Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige die onder toezicht is gesteld. De minderjarige, geboren in 2011, heeft moeite met emotieregulatie en vertoont heftig gedrag, wat leidt tot spanningen rondom school en leerlingenvervoer. De kinderrechter heeft eerder op 5 november 2024 een machtiging verleend voor uit huis plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 31 januari 2025. In deze beschikking werd het verzoek van de Raad om de machtiging te verlengen tot 5 mei 2025 behandeld. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter benadrukt dat er voldoende hulpverlening moet worden opgezet voordat er gewerkt kan worden aan thuisplaatsing, om te voorkomen dat de minderjarige terugvalt in oud gedrag. De kinderrechter verleent de machtiging voor de resterende duur van drie maanden, met de nadruk op het belang van goede communicatie tussen de zorginstelling en de moeder, en het belang van het bieden van stabiliteit en structuur aan de minderjarige.