ECLI:NL:RBDHA:2025:13647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling van griffierecht in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had op 24 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf, welke door de minister werd afgewezen. Hiertegen heeft de eiser op 19 september 2022 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 mei 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep is eveneens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 21 november 2023 en bij aangetekende brief van 20 december 2023 in de gelegenheid was gesteld om het griffierecht te betalen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die het verzuim van de eiser kunnen rechtvaardigen. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.