ECLI:NL:RBDHA:2025:13575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL:TZ:2500632:R-RK en NL:TZ:2500633:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling tussen verzoekers en Hema Zorgverzekering

In deze zaak hebben de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan Hema Zorgverzekering, omdat niet alle schuldeisers akkoord gingen met hun voorstel voor schuldkwijtschelding. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 geoordeeld dat de verzoekers in een problematische schuldensituatie verkeren, met een totale schuldenlast van € 47.887,91 aan 24 schuldeisers. Hema was de enige schuldeiser die niet akkoord ging met het voorstel van de verzoekers, dat een nulaanbod inhield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de gemeente Den Haag en dat het voorstel het maximaal haalbare is, gezien de omstandigheden van de verzoekers, waaronder arbeidsongeschiktheid en de zorg voor vier minderjarige kinderen.

De rechtbank heeft de belangen van de verzoekers en de schuldeisers afgewogen en geconcludeerd dat het onredelijk is dat Hema weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met het voorstel, wat de rechtbank als een belangrijk argument heeft meegenomen in haar beslissing. De rechtbank heeft Hema opgedragen om in te stemmen met de schuldregeling en heeft het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat dit verzoek niet langer relevant was na de toewijzing van het dwangakkoord. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 juli 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2500632:R-RK en NL:TZ:2500633:R-RK
vonnis van 22 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst] )
en
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1993 te [geboorteplaats 2] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] ,
tegen
Hema Zorgverzekering,
gevestigd te Amsterdam,
vertegenwoordigd door Flanderijn,
hierna: Hema.
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] bevinden zich in een problematische schuldensituatie. Zij hebben een voorstel gedaan aan hun schuldeisers, waarbij de vordering door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, hebben de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] hebben, op basis van de 285-verklaring, de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 47.887,91 aan 24 schuldeisers. Het is de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag hebben zij voor het laatst op 31 oktober 2024 een schuldregeling aangeboden (nulaanbod). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers 0% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van hun vorderingen.
1.2.
Hema is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] hebben een schuld Hema van € 2.897,52, dat is 6,1% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige 24 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor hun schulden te komen hebben de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats willen zij dat de rechtbank Hema dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, willen zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] zijn behandeld op de zitting van 21 juli 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] ,
- [naam 1] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- [naam 2] , gemeente Den Haag,
- [naam 3] , gemeente Den Haag.
2.2.
Hema is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.
2.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verweerschrift van Flanderijn van 18 juli 2025.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] stellen dat het onredelijk is dat Hema het aanbod niet aanvaardt. Volgens hun hebben zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden en kunnen zij niet meer aanbieden dan zij hebben gedaan.
3.2.
Hema stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om de volgende redenen. Hema stelt allereerst dat het voorstel niet voldoende en betrouwbaar is gedocumenteerd. In de door Hema toegezonden saldo opgave staat duidelijk dat zij nog een dossier hebben bij Flanderijn. Flanderijn heeft echter nimmer een verzoek tot saldo opgave ontvangen. Een bedrag van € 1.071,17 is derhalve ten onrechte niet meegenomen in de schuldenlast. Verder is in het voorstel niet aangegeven wie de andere schuldeisers zijn. Hema stelt tevens dat zij een groot financieel belang heeft bij volledige betaling van haar vordering.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Hema weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat in de aangeboden schuldenregeling een tweede vordering van Hema, die ter incasso uit handen is gegeven aan Flanderijn, niet is meegenomen. De gemeente heeft in het kader van de huidige schuldenregeling contact gehad met Flanderijn over andere vorderingen van de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] , maar deze schuld is niet ter sprake gekomen. Ter zitting heeft mevrouw [naam 1] aangegeven het huidige voorstel alsnog naar Flanderijn te sturen. De rechtbank zal gelet hierop de vordering van Hema van € 1071,17 met dossiernummer [nummer 2] alsnog meenemen in dit verzoek. Aangezien het voorstel een nulaanbod betreft zal dit verder geen gevolgen hebben voor de overige schuldeisers.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekers zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] hebben het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] aan hun schuldeisers hebben gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod is gebaseerd op een gezamenlijke Participatiewet-uitkering. De heer [verzoeker] is voorlopig arbeidsongeschikt bevonden. Uit de medische stukken volgt bovendien dat volledig herstel niet mogelijk is. De arbeidsongeschiktheid van de heer [verzoeker] en de situatie met de vier minderjarige kinderen maken dat een hogere afloscapaciteit niet te verwachten is. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat, indien mevrouw [verzoekster] een baan zou vinden, deze inkomsten hoger zullen uitvallen dan de huidige uitkering.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 91% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van Hema.
4.8.
Gelet op de situatie van de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] is ook in de WSNP geen enkele uitkering aan de schuldeisers te verwachten, terwijl toepassing van de WSNP wel tot hoge kosten zou leiden.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, hebben de heer [verzoeker] en mevrouw [verzoekster] geen belang meer bij hun verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Die verzoeken zullen daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Hema, vertegenwoordigd door Flanderijn, (dossiernummers: [nummer 1] en [nummer 2] ) in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst de verzoeken tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.