiten en is eiser dan ook in verband te brengen met hen. De rechtbank stelt vast dat de minister bovenstaande niet heeft betwist toen dit op de zitting naar voren werd gebracht door eiser. Deze omstandigheden zijn in de besluitvorming niet als zodanig meegenomen. Hierdoor heeft de minister niet in de besluitvorming meegenomen dat eiser zichtbaar zijn politieke activiteiten verricht en deze ook een behoorlijk bereik op sociale media hebben.
6.3.
Daarbij komt dat de minister ten aanzien van het risico op monitoring wijst op het Algemeen ambtsbericht Ethiopië uit november 2022. In het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van januari 2024 staat, zoals eiser stelt, niet veel vermeld over monitoring van de diaspora door de Ethiopische autoriteiten. Wel volgt uit dat ambtsbericht dat monitoring van de diaspora weliswaar geen prioriteit is van de autoriteiten, maar zij wel regeringsgezinde personen in de diaspora aangeven. De Ethiopische overheid heeft daardoor een centrale lijst met personen die zich op sociale media tegen de regering uitspreken. [7] Uit recentere informatie van VWN, waarnaar eiser verwijst, volgt bijvoorbeeld dat als autoriteiten van mening zijn dat een persoon banden heeft met een oppositiegroepering, de autoriteiten hen bij terugkomst op de luchthaven niet zullen vasthouden, tenzij het gaat om een bekend persoon. Wel zullen de autoriteiten op een later moment een ‘follow-up’ uitvoeren. [8] Informatie over Tigrayanen die terugkeren uit het buitenland is weinig te vinden. De autoriteiten beschikten eerder wel over een lijst van Ethiopiërs, in het bijzonder Tigrayanen in het buitenland die onder verdenking of overheidstoezicht staan. [9] Ook in Ethiopië zelf worden burgers gesurveilleerd via afluisteren, fysiek, digitaal, informanten en mogelijk ook financieel. [10] Deze informatie is niet door de minister weerlegd op de zitting. Gelet op de beschikbare landeninformatie is de rechtbank van oordeel dat het door de minister in zijn besluitvorming en op de zitting geschetste beeld te algemeen en te ongenuanceerd is.
Politieke activiteiten bij terugkeer
7. Eiser betoogt verder dat de minister ten onrechte stelt dat eiser niet van plan is zijn activiteiten voort te zetten bij terugkeer. Eiser heeft meer verklaard over de wijze waarop hij zich zou willen uiten bij terugkeer naar Ethiopië, dan wat de minister heeft opgenomen in de besluitvorming. Daarnaast zijn eisers politieke activiteiten nog altijd te zien op sociale media.
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser heeft verklaard dat hij niet van plan is om activiteiten te gaan verrichten bij terugkeer naar Ethiopië. Zo verklaart eiser dat als er zich een gelegenheid voordoet hij zou deelnemen, maar dat er nu geen gelegenheid voor hem is om een demonstratie te organiseren of om zich daar te uiten. Hieruit volgt dat eiser niet van plan is om zich op enige wijze te uiten waardoor hij te vrezen heeft voor vervolging door de autoriteiten. [11] Hierdoor wordt het niet aannemelijk geacht dat eiser in de toekomst in de negatieve belangstelling van de Ethiopische overheid zal komen te staan vanwege zijn politieke overtuiging. Daardoor heeft eiser geen gegronde vrees voor vervolging.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ondeugdelijk gemotiveerd waarom in het geval van eiser er geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging, omdat onvoldoende is ingegaan op eisers verklaringen over de activiteiten die hij bij terugkeer zou willen verrichten. Uit het Informatiebericht 2024/10 [12] volgt dat de minister bij de beoordeling van de gestelde vrees voor vervolging zich richt op de sterkte van de overtuiging en de eventueel geloofwaardige verrichte activiteiten en de daaraan ontleende vrees bij terugkeer. Daarbij moet ook worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer stelt te willen verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn.
7.2.1.
In het nader gehoor in onderhavige zaak heeft de minister aan eiser dergelijke vragen gesteld. [13] Deze worden – voor zover relevant - hieronder weergegeven:
“ Stel jij zou terugkeren naar Ethiopië, zou je dan ook daar door willen gaan met je acties en uitingen zoals hier in Nederland?
Als ik de gelegenheid krijg doe ik dat.
Hoe ziet die gelegenheid eruit?
