ECLI:NL:RBDHA:2025:13574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/09/682454 / JE RK 25-528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2022. De kinderrechter heeft eerder op 11 april 2025 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening tot 14 juli 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft verzocht om verlenging van deze machtiging voor een periode van drie maanden, omdat er zorgen zijn over de thuissituatie van de ouders. De ouders, die beiden in behandeling zijn voor hun verslavingsproblematiek, hebben positieve stappen gezet, maar de kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de minderjarige nog niet voldoende gewaarborgd is. Tijdens de zitting op 1 juli 2025 waren de ouders aanwezig, bijgestaan door een tolk, en de kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders zorgvuldig gewogen. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid om in die periode te werken aan een stapsgewijze terugplaatsing van de minderjarige naar huis. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben het recht om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/682454 / JE RK 25-528
Datum uitspraak: 1 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Gouda,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.S. van Haeften te Den Haag,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
gezamenlijk wonend te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 april 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 juli 2025, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 11 april 2025, en de hierin genoemde stukken;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling met bijlagen, ontvangen op 18 juni 2025.
1.3.
De zitting is met gesloten deuren voortgezet op 1 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door N. Meijer, tolk in de Poolse taal;
- de moeder met haar advocaat en bijgestaan door N. Meijer, tolk in de Poolse taal;
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter verwijst voor een weergave van de feiten naar de beschikking van 11 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt tot toewijzing van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, zijnde voor de duur van drie maanden, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Eind mei is [minderjarige] verhuisd van het crisispleeggezin waar hij verbleef, naar het huidige pleeggezin. [minderjarige] ontwikkelt zich goed in dit pleeggezin. Wel lijkt hij nog moeite te hebben met zijn taalontwikkeling en zijn er zorgen over het accepteren van begrenzing. Hij heeft een verhoogde opvoedvraag, wat nog veel aandacht en zorg zal vragen van zijn opvoeders. De begeleide bezoeken tussen [minderjarige] en zijn ouders zijn recent uitgebreid naar twee keer een uur per week. Deze bezoeken verlopen over het algemeen positief. De ouders maken een frissere indruk en proberen het gegeven advies tijdens de bezoeken toe te passen. Hoewel de ouders in de afgelopen periode positieve stappen hebben gezet, zijn de zorgen over een veilige thuissituatie bij de ouders voor [minderjarige] op dit moment nog onvoldoende weggenomen. De moeder is uitbehandeld en geeft aan gestopt te zijn met het middelengebruik, maar de gecertificeerde instelling heeft nog steeds zorgen over een mogelijke terugval, omdat er te weinig bekend is over de reden voor het middelengebruik. De vader is nog in behandeling, en de gecertificeerde instelling heeft een mail ontvangen waarin staat vermeld dat de behandeling van de vader positief verloopt, maar ook bij hem is veel onduidelijkheid over zijn achterliggende problematiek. De gecertificeerde instelling vindt het noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over de achterliggende problematiek van de ouders dat ten grondslag lag aan hun middelengebruik, omdat anders het risico op een terugval te groot is, hetgeen ervoor zorgt dat de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie niet gegarandeerd kan worden. De gecertificeerde instelling acht het wenselijk dat een externe partij wordt betrokken die de begeleide bezoeken niet alleen organiseert, maar ook analyseert. Daarnaast is aanvullende hulpverlening nodig die zicht krijgt op de thuissituatie van de ouders en ondersteuning biedt richting een eventuele terugplaatsing. Ouders kunnen op korte termijn starten bij 2thepoint van [instelling] . Dit betreft een intensief traject waarin duidelijk wordt waar [minderjarige] zal opgroeien en waarbij zicht komt op de opvoedvaardigheden van de ouders. Het traject richt zich op een terugkeer van uithuisgeplaatste kinderen naar huis. Hierbij wordt specifiek gewerkt aan opvoedproblematiek, onveilige thuissituaties, een beperkt netwerk en persoonlijke problemen van de ouders. Het traject zal naar alle waarschijnlijkheid zes tot negen maanden duren. Gedurende het traject, wanneer er positieve signalen zijn en de veiligheid van [minderjarige] kan worden gewaarborgd, zullen al stappen worden gezet om over te gaan tot uitbreiding van de omgang tussen de ouders en [minderjarige] en van uitbreiding van hun zorgtaken tijdens deze momenten. De gecertificeerde instelling is van mening dat er zo zorgvuldig mogelijk te werk dient te worden gegaan, zodat voorkomen kan worden dat [minderjarige] opnieuw onrust en onveiligheid zal ervaren. Wanneer [minderjarige] op korte termijn weer thuisgeplaatst zou moeten worden, zou een gezinsopname nog passend kunnen zijn zodat er intensieve hulpverlening, begeleiding en observatie kan plaatsvinden om zicht te krijgen op de draagkracht en de draaglast van de ouders.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen een verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Het gaat goed met de moeder en de gronden voor een uithuisplaatsing zijn niet langer aanwezig. De moeder heeft haar behandeling succesvol afgerond, gebruikt geen middelen meer en staat open voor hulpverlening. Ook zoekt de moeder in toenemende mate passende ondersteuning in haar sociale omgeving. De moeder is bij alle contactmomenten met [minderjarige] . De momenten verlopen ook goed en de moeder volgt alle adviezen op. De moeder begrijpt dat er grote zorgen waren over de opvoedsituatie bij de ouders, maar zij hebben er alles aan gedaan zodat [minderjarige] weer thuis kan komen wonen. De zorgen rondom de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] kunnen ook worden ondervangen wanneer [minderjarige] weer thuis woont. De moeder verzoekt daarom primair om het verzoek af te wijzen, en subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] slechts te verlengen voor de duur van twee maanden, met afwijzing van het overige, waarbij [minderjarige] voortvarend dient te worden thuisgeplaatst.
4.2.
De vader heeft veel verdriet van de situatie. De ouders kunnen goed voor [minderjarige] zorgen en willen graag dat hij weer thuis komt wonen. Ze hebben veel stress van de situatie. De ouders hebben hard gewerkt en gebruiken beiden geen middelen meer. De ouders zijn bereid te blijven samenwerken met de hulpverlening wanneer [minderjarige] weer thuis woont.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
De ouders hebben in de afgelopen maanden hard gewerkt aan hun verslavingsproblematiek en de kinderrechter is door hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht voldoende overtuigd dat er op dit moment geen middelengebruik plaatsvindt door de ouders. De moeder heeft haar behandeling succesvol afgerond, en ook de behandeling van de vader verloopt positief. Het is verder positief dat tijdens de begeleide omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de ouders wordt gezien dat deze momenten goed verlopen en dat de ouders openstaan voor de adviezen en feedback die na deze momenten gegeven worden. De ouders zijn ook bereid om aan alle nodige hulpverlening mee te werken. Daarom heeft de kinderrechter het vertrouwen dat de veiligheid van [minderjarige] met behulp van de hulpverlening en monitoring in het kader van de ondertoezichtstelling voldoende gewaarborgd zal kunnen worden. De komende twee maanden zal daarom benut moeten worden om [minderjarige] op een zorgvuldige wijze - met de benodigde hulpverlening - terug te laten keren naar huis. De ouders worden daarbij geacht alle mogelijke hulp te benutten en open en eerlijk te blijven in de communicatie richting de hulpverlening en de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van twee maanden, met afwijzing van het overige, zodat er in die twee maanden kan worden gewerkt aan een stapsgewijze thuisplaatsing.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.