ECLI:NL:RBDHA:2025:1358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
09/673868 / JE RK 24-1832
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige zorgen over gedrag en gezondheid

Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende een minderjarige. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, omdat er ernstige zorgen zijn over het gedrag en de gezondheid van de minderjarige. De afgelopen periode zijn deze zorgen toegenomen; de minderjarige verwaarloost zichzelf, heeft moeite met haar hygiëne en trekt zich terug van de groep. Er zijn ook zorgen over haar medische situatie, waarvoor nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden. De kinderrechter oordeelt dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de minderjarige de stabiliteit en rust te bieden die zij nodig heeft voor haar ontwikkeling.

De kinderrechter heeft eerder op 21 oktober 2024 al een machtiging verleend voor uitplaatsing in een gesloten accommodatie tot 25 januari 2025. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek om verlenging van de machtiging ingediend, omdat de situatie van de minderjarige is verslechterd. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 waren de moeder, de stiefvader, de vader en de minderjarige zelf aanwezig, waarbij de minderjarige haar mening heeft gegeven. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling bevestigd en de noodzaak van de machtiging onderstreept. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot 25 april 2025, en benadrukt dat er gekeken moet worden naar een vervolgplek voor de minderjarige en naar mogelijkheden voor thuisplaatsing in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/673868 / JE RK 24-1832
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. B. Beekman te Noordwijk.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
Dhr. [de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 21 oktober 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 25 januari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 21 oktober 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 17 januari 2025;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 16 januari 2025.
1.3.
Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
- de moeder en de stiefvader.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van haar advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat Jeanneleny heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 21 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het aangehouden verzoek, dat strekt tot het verlenen van een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, te weten tot 25 april 2025.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen periode is gezien dat het gedrag en welzijn van [de minderjarige] is verslechterd. [de minderjarige] isoleert zichzelf, brengt veel tijd door op haar kamer en vermijdt contact met anderen. Ze is gesloten en emotioneel afstandelijk. Daarnaast zijn er signalen van verwaarlozing en moeite met zelfzorg. Ook zijn er zorgen over de medische situatie van [de minderjarige] . Hiervoor is nog geen medisch onderzoek verricht. [de minderjarige] volgt sinds kort onderwijs in de Pro-klas. Door school is aangegeven dat er extra aandacht nodig is voor discipline en structuur. Er is een vermoeden dat [de minderjarige] een leerachterstand heeft, maar dit is nog niet met zekerheid vastgesteld. Op dit moment wordt onderzocht wat de oorzaak is van de problematiek van [de minderjarige] . Vanwege de toenemende problematiek is er nog geen behandeling gestart. De gecertificeerde instelling acht de kans dat [de minderjarige] terugvalt in haar oude patroon groot indien de machtiging niet wordt verlengd. Het is belangrijk dat [de minderjarige] de komende periode de benodigde hulpverlening ontvangt zodat ze aan haar problematiek kan werken. Op [zorginstelling] ervaart ze de stabiliteit en structuur die ze nodig heeft voor het volgen van deze behandelingen. [zorginstelling] is geen passende plek voor [de minderjarige] op langere termijn. De gecertificeerde instelling is bezig met een intake voor een vervolgplek voor [de minderjarige] bij [behandelcentrum] . Als de machtiging wordt verleend kan de behandeling bij [zorginstelling] tegelijkertijd lopen met de intake bij [behandelcentrum] waardoor er een veilige overplaatsing mogelijk is zodra er een plek voor [de minderjarige] beschikbaar is. Ter zitting is de wens van de vader, de moeder, de stiefvader en [de minderjarige] naar voren gekomen om te werken aan een thuisplaatsing. De gecertificeerde instelling zal dan ook onderzoeken of en op welke manier dit in de toekomst mogelijk is.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [de minderjarige] vraagt de kinderrechter het verzoek van de gecertificeerde instelling af te wijzen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat ze moeilijk tot rust komt op de groep. Ze vindt het ook jammer dat ze met alleen jongens op de groep zit. Ter zitting heeft [de minderjarige] aangegeven dat het beter met haar gaat en dat ze de zorgen van de gecertificeerde instelling niet herkent. [de minderjarige] wil graag naar een hybride groep bij [zorginstelling] zodat ze buiten het terrein naar school kan. Een overplaatsing naar [behandelcentrum] wil ze niet, omdat het ver weg is van haar familie.
4.2.
Desgevraagd heeft de vader naar voren gebracht dat het goed gaat als [de minderjarige] bij hem thuis is. De vader vindt een gesloten machtiging niet noodzakelijk, omdat [de minderjarige] ook bij hem kan wonen.
4.3.
Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat [de minderjarige] zich goed gedraagt als ze bij haar en de stiefvader is. De moeder ziet graag dat [de minderjarige] bij de moeder en de stiefvader komt wonen zodat ze weer samen is met haar broers en zussen.
4.4.
Desgevraagd heeft de stiefvader benoemd dat hij geen zorgen heeft over [de minderjarige] . De stiefvader geeft aan dat [de minderjarige] hulpverlening ook vanuit huis kan volgen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn ernstige zorgen over het gedrag en de gezondheid van [de minderjarige] . De afgelopen periode lijken de zorgen te zijn toegenomen. [de minderjarige] lijkt zichzelf te verwaarlozen en heeft moeite met haar hygiëne. Door de begeleiders van [zorginstelling] wordt gezien dat [de minderjarige] zich terugtrekt en isoleert van de groep. Op dit moment zit [de minderjarige] op een groep met alleen jongens. Dit is, gelet op haar problematiek en verleden, geen passende groep voor haar. Het is voor het welzijn van [de minderjarige] belangrijk dat ze aansluiting kan vinden bij haar groepsgenoten. [de minderjarige] heeft aangegeven graag met één of meer meisjes op de groep te zitten. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat gekeken wordt of dit kan worden gerealiseerd. Daarnaast zijn er zorgen over de medische situatie van [de minderjarige] . Hiervoor dient binnen afzienbare tijd een onderzoek te worden gedaan. Doordat de zorgen de afgelopen periode zijn toegenomen is de hulpverlening voor [de minderjarige] nog niet ingezet. Het is noodzakelijk dat dit de komende periode start. Daarnaast dient er gekeken te worden welke hulpverlening er voor de vader, de moeder en de stiefvader kan worden ingezet. Op het moment dat [de minderjarige] vaker met verlof mag gaan zullen zij geconfronteerd worden met de problematiek van [de minderjarige] waardoor het belangrijk is dat zij daarvoor handvatten krijgen. Het is niet wenselijk dat [de minderjarige] , gelet op haar jonge leeftijd, nog lang op een gesloten groep verblijft. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er gekeken wordt naar een vervolgplek bij [behandelcentrum] en dat ook zal worden onderzocht of plaatsing bij de vader of de moeder en de stiefvader mogelijk is. Op dit moment is het echter nog noodzakelijk dat [de minderjarige] op een gesloten groep verblijft zodat ze de stabiliteit en rust ervaart die ze nodig heeft om zich te richten op haar ontwikkeling. Gelet op de ernst van de zorgen wijst de kinderrechter de verzochte duur van de machtiging dan ook toe.
5.3.
De kinderrechter machtigt de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 januari 2025 tot 25 april 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).