ECLI:NL:RBDHA:2025:13647

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
AWB 23.13467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling van griffierecht in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had op 24 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf, welke door de minister werd afgewezen. Hiertegen heeft de eiser op 19 september 2022 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 1 mei 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit beroep is eveneens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 21 november 2023 en bij aangetekende brief van 20 december 2023 in de gelegenheid was gesteld om het griffierecht te betalen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die het verzuim van de eiser kunnen rechtvaardigen. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13467

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een visum kort verblijf afgewezen.
Eiser heeft op 19 september 2022, door verweerder ontvangen op 12 oktober 2022, bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en op 6 juni 2023 beroep ingesteld tegen het besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) waarbij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt moet op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze bedraagt het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb € 184. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2. Eiser is op 21 november 2023 en bij aangetekende brief van 20 december 2023 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de datum van de brief het griffierecht te betalen. In de brief is ook vermeld dat, als eiser het griffierecht niet of niet binnen deze termijn betaald, de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk kan verklaren.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser het griffierecht niet heeft betaald. Eiser heeft ook geen reden gegeven voor dit verzuim. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat het verzuim niet aan eiser kan worden toegerekend.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is bekend gemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.