Als ze mij niet doodschieten omdat ik dat heb gezegd en het is in het belang van de maatschappij dan zou ik het zeker zeggen.
Wat zou je willen doen of zeggen?
Bijvoorbeeld demonstraties organiseren en coördineren via school en op straat en ik wil ook mijn standpunt aan de overheid laten weten op een vreedzame manier.
Hoe zou je dat doen?
Vroeger toen ik klein was heb ik gezien dat ouderen een demonstratie organiseren. Toen was ik klein en heb ik niet deelgenomen, maar als het nu kan wil ik zoiets organiseren en ook deelnemen.
Is dat je standpunt laten weten op een vreedzame manier of bedoel je daar nog wat anders mee?
Ja, gewoon dit. Zeggen dat ik niet door wapens met de overheid wil vechten maar op een vreedzame manier.
Is dat toegestaan in Ethiopië?
Nee.
(…)
Wat betekent dat voor jou?
Dit laat zien dat de weg voor een vreedzame strijd is afgesloten in Ethiopië.
Begrijp ik dus goed dat jij op dit moment geen mogelijkheid ziet zelf een demonstratie te organiseren of je vreedzaam te uiten in Ethiopië?
Klopt”.
Dergelijke verklaringen heeft eiser op de zitting herhaald en benadrukt dat hij zich op dezelfde manier zou willen uiten als hij in Nederland ook doet. Deze verklaringen van eiser zijn niet meegenomen in de besluitvorming. Zoals eiser stelt volgt niet uit zijn verklaringen dat hij zich niet politiek wil uiten in Ethiopië. Eiser verklaart enkel dat hij geen mogelijkheid ziet om bijeenkomsten, zoals deze in Nederland plaatsvinden, te organiseren of bij te wonen in Ethiopië. De minister miskent in zijn standpunt de verklaringen van eiser dat hij zich wil uiten in Ethiopië en dat hij dat nu in Nederland al doet op andere manieren dan alleen zijn betrokkenheid bij de bijeenkomsten. In het nader gehoor en in de correcties en aanvullingen is namelijk ook genoemd dat hij politiek actief is op sociale media en deelneemt aan WhatsApp-groepen waarin politieke activiteiten worden aangekondigd. Hier wil hij ook in Ethiopië mee doorgaan, indien mogelijk. Doordat de minister bovenstaande verklaringen van eiser niet geheel heeft meegenomen in zijn besluitvorming is het besluit onvoldoende gemotiveerd. Voor zover de minister heeft bedoeld dat eiser zich qua politieke overtuiging terughoudend moet uiten bij terugkeer naar Ethiopië, volgt de rechtbank dat niet. Uit vaste rechtspraak volgt immers dat van een vreemdeling niet mag worden verlangd dat hij zich bij terugkeer, om vervolging te voorkomen, terughoudend zal opstellen. [14]
8. Concluderend is het besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. In de besluitvorming heeft de minister namelijk onvoldoende meegenomen dat eiser zich politiek uit op sociale media, een groot bereik heeft op sociale media, hij zichtbaar en kenbaar in beeld is op meerdere video’s op het internet en hij heeft verklaard dat hij zich bij terugkeer in Ethiopië politiek wil uiten. De overige beroepsgronden zullen niet worden besproken, nu deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal de minister dan ook opdragen een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 februari 2025;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Yeniay-Cenik, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser verwijst naar de brief van VWN, “Ethiopië – monitoring binnen-, en buitenland” van 6 maart 2025.
2.Pagina 15 Nader gehoor.
3.Pagina 66 en 67 Ambtsbericht 2022 Ethiopië.
4.Pagina 14 Nader gehoor
5.Pagina 16 Nader gehoor.
6.Hierbij verwijst hij ook naar de specifieke minuut waar eisers naam wordt genoemd.
7.Brief van VWN “Ethiopië – monitoring binnen-, en buitenland” van 6 maart 2025, pagina 1.
8.Brief van VWN “Ethiopië – monitoring binnen-, en buitenland” van 6 maart 2025, pagina 4.
9.Brief van VWN “Ethiopië – monitoring binnen-, en buitenland” van 6 maart 2025, pagina 4.
10.Brief van VWN “Ethiopië – monitoring binnen-, en buitenland” van 6 maart 2025, pagina 3.
11.Pagina 17 en 18 Nader gehoor.
12.Het informatiebericht is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:64.
13.Pagina 17-18 Nader gehoor.
14.ABRvS 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1970.