ECLI:NL:RBDHA:2025:1361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/09/674210 / JE RK 24-1877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met emotieregulatieproblemen

Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige die onder toezicht is gesteld. De minderjarige, geboren in 2011, heeft moeite met emotieregulatie en vertoont heftig gedrag, wat leidt tot spanningen rondom school en leerlingenvervoer. De kinderrechter heeft eerder op 5 november 2024 een machtiging verleend voor uit huis plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 31 januari 2025. In deze beschikking werd het verzoek van de Raad om de machtiging te verlengen tot 5 mei 2025 behandeld. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter benadrukt dat er voldoende hulpverlening moet worden opgezet voordat er gewerkt kan worden aan thuisplaatsing, om te voorkomen dat de minderjarige terugvalt in oud gedrag. De kinderrechter verleent de machtiging voor de resterende duur van drie maanden, met de nadruk op het belang van goede communicatie tussen de zorginstelling en de moeder, en het belang van het bieden van stabiliteit en structuur aan de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/674210 / JE RK 24-1877
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. G.E.M. Later te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 5 november 2024 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 november 2025 en de machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 31 januari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 5 november 2024;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 16 januari 2025;
  • de schriftelijke update van de Raad van 16 januari 2025.
1.3.
Op 5 november 2024 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , namens de Raad,
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover – in aanwezigheid van zijn advocaat – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 5 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad handhaaft het aangehouden verzoek, dat strekt tot het verlenen van een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, te weten tot 5 mei 2025.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen maanden heeft [de minderjarige] positieve stappen gezet. Hij is goed te reguleren als wordt ingezet op de één-op-één relatie. [de minderjarige] is meerdere dagen per week en in het weekend bij de moeder. Dit verloopt goed en de moeder vraagt om hulp indien nodig. [de minderjarige] is nog altijd afhankelijk van zijn omgevingsfactoren, zoals iemand die hem extern reguleert. Ook wordt er gezien dat [de minderjarige] moeite heeft om zichzelf in toom te houden op momenten dat hij spanningen ervaart. De Raad is dan ook van mening dat er hulpverlening en begeleiding dient te worden ingezet en dat dit goed dient te verlopen voordat gewerkt kan worden aan thuisplaatsing. Als thuisplaatsing te snel wordt opgestart ziet de Raad een risico voor terugval, wat grote gevolgen kan hebben voor [de minderjarige] . Op dit moment doet [de minderjarige] het goed waardoor de Raad het niet wenselijk acht om te snel de volgende stap te zetten. Ook moet er voldoende hulpverlening voor de moeder zijn, zoals opvoedondersteuning. Het is belangrijk dat [de minderjarige] de juiste behandeling krijgt zodat zijn thuisplaatsing voorspoedig zal verlopen. De Raad acht het dan ook wenselijk dat er onderzocht wordt welke hulpverlening passend is voor de problematiek van [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Ter zitting is door [de minderjarige] naar voren gebracht dat hij het heel fijn vindt dat hij vaker bij de moeder is. [de minderjarige] geeft aan dat het niet goed gaat op [zorginstelling] . Hij heeft met niemand een klik, behalve met [naam 4] , zijn co-mentor. Hij heeft een haat tegen groepen en die haat wordt hier vergroot. Ook vindt hij het vervelend dat er nog geen hulpverlening is opgestart en dat hij zijn coach weinig ziet. [de minderjarige] wil graag dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over het contact met zijn coach. Daarnaast spreekt hij zijn wens uit om weer te kunnen sporten.
4.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder ziet dat er hulpverlening nodig is voor [de minderjarige] , maar ze vraagt zich af of plaatsing bij [zorginstelling] hiervoor noodzakelijk is. De afgelopen periode ziet de moeder dat [de minderjarige] ongelukkiger wordt, zich terugtrekt en boos wordt. De moeder heeft het gevoel dat de begeleiding van [zorginstelling] [de minderjarige] onvoldoende motiveert en stimuleert. Ook luistert de begeleiding niet naar de ideeën van de moeder over bijvoorbeeld het klaarmaken van eten voor [de minderjarige] en de mogelijkheid voor [de minderjarige] om te sporten.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling wil dat de hulpverlening stevig wordt opgezet zodat de thuisplaatsing van [de minderjarige] succesvol verloopt. Er zal hulpverlening vanuit de Waag worden ingezet, zoals het FAST-traject en forensische GGZ. Ook kan de Waag thuisplaatsing vormgeven door middel van aanvullende trajecten. [de minderjarige] heeft sinds december 2024 een coach. Deze coach heeft echter nauwelijks contact gehad met [de minderjarige] . De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven contact op te nemen met de coach om te zorgen dat [de minderjarige] wekelijks een aantal uur contact heeft met de coach. Ook zal de gecertificeerde instelling de wens van [de minderjarige] om te sporten op [zorginstelling] voorleggen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd ernstige zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft moeite met zijn emotieregulatie en kan heftig gedrag laten zien. Ook ervaart hij veel spanningen rondom school en het leerlingenvervoer. Er zijn afspraken gemaakt dat [de minderjarige] naar de moeder kan als hij te veel spanningen ervaart en moet wachten op het leerlingenvervoer. Deze afspraken lijken [de minderjarige] te helpen. De afgelopen periode heeft [de minderjarige] laten zien dat hij positieve stappen heeft gezet. De verlofmomenten bij de moeder verlopen voorspoedig en zijn gedrag is goed te reguleren met één-op-één begeleiding. Gelet op de zorgen acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [de minderjarige] de komende maanden nog op [zorginstelling] verblijft. Hier ervaart [de minderjarige] de stabiliteit en structuur die hij nodig heeft. De kinderrechter volgt de Raad en de gecertificeerde instelling in hun standpunt wat betreft de thuisplaatsing van [de minderjarige] . Voordat gewerkt kan worden aan thuisplaatsing dient de benodigde hulpverlening te worden opgezet. Dit is noodzakelijk om te waarborgen dat een thuisplaatsing voorspoedig zal verlopen en [de minderjarige] niet zal terugvallen in zijn oude gedrag. Ook de moeder dient passende hulpverlening en ondersteuning te krijgen. Er zal hulpverlening vanuit de Waag worden ingezet om dit proces te kunnen begeleiden. Naast het inzetten van hulpverlening is het belangrijk dat [de minderjarige] door de begeleiding van [zorginstelling] gemotiveerd en gestimuleerd wordt. [de minderjarige] heeft aangegeven graag te willen sporten en meer contact te hebben met zijn coach. Het is belangrijk dat hier de komende periode voldoende aandacht voor is. Daarnaast benadrukt de kinderrechter dat de communicatie tussen [zorginstelling] en de moeder beter dient te verlopen. De moeder ervaart dat er niet naar haar geluisterd wordt en dat er weinig informatie met haar wordt gedeeld. Zo is de medicatie van [de minderjarige] afgebouwd zonder de reden hiervoor aan de moeder en [de minderjarige] te melden. Aangezien [de minderjarige] aangeeft dat het vaak druk is in zijn hoofd, sinds hij gestopt is met het gebruik van medicatie, is het wenselijk om te onderzoeken of hij wederom medicatie kan gaan gebruiken. Gelet op de ernst van de zorgen wijst de kinderrechter het verzoek toe voor de resterende duur.
5.3.
De kinderrechter machtigt de Raad om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de resterende duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 31 januari 2025 tot 5 mei 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).