In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2022. De kinderrechter heeft eerder op 11 april 2025 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening tot 14 juli 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van deze machtiging voor een periode van drie maanden, omdat er zorgen zijn over de thuissituatie van de ouders. De ouders, die beiden in behandeling zijn voor hun verslavingsproblematiek, hebben positieve stappen gezet, maar de kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de minderjarige nog niet voldoende gewaarborgd is. Tijdens de zitting op 1 juli 2025 waren de ouders aanwezig, bijgestaan door een tolk, en de kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders zorgvuldig gewogen. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid om in die periode te werken aan een stapsgewijze terugplaatsing van de minderjarige naar huis. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben het recht om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan.