In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 juli 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag eveneens verlengd tot dezelfde datum. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel bij de vader woont en dat deze situatie stabiliteit en rust biedt. De moeder, die nog geen eigen woning heeft, heeft erkend dat het op dit moment niet realistisch is om de minderjarige bij haar terug te plaatsen. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, en dit verzoek is door de kinderrechter toegewezen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de jeugdbeschermer betrokken blijft om de noodzakelijke hulpverlening voor zowel de minderjarige als de moeder te waarborgen. De ouders zijn proactief in het zoeken naar passende hulpverlening, en de kinderrechter heeft de verwachting uitgesproken dat met een constructieve samenwerking de situatie van de minderjarige kan worden geborgd en uiteindelijk kan worden afgesloten.